BAC 2022-10148
Publicatiedatum 06-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 mei 2021 met kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 5 september 2022
Hoorzitting: 9 december 2022
Overdracht advies aan UHT: 10-2-2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de beschikking tot afwijzing van compensatie ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag van 7 mei 2021 met als kenmerk UHT-DC I van de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT).
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) werd aan belanghebbende geen compensatie toegekend over de in die beschikking genoemde jaren.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304) vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 7 mei 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft bij brief van 29 april 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: kot).
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 9 april 2021 aan UHT toegestuurd.
- Bij beschikking van 7 mei 2021 is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2005, 2007, 2008, 2010, 2011, 2014, 2015, 2016, 2017 en 2018.
- Bij beschikking van 8 juni 2021 is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op compensatie kot voor de jaren 2006, 2009, 2012 en 2013 en werd een compensatie toegekend van € 46.849.
- Gemachtigde heeft bij brief van 5 september 2022, ingekomen 5 september 2022, tegen het besluit van 7 mei 2021 een bezwaarschrift ingediend.
- Op 27 oktober 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Gemachtigde heeft bij brief van 5 december 2022, verzonden per email, de gronden van het bezwaarschrift aangevuld.
- Op 9 december 2022 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit verslag is achter het advies gevoegd.
- Bij e-mail van 26 januari 2023 heeft gemachtigde een nadere reactie gestuurd.
Ontvankelijkheid
Het bezwaarschrift is te laat ingediend. UHT is van mening dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. De Commissie deelt dat standpunt. Het bezwaar
voldoet ook overigens aan de daaraan gestelde eisen en is ontvankelijk.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om na de integrale beoordeling het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.
De Commissie stelt vast dat belanghebbende haar bezwaren heeft beperkt tot de jaren
2015 tot en met 2018, zodat het bezwaarschrift zich uitsluitend nog richt op de afwijzing van compensatie voor deze jaren.
In het bestreden besluit is per toeslagjaar aangegeven of en om welke redenen de kot is aangepast of niet is verstrekt. Bij het besluit is het advies van CvW gevoegd. Dat advies is door UHT gevolgd. In de schriftelijke reactie is het besluit nader toegelicht.
In het jaar 2015 heeft een correctie plaats gevonden, nadat op 7 augustus 2015 door B/T een melding stopzetting kot is ontvangen. Voor de jaren 2016, 2017 en 2018 heeft
belanghebbende geen kot aangevraagd en evenmin ontvangen.
Belanghebbende stelt dat zij de melding stopzetting niet zelf heeft gedaan. Wel heeft zij zelf, zoals zij bij mail van haar gemachtigde van 26 januari 2023 heeft verklaard, de
kinderopvang stopgezet. Zij durfde daar geen gebruik meer van te maken door de
eerdere terugvorderingen en de financiële onzekerheid die daaruit voortkwam.
Nu vast staat dat belanghebbende geen gebruik meer maakte van kinderopvang, staat
daarmee ook vast dat belanghebbende evident geen recht had op kot. Van compensatie kan dan ook geen sprake zijn.
Voor zover er sprake zou zijn van een situatie waarin belanghebbende vanwege het
handelen van B/T in eerdere jaren geen kot meer heeft durven aanvragen en geen
kinderopvang meer durfde af te nemen, zal dit beoordeeld moeten worden in het kader van een verzoek tot toekenning van aanvullende compensatie voor werkelijke schade als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 Whot. Een dergelijk verzoek kan worden ingediend bij UHT, waarna UHT dit verzoek ter advisering voorlegt aan de Commissie Werkelijke Schade.
Conclusie
De Commissie adviseert het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter