BAC 2022-10037
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 3 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 9 september 2022
Hoorzitting: 24 augustus 2023
Overdracht advies aan UHT: 2 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHTDC I deels gegrond te verklaren en belanghebbende een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift van 9 september 2022 is gericht tegen de drie door UHT genomen beschikkingen van 3 augustus 2022 met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DC I.
Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).
Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen van 3 augustus 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich op 6 januari 2021 bij UHT gemeld met een verzoek om herbeoordeling van haar situatie ten aanzien van de aan haar uitgekeerd kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de periode 2006 t/m 2017.
- Bij brief van 30 april 2021 is aan belanghebbende medegedeeld dat zij in aanmerking komt voor de Catshuisregeling en dat € 30.000 aan haar zal worden
uitgekeerd, alsmede dat herbeoordeling nog niet helemaal klaar is - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 18 juli 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat gedurende de berekeningsjaren 2006, 2008, 2009, 2010, 2011 en
2015 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. - Op 25 juli 2022 heeft belanghebbende een spoedbetaling ontvangen van € 20.000.
- Bij beschikking van 3 augustus 2022 (UHT-DC-I A) is belanghebbende bericht dat zij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2006, 2008 t/m 2011 en 2015.
- Bij beschikking van 3 augustus 2022 (UHT-DC I) is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op een compensatiebedrag van € 141.397 voor de jaren 2007, 2012
t/m 2014, 2016 en 2017. Omdat belanghebbende op grond van de Catshuisregeling € 30.000 heeft ontvangen en een spoedbetaling van € 20.000, is de compensatie aangevuld met € 91.397. - Bij brief van 9 september 2022 heeft gemachtigde tegen de genoemde beschikkingen bezwaar gemaakt. Op 20 september 2022 heeft UHT een
ontvangstbevestiging hiervan gestuurd. - Bij herziene beschikking van 29 september 2022 (UHT-DC I) is belanghebbende bericht dat zij recht heeft op een hoger compensatiebedrag. De definitieve compensatie is vastgesteld op € 162.949 voor de jaren 2007, 2012 t/m 2014,
2016 en 2017. Het eerder aan belanghebbende uitgekeerde bedrag is daarom
aangevuld met € 21.552. - Bij brief van 29 september 2022 heeft gemachtigde het bezwaarschrift met gronden aangevuld.
- Bij brief van 16 februari 2023 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld wegens
het niet tijdig beslissen op bezwaar. - Op 3 maart 2023 heeft gemachtigde beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag
wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. - Op 14 april 2023 heeft de rechtbank uitspraak gedaan en beslist dat UHT uiterlijk
15 juli 2023 een beslissing op bezwaar moet nemen. - Op 19 april 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 24 augustus 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen.
- Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde gebruik gemaakt van een pleitnota. De
Commissie en UHT hebben na de hoorzitting een kopie van deze pleitnota ontvangen. - Op 4 oktober 2023 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie opgesteld, vergezeld van enkele aanvullende dossierstukken.
- Op 12 oktober 2023 heeft gemachtigde op deze stukken gereageerd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van
belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geding is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Compensatieberekening toeslagjaar 2007
Volgens gemachtigde is er sprake van een onjuiste berekening van de compensatie voor het toeslagjaar 2007. In de huidige berekening wordt onder component b een bedrag van € 362 vermeld, terwijl de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) de KOT bij de definitieve beschikking heeft vastgesteld op € 155. Hierdoor dient in de berekening dit bedrag in mindering gebracht te worden in plaats van € 362. Bovendien is dit met de persoonlijke zaakbehandelaar besproken. Die bevestigde dat het juist is om een bedrag van € 155 in mindering te brengen. De persoonlijke zaakbehandelaar had aangegeven dit te verwerken in de herziene beschikking. Dit is echter volgens de gemachtigde niet gebeurd.
In de aanvullende schriftelijke reactie van 4 oktober 2023 heeft UHT aangegeven dat de persoonlijke zaakbehandelaar de berekening niet had mogen herzien vanwege het vierogen principe en dat de persoonlijke zaakbehandelaar zich in dit geval niet heeft
gehouden aan de procedures binnen UHT. Volgens UHT kan dit echter belanghebbende niet worden tegengeworpen. Dit houdt in dat component b voor het jaar 2007 moet worden aangepast naar € 155. Als gevolg hiervan zal component c wijzigen naar € 207. De Commissie onderschrijft het voorstel van UHT om component b en c aan te passen in de beslissing op bezwaar en adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel gegrond te verklaren.
Voorts heeft UHT in de schriftelijke reactie aangegeven dat de rentevergoeding voor
gemiste KOT – nu belanghebbende over het verschil van € 207 geen rentevergoeding
voor gemiste KOT heeft ontvangen – over dit gedeelte berekend dient te worden tot de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie kan dit standpunt niet volgen. Nu er sprake is van een wijziging van component c en daarmee de grondslag voor de
compensatieberekening wijzigt, adviseert de Commissie om het nieuwe bedrag als
uitgangspunt te nemen bij de berekening van de rente voor gemiste KOT en de looptijd van deze vergoeding door te laten lopen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
Beoordeling toeslagjaar 2010
Gemachtigde betwist de conclusie in het advies van de CvW en de daaropvolgende
beschikking van UHT dat belanghebbende voor het jaar 2010 geen aanspraak maakt op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid.
De Commissie overweegt hierover het volgende. In het antwoordformulier van 30
november 2011, dat door belanghebbende zelf is ingevuld, wordt duidelijk dat de
kinderen van 6 januari 2010 tot 29 september 2010 opvang hebben genoten. Deze
informatie wordt bevestigd door de jaaropgave van de kinderopvanginstelling. Op 4
maart 2013 en 12 juni 2013 is er door de B/T een verzoek om informatie verstuurd.
Belanghebbende heeft op beide informatieverzoeken niet gereageerd. Vervolgens heeft er op 13 november 2013 een bijstelling voor het toeslagjaar 2010 plaatsgevonden op basis van de gegevens die belanghebbende met het antwoordformulier van 30 november 2011 heeft aangeleverd. Tegen deze beschikking heeft belanghebbende op 17 december 2013 bezwaar ingediend. Hoewel het bezwaar van de betrokkene vanwege overschrijding van de termijn niet inhoudelijk is behandeld, is het van belang op te merken dat de betrokkene opnieuw dezelfde gegevens heeft verstrekt als op het antwoordformulier van 30 november 2011. De bijstelling voor het jaar 2010 heeft dan ook plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie.
Belanghebbende heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die de in het bezwaar geschetste gang van zaken aannemelijk maken. Gelet hierop kan de Commissie zich vinden in het advies van de CvW en het daaropvolgend besluit van UHT dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie voor het jaar 2010. De Commissie adviseert UHT het bezwaar van belanghebbende op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Beoordeling toeslagjaar 2011
Gemachtigde heeft aangevoerd dat ook in het jaar 2011 sprake was van vooringenomen handelen en dat belanghebbende hiervoor gecompenseerd dient te worden. Dit standpunt is bevestigd in de aanvullende reactie van UHT van 4 oktober 2023. De Commissie acht het bezwaar op dit specifieke punt gegrond. Daarom adviseert de Commissie UHT om de bestreden beschikking te herroepen en de compensatieberekening voor het toeslagjaar 2011 op alle benodigde en daarmee samenhangende onderdelen aan te passen in lijn met de schriftelijke reactie van UHT.
Beoordeling toeslagjaar 2015
Gemachtigde brengt naar voren dat er in het jaar 2015 onduidelijkheden zijn ontstaan en er 'iets' is misgegaan, wat onder andere heeft geleid tot het indienen van bezwaar door belanghebbende. Volgens gemachtigde is het noodzakelijk om nader onderzoek te verrichten en stukken te overleggen om te bepalen of er al dan niet sprake is geweest van stopzetting/nihil stelling en/of terugvordering heeft plaatsgevonden. Voorts zijn door de late toekenning van de KOT voor 2015 opnieuw allerlei problemen ontstaan voor belanghebbende. De Commissie overweegt hierover het volgende.
Uit het bezwaarschrift van belanghebbende komt naar voren dat zij op 17 juli 2017
bezwaar had gemaakt, omdat haar toeslagen werden verrekend vanwege de registratie van haar ex-partner als toeslagpartner, terwijl haar ex-partner slechts een onderhuurder was. Vervolgens is door de B/T om informatie verzocht om te kunnen beoordelen of haar ex-partner inderdaad een onderhuurder was, maar hier heeft belanghebbende niet meer op gereageerd. Om die reden heeft de B/T het bezwaar ongegrond verklaard.
Daarnaast blijkt uit de stukken dat op 21 april 2015 de KOT is berekend op € 30.359. Op 20 juli 2017 is de KOT definitief berekend op € 30.116, wat resulteerde in een
terugbetaling van € 253 door belanghebbende. Hieruit blijkt dat er geen stopzetting of
nihil stelling heeft plaatsgevonden. Mede omdat de verlaging van de KOT minder dan
€ 1.500 bedraagt, is er geen recht op compensatie vanwege hardheid volgens artikel 2.1 lid 4 Wht.
Wat betreft het argument van gemachtigde dat de KOT in 2015 pas in april 2015 werd
uitbetaald en dat dit leidde tot problemen voor belanghebbende, blijkt uit de stukken dat belanghebbende de KOT op 4 januari 2015 had aangevraagd. Zoals UHT opmerkt in de aanvullende reactie van 4 oktober 2023, vereist artikel 16 lid 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) dat de B/T binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag een voorschot verleent tot het bedrag waarop de tegemoetkoming
vermoedelijk zal worden vastgesteld. Dit betekent dat de B/T uiterlijk 5 april 2015 een
besluit had moeten nemen over de aanvraag. De stukken tonen aan dat dit pas op 21
april 2015 is gebeurd. Hoewel B/T twee weken te laat was, overweegt de Commissie dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat er in dit geval sprake was van
vooringenomenheid of hardheid. De Commissie adviseert UHT het bezwaar van
belanghebbende op dit onderdeel ongegrond te verklaren.
Proceskosten vergoeding
Nu het bezwaar naar het oordeel van de Commissie deels gegrond is en het advies van
de Commissie ertoe strekt om de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DC I te herroepen, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en hoorzitting). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding toe te kennen (wegingsfactor 2).
Conclusie
Gelet het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A deels gegrond te verklaren, in die zin dat:
- het bedrag onder component b voor het toeslagjaar 2007 aangepast zal worden naar € 155;
- het bedrag onder component c voor het toeslagjaar 2007 aangepast zal worden naar € 207; en
- nu de grondslag voor de compensatieberekening wijzigt, het nieuwe bedrag als uitgangspunt genomen zal worden bij de berekening van de rente gemiste KOT, en de looptijd van deze vergoeding door te laten lopen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
- het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren in die zin dat: - het jaar 2011 wordt toegevoegd aan de compensatieberekening en onder component a een bedrag van € 5011 wordt gehanteerd en onder component b een bedrag van € 0, en dat ook alle, ingevolge de Wht en daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw berekend zullen worden met inachtneming van dit advies en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter