Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10217

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 25 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I en 3 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH5 A en UHT-O OGS B

Hoorzitting: 21 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 januari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
de bezwaren gericht tegen de beschikking van 25 maart 2022 met kenmerk
UHT-DC I gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de
proceskosten toe te kennen. De Commissie adviseert UHT om de overige
bezwaren ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Bezwaarschrift 1
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift d.d. 2 mei 2022 is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 25 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I, waarin aan belanghebbende met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) voor de toeslagjaren 2010 en 2011 een compensatie is toegekend van € 42.173,- .

Bezwaarschriften 2 en 3
De door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 7
september 2022 zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 3 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, waarin haar wordt meegedeeld dat zij voor het toeslagjaar 2008 niet in aanmerking komt voor een compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid.

Bezwaarschrift 4
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 7
september 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 3 augustus 2022 met kenmerk UHT-O OGS B, waarin aan belanghebbende voor het toeslagjaar 2008 een tegemoetkoming Opzet/Grove Schuld (hierna: O/GS) wordt toegekend van € 375,-.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten
beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn
genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht. Gelet op het voorgaande
moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 mei 2020 verzocht om een herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2005 en 2009 tot en met
    2012.
  • In overleg met belanghebbende heeft herbeoordeling plaatsgevonden van de jaren 2008, 2010 en 2011.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 29 juli 2021 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende het toeslagjaar 2008 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • Bij beschikking van 25 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I is aan belanghebbende medegedeeld dat aan haar voor de toeslagjaren 2010 en 2011 een compensatie is toegekend van € 42.317,-.
  • Bij brief van 2 mei 2022, ontvangen op 3 mei 2022, heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Bij beschikkingen van 3 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A is aan belanghebbende medegedeeld dat zij voor het toeslagjaar 2008 geen recht heeft op compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid.
  • Bij brief van 7 september 2022, ontvangen op 8 september 2022, heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikkingen.
  • Bij beschikking van 3 augustus 2022 met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT aan belanghebbende voor het toeslagjaar 2008 een O/GS-tegemoetkoming toegekend van € 375,-.
  • Bij brief van 7 september 2022, ontvangen op 8 september 2022, heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Bij brief van 4 september 2023 heeft gemachtigde de bezwaren aangevuld.
  • UHT heeft op 15 januari 2024 een schriftelijk reactie ingediend.
  • Bij email van 25 januari 2024 heeft gemachtigde de gronden van het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I van 25 maart 2022 aangevuld.
  • UHT heeft op 5 maart 2024 een aanvullende schriftelijke reactie ingediend ten aanzien van het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I.
  • Op 21 juni 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 7 augustus 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend. Gemachtigde heeft daar op 21 augustus 2024 op gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Schending van het motiveringsbeginsel
Belanghebbende stelt allereerst dat de bestreden besluiten in strijd zijn met het
motiveringsbeginsel, omdat enkele onderliggende stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit ontbreken. Meer concreet stelt belanghebbende dat zij niet de beschikking heeft over het ‘overzicht (uit)betalingen en/of verrekeningen’.
Belanghebbende is daardoor niet in staat om de juistheid van de compensatieberekening te controleren. UHT heeft hierop in de schriftelijke beschouwing gereageerd en gesteld dat voor zover de beschikking onvoldoende was gemotiveerd, enig gebrek met de schriftelijke beschouwing en de daarbij gevoegde stukken is hersteld.

De Commissie kan UHT volgen in dit standpunt. De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de schriftelijke beschouwing en een uitgebreide uitleg met behulp van SASoverzichten, overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC) alsmede de overige producties in het dossier, de compensatieberekening en de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Het hiervoor door belanghebbende specifiek genoemde ontbrekende stuk maakt onderdeel uit van het bezwaardossier zoals dat ter inzage heeft gelegen en tijdig aan belanghebbende en gemachtigde is verstrekt. Het bezwaar treft in zoverre geen doel.

Geen persoonlijk dossier, schending equality of arms, ontbreken stukken
Belanghebbende stelt in bezwaar dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In haar ogen wordt ze in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en zij daardoor ook niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft een belanghebbende voorafgaand aan de
hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De verweerschriften met de bijbehorende producties zijn op 18 april 2024 aan gemachtigde ter beschikking gesteld. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende (tijdig) kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat er in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij het door UHT genomen besluit. De Commissie ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad. De Commissie adviseert UHT reeds hierom om de op dit punt ontwikkelde bezwaren ongegrond te verklaren.

Wettelijke rente over het bedrag van de Catshuisregeling (€ 30.000,-)
Belanghebbende stelt dat, aangezien er nooit een besluit is genomen op basis van de
lichte toets, maar zij wel als gedupeerden is aangemerkt in de integrale beoordeling,
wettelijke rente over het bedrag van de Catshuisregeling, zijnde € 30.000,-, moet
worden vergoed. De Commissie onthoudt zich van het geven van advies over dit punt,
aangezien het buiten de reikwijdte van haar bevoegdheden valt zoals vastgelegd in artikel 3 van de Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie Hersteloperatie
Toeslagen.

Beoordeling compensatieberekening 2010 en 2011
De Commissie zal hier verder ingaan op de hoogte van het compensatiebedrag.
Belanghebbende voert aan dat de compensatieberekening niet inzichtelijk is
gemotiveerd en de hoogte onjuist is vastgesteld.

De aan belanghebbende toegekende compensatie bestaat op grond van artikel 2.2 Wht uit verschillende componenten. De hoogte van die componenten is bepaald in artikel 2.3 Wht. In haar schriftelijke beschouwing heeft UHT die componenten en de hoogte hiervan concreet toegelicht en gecontroleerd. Daarbij is UHT tot de conclusie gekomen dat de bij de definitieve beschikking gemaakte compensatieberekening op een aantal onderdelen aangepast dient te worden.

UHT heeft vastgesteld dat onderdeel o) (rentevergoeding gemiste KOT) voor de
toeslagjaren 2010 en 2011 niet correct is berekend. Het bedrag voor 2010, aanvankelijk vastgesteld op € 3.320,-, wordt aangepast naar € 3.334,-. Voor 2011 wordt het eerder vastgestelde bedrag van € 4.475,- aangepast naar € 4.496,-.

UHT acht het bezwaar op dit punt gegrond en zal de compensatieberekening aanpassen in de beslissing op bezwaar. UHT heeft daarnaast aangegeven dat, overeenkomstig het beleid van UHT in zaken waarin het bezwaar (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, bij de berekening van de vergoeding voor immateriële schade - in afwijking van de Wht - als einddatum de datum van de beslissing op bezwaar zal worden gehanteerd (onderdeel n in de compensatieberekening).

Tot slot zal door UHT ook de hoogte van de aanvullende vergoeding van 1% over het
subtotaal in de beslissing op bezwaar worden aangepast (onderdeel p in de
compensatieberekening).

De Commissie adviseert UHT om aan de in de beschouwing gedane toezegging gevolg te geven en de compensatieberekening aan te passen conform de in de beschouwing
opgenomen toezeggingen.

Beslagvrije voet 2008
Belanghebbende stelt dat B/T in het toeslagjaar 2008 geen rekening heeft gehouden met haar beslagvrije voet en dat daarom sprake is van hardheid van het stelsel.

De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in
artikel 475c sub j Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen, valt bovendien buiten de reikwijdte van de begrippen vooringenomen handelen en hardheid van het stelsel binnen het kader van de Wht en daarmee buiten de reikwijdte van de huidige bezwaarprocedure. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Berekening O/GS-tegemoetkoming 2008
Belanghebbende stelt dat het totaalbedrag dat zij heeft terugbetaald over het toeslagjaar 2008 hoger is dan € 1.249,-. Zij betoogt dat de O/GS-tegemoetkoming daarom eveneens hoger zou moeten zijn.

De Commissie overweegt dat voor het toeslagjaar 2008 sprake was van een onterechte kwalificatie O/GS. UHT heeft naar aanleiding hiervan een tegemoetkoming toegekend op grond van artikel 2.6 Wht.

In haar schriftelijke reactie heeft UHT de berekening van de O/GS-tegemoetkoming
voldoende toegelicht. In hetgeen belanghebbende daartegenin heeft gebracht, ziet de
Commissie geen aanleiding om aan de juistheid van die berekening te twijfelen. De
Commissie adviseert UHT daarom om dit bezwaar ongegrond te verklaren.

Berekening immateriële schadevergoeding; startdatum
Belanghebbende stelt dat het, bij gebrek aan de onderliggende stukken, niet mogelijk is om na te gaan of de vastgestelde startdatum – en daarmee de vergoeding voor de
immateriële schade – juist is vastgesteld.

De Commissie overweegt dat de startdatum van de vergoeding voor de immateriële
schade op grond van artikel 2.3 lid 4 van de Wht dient te worden gesteld op de
dagtekening van een eerste beschikking tot het verminderen of niet toekennen van KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor KOT die een direct gevolg is van (onder meer) vooringenomen handelen van B/T. UHT hanteert echter een beleid dat ten gunste van belanghebbenden uitgaat van de datum waarop de eerste interne vooringenomen handeling door B/T plaatsvond. De Commissie stelt vast dat UHT de datum van 24 maart 2011 als startdatum heeft gehanteerd. Deze datum komt overeen met de behandelstap van 24 maart 2011 in het RKT-overzicht 2010 (productie 63), die door UHT als vooringenomen is aangemerkt. De Commissie adviseert UHT als begindatum uit te (blijven) gaan van 24 maart 2011, hetgeen in de schriftelijke beschouwing van 5 maart 2024 door UHT ook is toegezegd.

Niet-herbeoordeelde toeslagjaren 2006, 2007, 2009 en 2012 tot en met 2015
Belanghebbende voert verder aan dat zij heeft verzocht om (ook) de toeslagjaren 2006, 2007, 2009 en 2012 tot en met 2015 te herbeoordelen. UHT heeft in haar aanvullende schriftelijke reactie hierop aangegeven dat het verzoek om herbeoordeling van voornoemde jaren in behandeling is genomen.

De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van
de hiervoor genoemde jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien
deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen. In zoverre treft dit bezwaar geen doel.

Proceskostenvergoeding
Nu de bezwaren gericht tegen het besluit met kenmerk UHT-DC I deels gegrond zijn en
leiden tot herroepen van het besluit adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vragen deels ontkennend deels bevestigend beantwoordend, aan UHT tevens de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie UHT om:

  • de bezwaren gericht tegen de beschikking van 25 maart 2022 met kenmerk UHTDC I deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen en deze beschikking in zoverre te herroepen;
  • de bezwaren gericht tegen de beschikkingen van 3 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, UHT-DH5 A en UHT-O OGS B ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding van de proceskosten voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van twee procespunten met wegingsfactor twee tegen het hoogste tarief.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter