BAC 2022-10070, BAC 2022-04151
Publicatiedatum 09-11-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten: 16 december 2021 met kenmerk UHT CHR GU en 14 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-1 A en UHTDHS A
Ontvangst bezwaarschriften: 26 januari 2022, 8 augustus 2022 en 11 augustus 2022
Hoorzitting: 16 december 2022
Overdracht advies aan UHT: 31 januari 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door (hierna: gemachtigde), namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikking voorgenomen afwijzing lichte toets van 16 december 2021 (kenmerk UHT CHR GU), beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 14 juli 2022 (kenmerk UHT-DHS A) en definitieve beschikking afwijzing compensatie KOT van 14 juli 2022 (kenmerk UHT-DC-1 A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Whot) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de
hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Whot werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Whot bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Whot.
Procesverloop
- Belanghebbende heelt op 22 maart 2021 telefonisch verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2005 t/m 2009 en 2014.
- Bij beschikking van 16 december 2021 heeft UHT belanghebbende bericht dat zij op basis van de eerste toets geen voorschot van € 30.000 krijgt.
- Bij brief van 25 januari 2022, ingekomen op 26 januari 2022, heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen dit besluit.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heelt haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 30 juni 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid dan wel van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 49 lid 3 onder b Awir.
- Bij beschikking van 14 juli 2022 met kenmerk UHT-DH5 A en bij definitieve beschikking van 14 juli 2022 met kenmerk UHT-DC-I Ais belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie voor de jaren 2005 t/m 2009 en 2014.
- Bij brief van 4 augustus 2022, ingekomen op 8 augustus 2022, en bij brief van 8 augustus 2022, ingekomen op 11 augustus 2022, heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze besluiten.
- Op 3 november 2022 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
- Op 16 december 2022 heeft ten behoeve van de bezwaarschriften van belanghebbende een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat achter het advies is gevoegd.
Vaststaande feiten
- De tegemoetkoming kinderopvang (KOT) over 2005 is bij voorschotbeschikking van 15 april 2005 vastgesteld op € 17.020 en bij herziene beschikking van 21 november 2007 vastgesteld op € 17.810.
- De KOT over 2006 is bij spoedvoorschotbeschikking van 14 februari 2006 vastgesteld op € 4.950 en bij voorschotbeschikking van 2 oktober 2006 vastgesteld op € 5.400.
- De KOT over 2007 is bij voorschotbeschikking van 11 december 2006 vastgesteld op € 5.400 en bij definitieve beschikking van 5 augustus 2009 vastgesteld op € 5.676.
- De KOT over 2008 is bij voorschotbeschikking van 4 december 2007 vastgesteld op € 5.676 en bij definitieve beschikking van 24 september 2009 vastgesteld op € 5.965.
- De KOT over 2009 is bij voorschotbeschikking van 11 december 2008 vastgesteld op € 5.891 en bij definitieve beschikking van 16 augustus 2011 vastgesteld op € 6.030.
- De KOT over 2014 is bij voorschotbeschikking van 27 december 2013 vastgesteld op € 7.853. Belanghebbende heeft de KOT op 23 december 2013 stopgezet met ingang van 22 januari 2014 waardoor de KOT neerwaarts is gecorrigeerd naar een bedrag van € 443.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften tijdig zijn ingediend en dat het ook overigens voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Motivering beschikking van 16 december 2021
De beschikking van 26 januari 2022 waarin UHT aan belanghebbende meedeelde:
"Helaas zien wij nu geen reden om u € 30.000 uit te betalen" bevat, na die
mededeling, slechts een algemeen gestelde opsomming van argumenten die reden voor het niet toekennen van de uitkering op grond van de Catshuisregeling zouden kunnen zijn. Niet wordt uitgelegd waarom UHT op 26 januari 2022 nog niet in staat was om te beoordelen of zich in het geval van belanghebbende een van die gevallen voordeed. Daarom kan deze argumentatie niet worden aangemerkt als een deugdelijke motivering van de beschikking als bedoeld in artikel 3:46 en 3:47 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Bij beschikking van 14 juli 2022 heeft UHT inmiddels wel duidelijkheid verschaft over de reden waarom zij voor de jaren 2005 t/m 2009 en 2014 niet tot toekenning van een
uitkering op grond van de Catshuisregeling over is gegaan. Daarin heeft UHT per
toeslagjaar toegelicht waarom belanghebbende niet in aanmerking komt voor
compensatie. De Commissie is van oordeel dat met de beschikking van 14 juli 2022 en
het advies van de CvW het bestreden besluit voldoende is onderbouwd.
Motivering beschikking van 14 juli 2022
In de beschikkingen van 14 juli 2022, waarin UHT belanghebbende meedeelde dat zij op basis van de integrale beoordeling geen recht heeft op compensatie, is voor de jaren 2005 t/m 2009 en 2014 per jaar toegelicht waarom de Belastingdienst/Toeslagen
(hierna: B/T) niet institutioneel vooringenomen heeft gehandeld en waarom er geen
sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 49 lid 3 onder b Awir.
Weliswaar heeft UHT de toelichting bij het uitbrengen van de bestreden beschikkingen
niet onderbouwd met de op de zaak betrekking hebbende stukken, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De
Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van LIC-overzichten en overige producties
de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd.
Ontbreken persoonlijk dossier
Gemachtigde stelt dat belanghebbende wordt geschaad in haar verweer omdat het
persoonlijk dossier ontbreekt. Conform artikel 7:4 tweede lid Awb moet UHT het
bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week voor belanghebbende ter inzage leggen. Het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 4 november 2022 toegezonden aan gemachtigde. Hiermee hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan het bestreden besluit.
Vooraankondiging compensatie
Belanghebbende heeft geen vooraankondiging ontvangen, waardoor zij niet in de
gelegenheid is gesteld haar zienswijze destijds kenbaar te maken. Naar aanleiding van dit onderdeel van het bezwaar overweegt de Commissie als volgt. Belanghebbende heeft in het kader van de bezwaarprocedure de gelegenheid gekregen en benut om haar bezwaren verder te ontvouwen en te onderbouwen. Belanghebbende heeft ook niet om aanhouding van de behandeling van haar bezwaarschrift gevraagd. Dat leidt tot de conclusie dat dit bezwaaronderdeel niet tot het door belanghebbende gewenste resultaat kan leiden.
Terugvorderingen
Verder heeft gemachtigde aangevoerd dat er bij terugvorderingen door de B/T geen
rekening is gehouden met de beslagvrije voet. De Commissie kan dit standpunt niet
volgen. De door UHT overgelegde LIC-overzichten laten zien dat er voor de toeslagjaren 2006 t/m 2009 geen terugvorderingen hebben plaats gevonden. De neerwaartse correctie over toeslagjaar 2005 is naar aanleiding van de bezwaarprocedure bijgesteld, waardoor belanghebbende niets moest terugbetalen. In het LIC-overzicht voor toeslagjaar 2005 zijn dan ook geen verrekeningen door de B/T of betalingen door belanghebbende terug te zien. In het LIC-overzicht voor het toeslagjaar 2014 is te zien dat de KOT voor dat jaar is verrekend met de motorrijtuigenbelasting voor het jaar 2013 voor een bedrag van € 82. In dat overzicht is ook te zien dat belanghebbende een bedrag van € 129 heeft terugbetaald in vijf termijnen van € 20 en één termijn van € 29. Uit de stukken is het de Commissie niet aannemelijk geworden dat belanghebbende door deze verrekening en betalingen onder de beslagvrije voet terecht is gekomen.
Gelet op een en ander is de Commissie van mening dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2014 geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door de B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over toeslagjaar 2014 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van het stop zetten van de KOT opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven, gelet op artikel 2.1 lid 1 onder b Whot, in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde
hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.
Herbeoordeling toeslagjaren 2010 t/m 2013
Gemachtigde heeft tijdens de zitting aangevoerd dat belanghebbende mogelijk
aanspraak heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2010 t/m 2013. Gemachtigde
heeft op advies van UHT aangegeven voor deze jaren een nieuw verzoek tot
herbeoordeling in te dienen. De Commissie kan daarover pas een advies uitbrengen, als UHT na herbeoordeling van deze jaren een voor bezwaar vatbaar besluit heeft genomen. Indien deze herbeoordeling niet leidt tot een voor belanghebbende bevredigend besluit, dan kan zij, indien zij dat wenst, tegen die beschikking een bezwaarschrift indienen, waarna de Commissie daarover een advies zal uitbrengen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter