Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09986

Samenvatting

De bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren, voor zover gericht tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC I A en UHT-DH A, ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I (gedeeltelijk) gegrond te verklaren. De Commissie is van mening dat er geen sprake is van vooringenomen handelen of hardheid bij de toepassing van het stelsel door B/T over het jaar 2009. Hierdoor is er geen aanspraak voor compensatie voor dit toeslagjaar. Het bezwaar is op dit punt ongegrond. Verder heeft UHT geconcludeerd dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie voor het jaar 2010 op basis van het meest recent ontvangen document waarin de stopzetting van de KOT vermeld staat. Dit komt omdat dit document een later tijdstip draagt dan het wijzigingsformulier waarin belanghebbende aangaf de KOT niet te willen stopzetten. Er is geen reden om vooringenomenheid of hardheid vast te stellen, omdat het meest recent ontvangen formulier als leidend wordt beschouwd. De Commissie volgt deze conclusie van UHT en acht dit onderdeel van het bezwaar als ongegrond. Daarnaast volgt de Commissie het standpunt van UHT met betrekking tot de hoogte van de compensatieberekening. UHT heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de rente over de gemiste KOT over de toeslagjaren 2011 en 2012 te laag is vastgesteld in de compensatieberekening. De Commissie adviseert om de bestreden beschikking te herroepen en de compensatieberekening aan te passen in lijn met de schriftelijke reactie. Bovendien adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de onderhavige bezwaarprocedure.

Advies