BAC 2022-09788
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: van 7 juli 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: op 11 augustus 2022
Hoorzitting: 21 december 2023
Overdracht advies aan UHT: 28 maart 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het bezwaar tegen de beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I (gedeeltelijk) gegrond te verklaren, het bestreden besluit op onderdelen te herroepen en alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies. Daarnaast adviseert de Commissie UHT de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren. Tot slot adviseert de Commissie het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding toe te wijzen voor wat betreft het bezwaar betreffende de beschikking met kenmerk UHT-DC I.
Onderwerp van advies
De door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende drie bezwaarschriften zijn gericht tegen de drie door UHT genomen beschikkingen van 7 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende over het toeslagjaar 2013 een definitief compensatiebedrag van € 30.000 toegekend. De Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende. Bij beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A (afwijzing compensatieregeling) en UHT-DH5 A (afwijzing hardheidsregeling) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij over de toeslagjaren 2009 en 2016 geen recht op compensatie heeft.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 juni 2020 een verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) ingediend bij UHT. UHT heeft het verzoek toegespitst op de toeslagjaren 2009, 2013 en 2016.
- Op 1 maart 2021 heeft UHT een noodvoorziening ter hoogte van € 500 aan belanghebbende uitgekeerd.
- Bij brief van 8 mei 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT op grond van de Catshuisregeling een forfaitair bedrag van € 30.000 aan belanghebbende toegekend en kenbaar gemaakt dat de herbeoordeling nog niet helemaal klaar is.
- De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 17 februari 2022 aan UHT toegestuurd. CvW heeft – kort samengevat – geoordeeld dat over de toeslagjaren 2009 en 2016 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. Daarbij merkt CvW op dat uit de stukken blijkt dat UHT tot de voorlopige conclusie is gekomen dat de compensatieregeling over het toeslagjaar 2013 wel van toepassing is en dat de KOT van belanghebbende over het toeslagjaar 2016 zodanig zal worden herzien dat KOT toegekend wordt overeenkomstig het juiste uurtarief.
- In de brief van 23 maart 2022 met kenmerk UHT-VC I heeft UHT aan belanghebbende kenbaar gemaakt dat het bedrag aan voorlopige compensatie over het toeslagjaar 2013 lager is dan het reeds uitgekeerde bedrag van € 30.000 en dat daarom geen aanvullende betaling zal plaatsvinden.
- Bij brief van 12 april 2022, ontvangen door UHT op 13 april 2022, heeft de gemachtigde namens belanghebbende de zienswijze op de voorlopige compensatiebeschikking kenbaar gemaakt.
- Bij beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag toegekend van € 30.000 over het toeslagjaar 2013.
- Voorts is belanghebbende bij beschikkingen van 7 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A meegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie over de toeslagjaren 2009 en 2016.
- De gemachtigde heeft bij brieven van 8 en 9 augustus 2022, ontvangen door UHT op 11 augustus 2022, bezwaar gemaakt tegen de drie beschikkingen van 7 juli 2022. Op 16 maart 2023 zijn aanvullende gronden ingediend.
- UHT heeft op 21 maart 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 21 december 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in aanwezigheid van partijen. Een verslag van deze hoorzitting is achter dit advies gevoegd.
- Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting heeft UHT op 11 januari 2024 aanvullende informatie ingediend, waarop de gemachtigde bij e-mail van diezelfde datum heeft gereageerd.
- Voornoemde berichten hebben geleid tot vragen van de Commissie aan UHT, waarop UHT per e-mail van 1 februari 2023 heeft geantwoord. De gemachtigde heeft vervolgens op 6 februari 2024 haar reactie op de antwoorden van UHT ingebracht per e-mail.
- De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden, heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaren ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Geen persoonlijk dossier en onvolledig bezwaardossier: schending van ‘equality of arms’
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat zij in haar procesbelang is geschaad, omdat ze niet de beschikking heeft over haar persoonlijk dossier en/of het volledige bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals die volgen op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie van UHT met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”, is in ieder geval op 15 november 2023 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren. Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zouden kunnen zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. De Commissie ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad en dat het beginsel van ‘equality of arms’ geschonden zou zijn. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.
Motivering van de bestreden beschikkingen
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De compensatieberekening is vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen, definitieve beschikkingen en wijzigingsmeldingen van de KOT. Voor zover UHT de bestreden beschikkingen bij het uitbrengen niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dat niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat, met het indienen van de schriftelijke reactie met daarin per relevant toeslagjaar een puntsgewijze toelichting voorzien van producties, de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT de bezwaren ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren.
De beschikking met kenmerk UHT-DC I
Voor belanghebbende is onduidelijk waarom in de compensatieberekening rente is opgevoerd onder component i, terwijl component d op nihil is gesteld. Belanghebbende heeft rente betaald, dus acht zij het aannemelijk dat dit ook in rekening is gebracht. Daarnaast voert belanghebbende aan dat niet inzichtelijk is hoe het bedrag voor de rente over de gemiste KOT (component o) tot stand is gekomen en betwist zij de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade.
Toeslagrente (component d) en invorderingskosten en -rente (component i)
De componenten d en i betreffen verschillende soorten rente. Component d betreft toeslagrente (heffingsrente), terwijl component i betrekking heeft op invorderingsrente en -kosten. UHT heeft voldoende aangetoond dat over het toeslagjaar 2013 geen toeslagrente is berekend (component d), terwijl op basis van het LIC-overzicht wél een bedrag van € 15 is betaald aan invorderingskosten (component i). De Commissie acht het bezwaar op dit onderdeel ongegrond.
Rente over gemiste KOT (component o)
De Commissie adviseert UHT het bezwaar gegrond te verklaren wat betreft de einddatum van de renteberekening, omdat is uitgegaan van 1 juni 2022 in plaats van 7 juli 2022. UHT wordt geadviseerd de berekening te corrigeren en de ingangsdatum van 5 november 2013 te handhaven, conform haar beleid.
De hoogte van de immateriële schadevergoeding
De Commissie volgt het standpunt van UHT om als startdatum van de vergoeding voor immateriële schade 5 november 2013 aan te houden. Omdat de rentevergoeding aangepast moet worden, moet ook de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade worden aangepast tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. De Commissie adviseert de hoogte van de immateriële schadevergoeding daarop opnieuw vast te stellen.
Aanvullende vergoeding van 1 procent
Als gevolg van bovenstaande aanpassingen dient ook de aanvullende vergoeding van 1 procent opnieuw berekend te worden over een hoger subtotaal.
Verbod op reformatio in peius
De Commissie wijst UHT erop om te waken voor schending van het verbod op reformatio in peius: belanghebbende mag door bezwaar niet in een slechtere positie komen.
De beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
Het toeslagjaar 2009
De Commissie acht het bezwaar ongegrond. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake was van vooringenomenheid of hardheid. De enkele betaling aan Smiley Kids volstaat niet als bewijs, mede omdat Smiley Kids niet voorkwam in een CAF-onderzoek en de uitbetaling onder het drempelbedrag bleef.
Het toeslagjaar 2016
De Commissie acht het bezwaar ongegrond. Het toeslagjaar 2016 is beoordeeld en UHT heeft geconcludeerd dat geen recht op compensatie bestaat. Herziening van de beschikking valt buiten deze bezwaarprocedure.
Proceskostenvergoeding
Omdat het bezwaar tegen beschikking UHT-DC I gedeeltelijk gegrond is, adviseert de Commissie om een proceskostenvergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb, voor zover het dit bezwaar betreft.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om:
- de bezwaren, voor zover deze zijn gericht tegen de beschikkingen van 7 juli 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A, ongegrond te verklaren;
- de bezwaren, voor zover deze betrekking hebben op de beschikking van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I, (gedeeltelijk) gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste KOT;
- het bestreden besluit op dit punt te herroepen, de compensatie opnieuw te berekenen, en ook alle, ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
- de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
- het verzoek om vergoeding van de proceskosten toe te wijzen ten aanzien van de tegen het bestreden besluit met kenmerk UHT-DC I ingediende bezwaarschriften.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter