Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-10100

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 22 juli 2022 met kenmerk UHT-DC

Ontvangst bezwaarschrift: 12 september 2022

Hoorzitting: 6 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 16 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Door gemachtigde is namens belanghebbende op 9 september 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking UHT–DC van 22 juli 2022. In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 57.310 toegekend voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht wordt de bestreden beschikking geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 27 mei 2021 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van de
    kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2010 tot en met 2016.
  • Bij beschikking van 16 oktober 2021 heeft UHT naar aanleiding van de lichte toets
    een forfaitair bedrag van € 30.000 toegekend.
  • Bij brief van 21 april 2022 (UHT-VC) wordt aan belanghebbende een voorlopige
    compensatiebedrag van € 56.654 toegekend voor toeslagjaren 2008, 2009 en 2010.
  • Bij beschikking van 22 juli 2022 (UHT-DC) wordt aan belanghebbende een definitief
    compensatiebedrag van € 57.310 toegekend voor toeslagjaren 2008, 2009 en 2010.
  • Op 9 september 2022 heeft gemachtigde een pro forma bezwaarschrift ingediend.
    Dit bezwaarschrift is op 12 september 2022 door UHT ontvangen.
  • Op 9 augustus 2023 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 30 november 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 6 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
  • De Commissie heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijkheid van het bezwaarschrift is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Zorgvuldigheidsbeginsel:
Belanghebbende voert aan dat het bezwaardossier niet compleet is en niet inzichtelijk is hoe het compensatiebedrag is vastgesteld.

De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op
bezwaar van UHT, zoals volgt op de adviezen van de Commissie, kan een
belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een
belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften
van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift, met alle van belang zijnde producties is aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Verder overweegt de Commissie dat de bedragen in de compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen. De Commissie is
van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie, de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna: LIC-overzichten) en de overige producties, de compensatieberekening, de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd en zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Commissie adviseert het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

Compensatieberekening:
De Commissie heeft vastgesteld dat in de compensatieberekening op een aantal
componenten een onjuiste berekening is gehanteerd, soms in het voordeel van
belanghebbende, soms niet. Voor toeslagjaar 2010 heeft de onjuiste berekening geleid
tot een hogere compensatie dan waar belanghebbende bij een juiste toepassing van de forfaitaire regeling recht op zou hebben gehad. Belanghebbende is gecompenseerd voor geheel 2010, terwijl de kinderopvang per 1 april 2010 is gestopt. Met betrekking tot component f voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 aan compensatie voor juridische bijstand een bedrag van € 10.626 toegekend in plaats van € 7.590 voor elk van deze jaren.

Bij het vaststellen van de rentevergoeding over de gemiste KOT voor de jaren 2008 en
2009 (regel o van de compensatieberekening) is voor beide toeslagjaren een lager
bedrag toegekend dan waar belanghebbende bij een juiste toepassing van de forfaitaire regeling recht op heeft. Voor 2008 gaat het om € 1.805 in plaats € 1.468 en voor 2009 gaat het om € 2.402 in plaats van € 2.069.

Het uit artikel 7:11 van de Awb voortvloeiende verbod van reformatio in peius betekent dat het indienen van een bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat de indiener via de heroverweging door het bestuur in een slechtere positie geraakt, dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn.

De Commissie overweegt dat om te kunnen beoordelen of het resultaat van de
wijzigingen nadelig is voor belanghebbende, het resultaat van de compensatieberekening in de bestreden beschikking dient te worden vergeleken met het resultaat van de nieuwe compensatieberekening in de beslissing op bezwaar. Deze nog uit te voeren herberekening mag er niet toe leiden dat belanghebbende in een slechtere positie geraakt vergeleken met de definitieve beschikking van 22 juli 2022 met kenmerk UHTDC, waartegen het bezwaar is gericht.

Het standpunt van UHT om de diverse componenten over de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 ongewijzigd in stand te laten, kan de Commissie volgen. Belanghebbende raakt hierdoor niet in een slechtere positie of anderszins is tekortgedaan. De Commissie stelt vast dat na interne verrekening van alle toeslagjaren belanghebbende geen recht heeft op meer compensatie dan het toegekende definitieve compensatiebedrag. De Commissie acht het standpunt van UHT, om de compensatieberekening niet aan te passen, navolgbaar. De Commissie adviseert de bedragen, in het voordeel van belanghebbende, ongewijzigd in stand te laten en het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

De Commissie merkt op dat het voorgaande niet wegneemt dat het voor belanghebbende inzichtelijk moet zijn welke bedragen met elkaar zijn verrekend. De Commissie adviseert UHT om, zoals zij ook ter zitting heeft toegezegd, bij de beslissing op bezwaar eveneens een nadere toelichting bij te voegen met de berekening van de interne compensatie.

Overige gronden van bezwaar
De Commissie volgt de stelling van gemachtigde dat er geen oudergesprek heeft
plaatsgevonden niet. Uit de stukken blijkt dat er een oudergesprek is gevoerd op 8
februari 2022 met dochter van belanghebbende, die toen als gemachtigde van belanghebbende optrad.

De Commissie volgt de stelling van gemachtigde om de rentevergoeding gemiste KOT
door te berekenen tot aan de datum van beslissing op bezwaar niet. UHT heeft ter zitting aangegeven dat de rentevergoeding gemiste KOT zoals gewoonlijk wordt doorberekend tot aan de datum van de definitieve compensatiebeschikking. De Commissie onderschrijft dit standpunt. De hoogte van de vergoeding van de gemiste KOT wijzigt immers niet.

Tot slot merkt de Commissie op dat deze bezwaarschriftprocedure alleen betrekking
heeft op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade
bestemd.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de gemaakte kosten voor rechtsbijstand in onderhavige procedure. Nu de bezwaren tegen de bestreden beschikking ongegrond zijn en niet leiden tot herroeping van de beschikking, komt
belanghebbende op grond van artikel 7:15, tweede lid van de Awb niet in aanmerking
voor de toekenning van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.
  • het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikkingen in stand te laten;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter