BAC 2022-10040
Publicatiedatum 18-11-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 6 september 2022 met kenmerk UHT-DC-I, 6 september 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, 6 september 2022 met kenmerk UHT-DH5 A en
6 september 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
Hoorzitting: 1 mei 2024
Overdracht advies aan UHT: 9 oktober 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT op 6 september en 9 december 2022 genomen beschikkingen over de toeslagjaren 2008 en 2010 tot en met 2012. Aan
belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904) compensatie toegekend voor een bedrag van € 30.843 vanwege vooringenomenheid in het jaar 2008 en de maanden januari tot en juni van 20101. Voor de maanden juli tot en met december van 2010 en de jaren 2011 en 2012 is geen compensatie toegekend wegens
vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering. Wel is voor deze perioden een O/GS-tegemoetkoming toegekend ter hoogte van € 7.190.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 11 december 2020 verzocht om herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag.
- UHT heeft bij beschikking van 1 april 2021 met kenmerk UHT-B DMB2 aan
belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de eerste toets recht heeft op € 30.000. - In het kader van de herbeoordeling heeft UHT gekeken naar de toeslagjaren
2008 en 2010 tot en met 2012 en een zienswijze ingediend bij de Commissie van
Wijzen (hierna: CvW). - De CvW heeft op 9 juni 2022 het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat
belanghebbende voor de toeslagjaren (juli tot en met december van) 2010, 2011
en 2012 niet in aanmerking komt voor compensatie uit hoofde van institutionele
vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering, maar dat voor deze jaren een
O/GS-tegemoetkoming dient te worden verleend. Voor de toeslagjaren 2008 en
(januari tot en met juni van) 2010 heeft belanghebbende wel recht op compensatie. Daarnaast dient de in 2012 opgelegde boete te worden gecompenseerd. - Bij beschikking van 6 september 2022 (met kenmerk: UHT-DC I) is vastgesteld dat belanghebbende over het jaar 2008, de maanden januari tot en met juni van 2010, en het jaar 2012 aanspraak toekomt op compensatie. Het definitieve compensatiebedrag is berekend op € 30.843.
- Bij beschikkingen van 6 september 2022 (met kenmerken UHT-DC-I A en UHT DH5
A) heeft UHT bepaald dat belanghebbende over de maanden juli tot en met december van 2010, en over de jaren 2011 en 2012 niet in aanmerking komt
voor compensatie in verband met institutioneel vooringenomen handelen of
hardheidscompensatie. - Per 3 afzonderlijke brieven van 8 september 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikkingen.
- UHT heeft bij beschikking van 9 december 2022 met kenmerk UHT-O OGS-B de
O/GS-tegemoetkoming over de maanden juli tot en met december van 2010 en
de jaren 2011 en 2012 berekend op € 7.190. - Bij brief van 20 december 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze
beschikking. Zij heeft de bezwaargronden bij schrijven van 29 september 2023
heeft gemachtigde aangevuld. - UHT heeft op 28 november 2023 schriftelijk gereageerd.
- Op 1 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
- Per e-mail van 14 mei 2024 heeft UHT de Commissie bericht over haar nader onderzoek bij het Landelijk Incasso Centrum.
- Per e-mail van 22 mei 2024 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het volgende advies vastgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling forfaitaire compensatieberekening over de toeslagjaren 2008 en 2010
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen tegenover belanghebbende over de toeslagjaren 2008 en 2010 individueel vooringenomen heeft
gehandeld. UHT heeft belanghebbende over deze toeslagjaren (met uitzondering van de toeslagperiode juli tot en met december 2010) een forfaitaire compensatie toegekend van € 30.843. Belanghebbende voert verschillende gronden aan met betrekking tot de berekening van het compensatiebedrag.
De Commissie beoordeelt de gronden van belanghebbende als volgt.
Onderdeel c) Bedrag dat u eerder moest terugbetalen of niet hebt gekregen
Belanghebbende stelt dat onderdeel c) over toeslagjaar 2010 niet juist is vastgesteld.
Voorafgaand aan de eerste neerwaartse beschikking was haar een voorschot van € 10.381 toegekend, waarvan € 4.242,17 is verrekend en € 6.138,83 is teruggevorderd. UHT heeft hierop onder verwijzing naar het LIC-overzicht de berekening nader
toegelicht.
De Commissie overweegt dat belanghebbende van juli tot en met december 2010 onweersproken geen gebruik heeft gemaakt van geregistreerde kinderopvang. In zoverre was de terugvordering over deze maanden terecht, en komt belanghebbende
voor deze periode op grond van artikel 2.1, tweede lid Wht geen compensatie toe. Het
bedrag onder c), dat de helft van het toegekende voorschot van €10.381 betreft, is
zodoende juist vastgesteld. Uit het LIC-overzicht volgt verder dat het bedrag van € 4.242,17 niet is verrekend, maar dat het administratief is verwijderd en als zodanig in
onderdeel g) van de berekening is opgenomen. De Commissie kan de stelling van
belanghebbende dan ook niet volgen. Het bezwaar treft geen doel.
Onderdeel o) Rentevergoeding over gemiste KOT
UHT heeft ambtshalve opgemerkt dat bij de berekening van de rente over de gemiste
KOT van een onjuist tijdvak is uitgegaan, en dat de bedragen onder o) voor de
toeslagjaren 2008 en 2010 respectievelijk € 3.105 en € 2.149 hadden moeten zijn.
Hieruit volgt, aldus UHT, verder dat de vergoeding voor immateriële schade tot de
beslissing op bezwaar dient te worden berekend. Dit heeft echter geen gevolgen voor de compensatie van belanghebbende, omdat de vergoeding het bedrag onder onderdeel c) niet kan overstijgen. Wel dient de aanvullende vergoeding, onderdeel p), te worden aangepast.
De Commissie kan zich vinden in bovenstaand standpunt, en adviseert UHT om de
compensatieberekening in de beslissing op bezwaar aan te passen zoals vermeld.
Onderdeel i) Door u betaalde rente en kosten
Belanghebbende stelt dat de berekening van de bedragen die staan vermeld onder i)
niet kan worden gecontroleerd, omdat de beschikkingen ontbreken. UHT heeft hierop
uiteengezet dat de bedragen stonden vermeld op de aanmaningen van de terugvorderingen, en deze onder verwijzing naar de LIC-overzichten nader toegelicht.
Nader onderzoek naar de onderliggende beschikkingen bij het Landelijk Incassocentrum door UHT heeft niets opgeleverd, waarop gemachtigde de Commissie heeft bericht dat belanghebbende hierin zal berusten.
De Commissie overweegt dat uit de LIC-overzichten duidelijk blijkt wat belanghebbende aan rente en kosten heeft moeten betalen, en dat de juiste bedragen in de compensatieberekening staan vermeld. Het bezwaar treft geen doel.
O/GS-tegemoetkoming
Belanghebbende stelt dat O/GS-tegemoetkoming in strijd is met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel.
UHT heeft de berekening in haar schriftelijke reactie nader toegelicht en betwist dat de
beschikking onzorgvuldig tot stand is gekomen. Wel had belanghebbende over 2012
recht op een tegemoetkoming van € 7.188,60 terwijl haar € 7.190 is toegekend. Dit
motiveringsgebrek is, aldus UHT, met de schriftelijke reactie rechtgezet.
De Commissie overweegt dat de berekening van de O/GS-tegemoetkoming bij de beschikking van 9 december 2022 reeds voldoende duidelijk is uitgelegd, en in de
schriftelijke reactie van UHT bovendien nog nader is toegelicht. Voor zover er sprake
was van een motiveringsgebrek, is dit met de schriftelijke reactie gerepareerd. De
Commissie kan het standpunt van belanghebbende daarom niet volgen. Het bezwaar
treft geen doel.
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en het advies is om het besluit met kenmerk UHT-DC I deels te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor
vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen.
Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op
een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Het bezwaar, voor zover gericht tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A,
UHT-DH5 A en UHT-O OGS-B, slaagt niet. De Commissie ziet geen aanleiding voor
proceskostenvergoeding met betrekking tot deze beschikkingen.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om:
het bezwaar ongegrond te verklaren met betrekking tot de beschikkingen UHTDC-
I A, UHT-DH5 A en UHT-O OGS-B;
- het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te
verklaren en de beschikking te herroepen; - de rentevergoeding over gemiste KOT aan te passen zoals hierboven omschreven;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een
wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per
procespunt toe te kennen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter
1Kennelijk abusievelijk vermeldt de UHT-DC I ook het toeslagjaar 2012. Over dat jaar is geen compensatie wegens vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering toegekend.