BAC 2022-10232
Publicatiedatum 01-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 19 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A en 3 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschriften: 16 september 2022 (UHT-DC I en UHT-DC-I A) en 2 november 2022 (UHT-O OGS B)
Hoorzitting: 23 mei 2024
Overdracht advies aan UHT: 2 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren en het besluit
met kenmerk UHT-DC I deels te herroepen. Tevens adviseert de Commissie het
verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde op 16 september en 2 november 2022 namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 19 augustus 2022 en 3 oktober 2022 met kenmerk UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-O OGS B.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 4 november 2020 telefonisch een herbeoordelingsverzoek ingediend voor de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2007 tot en met 2009 en 2011 tot en met 2013. In overleg met belanghebbende is dit verzoek uitgebreid met de toeslagjaren 2006 en 2010.
- Bij beschikking van 24 februari 2021, met kenmerk UHT-B DMB2, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een forfaitair compensatiebedrag van € 30.000.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 25 april 2022 aan UHT verstuurd. CvW heeft - kort samengevat - geoordeeld dat belanghebbende over de toeslagjaren 2006, 2007, 2010 en 2011 en over de maanden oktober tot en met december 2012 en de maand december 2013 niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel.
- Bij vooraankondiging van 27 juni 2022, met kenmerk UHT-VC I, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij recht heeft op een voorlopig compensatiebedrag van € 59.723. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 30.000 had ontvangen, is nog een bedrag van € 29.723 uitbetaald.
- Bij beschikking van 19 augustus 2022, met kenmerk UHT-DC I, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij over het toeslagjaar 2009 en over de maanden januari tot en met september 2012 en de maanden januari tot en met november 2013 recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 60.004. Omdat belanghebbende al een bedrag van € 59.723 had ontvangen, is nog een bedrag van € 281 uitbetaald.
- Bij beschikking van 19 augustus 2022, met kenmerk UHT-DC-I A, is aan belanghebbende medegedeeld dat zij geen recht heeft op een compensatiebedrag voor de toeslagjaren 2006, 2007, 2010 en 2011 en over de maanden oktober tot en met december 2012 en december 2013.
- Bij brief van 16 september 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 19 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DC-I A.
- Bij beschikking van 3 oktober 2022, met kenmerk UHT-O OGS B, heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2006, 2007, 2010 en2011 en over de maand december 2013 recht heeft op een tegemoetkoming van € 7.270 wegens een onterechte kwalificatie opzet/ grove schuld (hierna: O/GS).
- Bij brief van 2 november 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 3 oktober 2022 met kenmerk UHT-O OGS B.
- Bij e-mail van 27 maart 2023 heeft UHT kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 21 maart 2023 het door of namens belanghebbende ingestelde beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
- Bij brief van 15 juni 2023 heeft gemachtigde de gronden van bezwaar aangevuld.
- UHT heeft op 10 november 2023 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
- Bij brief van 10 mei 2024 heeft gemachtigde gereageerd op de beschouwing van UHT van 10 november 2023.
- Op 23 mei 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- Op 24 mei 2024 heeft gemachtigde aanvullende stukken ingediend.
- Op 6 juni 2024 heeft UHT per e-mail een aanvullende beschouwing ingediend.
- Op 21 juni heeft gemachtigde per e-mail gereageerd op de aanvullende beschouwing van UHT.
- De Commissie heeft de bezwaren behandeld en het hiernavolgende advies opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Gevolgen van de termijnoverschrijding door UHT en artikel 19 Awir
Belanghebbende verzoekt de Commissie advies uit te brengen over de aan UHT op te leggen gevolgen van het overschrijden van de voor UHT geldende (beslis)termijnen. Daarnaast stelt belanghebbende dat B/T op grond van artikel 19 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) destijds binnen een termijn van 9 maanden definitief had moeten beslissen over de KOT over 2012 maar dat niet heeft gedaan.
De Commissie is van oordeel dat deze bezwaren – wat daar verder ook van zij - buiten het bereik van deze (bezwaar)procedure vallen en laat deze daarom verder onbesproken.
Geen persoonlijk dossier en/of onvolledig bezwaardossier
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat zij niet de beschikking heeft over de volledige informatie, omdat zij niet de beschikking heeft over haar persoonlijk dossier en het volledige bezwaardossier. Belanghebbende verzoekt nogmaals om afgifte van het persoonlijk dossier. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, die volgen op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift van UHT met de bijbehorende producties is op 20 maart 2024 door gemachtigde ontvangen. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit. Dat belanghebbende de noodzaak voelt om haar persoonlijk dossier in handen te krijgen, begrijpt de Commissie en zij adviseert UHT daarom zich zoveel mogelijk in te spannen om het persoonlijk dossier aan belanghebbende te verstrekken. Tegelijkertijd is de Commissie van oordeel dat het niet hebben van het gehele persoonlijk dossier belanghebbende niet in de weg staat om op basis van het bezwaardossier inzicht te krijgen in hoe het compensatiebedrag tot stand is gekomen. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. Naar het oordeel van de Commissie is
daarmee in voldoende mate invulling gegeven aan de procedurele waarborgen van de Awb. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Code ‘HOTHOR’ / discriminatie
Belanghebbende voert aan dat in het RKT-bestand staat dat zij in het HOTHOR (hoge toeslag, hoge risico) systeem is opgenomen, maar dat zij daarvan nooit in kennis is gesteld. Daarnaast valt in het RKT-bestand over 2010 te lezen dat belanghebbende van de ‘signaallijst’ af mag. Belanghebbende wil graag weten wat dit betekent. Voorts verwijst belanghebbende naar een publicatie van het College voor de Rechten van de Mens. Uit onderzoek zou blijken dat mensen van buitenlandse komaf aanzienlijk vaker werden geselecteerd voor een HOTHOR signalering dan personen met een Nederlandse achtergrond. Volgens belanghebbende is zij daarom gediscrimineerd. Als dat volgens B/T niet zo is, dan is het aan B/T om dit aan te tonen.
UHT heeft toegelicht dat de opmerking over de ‘signaallijst’ in het RKT-bestand over het toeslagjaar 2010 inhield dat belanghebbende van de HOTHOR-lijst af mocht. In het geval van belanghebbende is dus het kenmerk HOTHOR - hoge toeslag/hoog risico - toegevoegd. Jaarlijks worden door B/T aanvragen voor KOT behandeld die een HOTHOR-signalering (Hoge Toekenning, Hoog Risico) hebben. HOTHOR ontstaat wanneer op basis van een aanvraag of wijziging van KOT een toeslagbedrag wordt berekend dat boven de daarvoor vastgestelde norm van € 20.000 uitkomt. In dat geval komt een automatische melding in het systeem. Er wordt dan een handmatige controle uitgevoerd om te kijken of de aanvraag of wijziging juist is opgegeven. Een dergelijke risico inventarisatie wordt volledig automatisch toegepast bij iedere burger bij het passeren van het normbedrag van € 20.000 en betreft een vorm van regulier
toezicht. Een uitvraag of controle als gevolg van het door B/T gegeven kenmerk HOTHOR dwingt weliswaar tot waakzaamheid bij de beantwoording van de vraag of sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid, maar levert daar op zichzelf niet het doorslaggevende bevestigende antwoord op. Van aanwijzingen dat in het geval van belanghebbende sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of van discriminatie is, uit de ter beschikking staande stukken en de tijdens de hoorzitting gebleken feiten en omstandigheden, onvoldoende gebleken. De Commissie adviseert het bezwaar op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Hoogte van de compensatie
Belanghebbende is van mening dat de compensatieberekening, voor zover die voor haar op basis van de beschikbare stukken te controleren valt, niet correct is.
UHT is in haar schriftelijke reactie van 10 november 2023 en ter zitting ingegaan op de
bezwaren van belanghebbende met betrekking tot de hoogte van compensatieberekening. Ter zitting heeft gemachtigde vervolgens verklaard dat zij instemt met het standpunt van UHT in de schriftelijke reactie met betrekking tot de toeslagjaren 2006 tot en met 2011 en het toeslagjaar 2013. De Commissie adviseert om het bezwaar met betrekking tot component g over het toeslagjaar 2009 conform het standpunt van UHT gegrond te verklaren.
Verrekeningen
Belanghebbende verzoekt UHT toelichting te geven op de uitgevoerde verrekeningen en de bedragen die met de omschrijving ‘Toeslagenaffaire’ zijn verwijderd. De Commissie merkt op dat UHT aan dit verzoek heeft voldaan door met behulp van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) in de schriftelijke reactie per toeslagjaar uit te leggen met welke andere toeslagen de KOT is verrekend. Daarnaast heeft UHT in de schriftelijke reactie uitgelegd dat de bedragen die zijn verwijderd met de omschrijving ‘Toeslagenaffaire’ niet zijn ingevorderd of verrekend. Belanghebbende heeft deze bedragen dus niet hoeven betalen.
Toeslagjaar 2010
Belanghebbende stelt in bezwaar dat over het toeslagjaar 2010 wel sprake is geweest van vooringenomen handelen. Belanghebbende voert aan dat twee kinderen niet zijn meegenomen in de definitieve beschikking en dat de KOT per oktober 2010 is stopgezet. Daarnaast is zij van mening dat zij meer KOT heeft moeten terugbetalen dan het in de beschikking met kenmerk UHT-O OGS genoemde bedrag van € 11.120.
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt dat geen sprake is van
vooringenomen handelen, omdat de neerwaartse bijstellingen over het toeslagjaar 2010 haar grondslag vinden in wijzigingen die door belanghebbende zelf zijn doorgegeven. In het antwoordformulier heeft belanghebbende vermeld dat slechts één van haar kinderen opvang heeft genoten. Dit heeft zij vervolgens herhaald in haar bezwaarschrift van 4 december 2013 tegen de definitieve beschikking KOT over 2010 van 4 december 2013. De Commissie is met UHT van mening dat B/T hier terecht is uitgegaan van de gegevens die door belanghebbende zijn aangeleverd. Daarnaast stelt de Commissie vast dat uit het dossier blijkt dat de definitieve beschikking KOT over het toeslagjaar 2010 ziet op het gehele jaar (prod. 33).
Belanghebbende is over het toeslagjaar 2010 gecompenseerd vanwege een onterechte kwalificatie O/GS en heeft een berekening van deze compensatie ontvangen in de beschikking met kenmerk UHT-O OGS B. UHT heeft in de beschouwing met behulp van het LIC-overzicht toegelicht hoe tot het bedrag van € 11.120 aan teruggevorderde is gekomen. De Commissie adviseert om het bezwaar op deze punten ongegrond te verklaren.
Toeslagjaar 2012
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat over het toeslagjaar 2012 ten onrechte een bedrag van € 9.224 is opgenomen onder component a van de compensatieberekening.
UHT heeft toegelicht dat in tegenstelling tot hetgeen hierover is opgemerkt in de beschouwing het bedrag van € 9.224 onder component a voor het toeslagjaar 2012 wel correct is, omdat dit bedrag naar rato is berekend. UHT heeft compensatie toegekend over de periode januari tot en met september 2012, negen maanden. Derhalve is belanghebbende voor 9/12 van het bedrag van € 12.298, dus € 9.224 gecompenseerd. De Commissie kan UHT volgen in dit ingenomen standpunt.
Vergoeding voor juridische hulp (component m)
In bezwaar vraagt belanghebbende waarom haar geen of onvoldoende compensatie is
geboden voor vergoeding van juridische hulp. Zij stelt specifiek dat zij onterecht geen
vergoeding voor juridische kosten over het toeslagjaar 2008 heeft ontvangen. Belanghebbende heeft een lijst van gevoerde procedures over de toeslagjaren 2009 tot en met 2012 aangeleverd. Belanghebbende stelt daarnaast dat UHT niet bij haar heeft nagevraagd of zij juridische kosten heeft gemaakt.
De Commissie is uit de beschikbare stukken gebleken dat, voor zover sprake is van
(bezwaar)procedures tegen beschikkingen tot (voorlopige) vaststelling van de KOT over de desbetreffende toeslagjaren, deze destijds door belanghebbende zelf zijn gevoerd. Dit geldt ook voor het toeslagjaar 2008. Op grond van artikel 2.2 onderdeel f Wht kan een forfaitaire vergoeding voor juridische kosten slechts worden toegekend voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Nu daarvan op basis van het dossier sprake is, ziet de Commissie geen mogelijkheid om UHT te adviseren opvolging te geven aan het verzoek van belanghebbende. Het feit dat UHT geen navraag over gemaakte juridische kosten heeft gedaan, maakt dit niet anders. Verder heeft UHT toegelicht hoe de vergoeding voor juridische hulp over de toeslagjaren 2009, 2012 en 2013 is berekend. UHT is ingegaan op het aantal procespunten dat aan belanghebbende is toegekend. De berekening van de vergoeding voor juridische hulp is op deze procespunten gebaseerd. De Commissie is van mening dat UHT voldoende gemotiveerd heeft onderbouwd dat de vergoeding voor juridische hulp correct is berekend en adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.
Rentevergoeding over gemiste KOT (component o)
UHT heeft de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT gecontroleerd naar aanleiding van de hoorzitting en te kennen gegeven dat deze component over de toeslagjaren 2008, 2009, 2012 en 2013 te laag is vastgesteld. De Commissie adviseert UHT om het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en de rentevergoeding voor gemiste KOT conform het eigen standpunt te corrigeren in de beslissing op bezwaar en daarbij alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende, vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I naar het oordeel van de Commissie (deels) gegrond is en het bestreden besluit dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om een proceskostenvergoeding in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de bestreden beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A UHT-O OGS B ongegrond te verklaren.
- Het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren in die zin dat:
- component g voor het toeslagjaar 2009 conform de beschouwing wordt gewijzigd;
- de rentevergoeding over gemiste KOT opnieuw wordt berekend;
- de vergoeding voor immateriële schade wordt berekend tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal opnieuw wordt berekend en aangepast;
- Een proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure met betrekking tot de beschikking met kenmerk UHT-DC I toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter