BAC 2022-09860
Publicatiedatum 21-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I A en UHT-DHA A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 juli 2022
Hoorzitting: 11 november 2024
Overdracht advies aan UHT: 19 december 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag.
Aan belanghebbende is met toepassing van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) geen compensatie toegekend voor de jaren 2018 en 2019.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 7 september 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2018 en 2019.
- De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee commissieleden, heeft het bezwaar behandeld.
- UHT heeft bij beschikking van 12 april 2022 (met kenmerk UHT-CHR GU) aan belanghebbende meegedeeld dat, in het kader van de eerste toets, geen recht bestaat op een betaling van € 30.000.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft op 20 juni 2022 het verzoek van belanghebbende beoordeeld en aangegeven dat over de toeslagjaren 2018 en 2019 geen recht bestaat op compensatie.
- UHT heeft belanghebbende bij beschikkingen van 28 juni 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHA A medegedeeld dat geen compensatie zal worden toegekend over de toeslagjaren 2018 en 2019.
- Bij brieven van 22 juli 2022 heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 28 juni 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHA A.
- UHT heeft op 14 mei 2024 schriftelijk gereageerd.
- Het bezwaar van belanghebbende is op 11 november 2024 op hoorzitting bij de Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling afwijzing compensatie over 2018 en 2019
De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft de kinderopvangtoeslag van belanghebbende over het toeslagjaar 2018 op 12 juli 2019 verlaagd van € 5.640,- naar € 5.245,-. UHT stelt dat de verlaging voor 2018 is gebaseerd op een verlaging van de opvanguren en een stijging van het toetsingsinkomen van belanghebbende. Voor het jaar 2019 heeft B/T op 6 november 2020 de KOT verlaagd van € 7.937,- naar € 714,-. Op 23 november 2020 is dit bedrag door B/T gecorrigeerd naar € 7.937,-. Er was sprake van een vergissing bij het doorgeven van het aantal uren kinderopvang door belanghebbende (100 uur voor één toeslagjaar in plaats van één maand).
Volgens UHT betrof het hier reguliere correcties en is B/T afgegaan op de door belanghebbende ter beschikking gestelde gegevens. De vergissing van belanghebbende met betrekking tot het onjuist doorgeven van het aantal uren kinderopvang is door B/T snel hersteld. Belanghebbende is niet benadeeld.
Op de hoorzitting werd door gemachtigde naar voren gebracht dat belanghebbende in het systeem Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV) staat vermeld. Uit de FSV-check door UHT kan niet worden opgemaakt op welke jaren deze melding betrekking heeft en op welke datum de FSV-check is uitgevoerd. Niet kan worden nagegaan of er sprake is van causaal verband tussen de uitvraag aan belanghebbende door B/T en de melding in het systeem FSV. Dit kan leiden tot de conclusie dat er sprake is van vooringenomen handelen door B/T, aldus gemachtigde. Gemachtigde verzocht om aanhouding van de bezwaarprocedure.
De Commissie acht het, gelet op het dossier, aannemelijk dat sprake is geweest van reguliere correcties. De Commissie heeft geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het vermoeden dat er een verband bestaat tussen de FSV-registratie en de uitvraag van gegevens door B/T. De uitvraag van gegevens bij belanghebbende ten behoeve van het vaststellen van de definitieve beschikking KOT valt onder de normale handelwijze van B/T.
Uit het dossier komt niet naar voren dat sprake was van een onredelijke uitvraag van gegevens bij belanghebbende dan wel dat belanghebbende enig nadeel heeft ondervonden van die uitvraag. Volgens de Commissie is er onvoldoende aanleiding om de bezwaarprocedure aan te houden en wordt het verzoek van gemachtigde afgewezen. De Commissie adviseert de bezwaren ongegrond te verklaren.
Proceskostenvergoeding
Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor herroeping van de bij bezwaar bestreden beschikkingen. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om UHT te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter