Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09785

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: Van 24 februari 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR

Ontvangst bezwaarschrift: 7 april 2022

Hoorzitting: 30 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 9 januari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren in de onderhavige zaak gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden besluiten te herroepen met inachtneming van dit advies en de compensatieberekening te herzien. Voorts adviseert de Commissie om proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 24 februari 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is bij beschikking met kenmerk UHT-DC I aan belanghebbende over de toeslagperiode juli t/m december 2007, 2008 en 2010 een definitief compensatiebedrag van € 31.778 toegekend. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode namelijk fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende. Bij beschikking met kenmerk UHT-DHR heeft UHT bepaald dat B/T ook fouten heeft gemaakt over het jaar 2009 en dat het definitieve compensatiebedrag € 31.778 blijft.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen van 24 februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 29 januari 2020 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2008 en 2009. Zoals blijkt uit de notitie van het gesprek van UHT met belanghebbende op 16 augustus 2021 en het invulformulier herstel toeslagen is deze periode uitgebreid met de toeslagjaren 2007 tot en met 2010.
  • Bij beschikking van 21 november 2020 (met kenmerk UHT-750-1) heeft UHT een eenmalige tegemoetkoming van € 750 toegekend omdat belanghebbende zich vóór 1 november 2020 had gemeld voor de herbeoordeling van de KOT en lang heeft moeten wachten of nog steeds wachtte op een beslissing.
  • Bij beschikking van 8 mei 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT op basis van de lichte toets een compensatiebedrag van € 30.000 aan belanghebbende toegekend.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 1 november 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft – kort samengevat – geoordeeld dat B/T over het toeslagjaar 2010 niet in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Over het toeslagjaar 2007 is sprake van vooringenomen handelen. Belanghebbende heeft echter de KOT vanaf augustus aangevraagd. Over de maanden januari tot en met juli is geen kinderopvang afgenomen, zodat over die maanden sprake is van evident geen recht op KOT en de compensatieregeling niet van toepassing is. Voor de maanden augustus tot en met december 2007 en het toeslagjaar 2008 is de voorlopige conclusie van B/T dat de compensatieregeling wel van toepassing is vanwege vooringenomen handelen. Voor het toeslagjaar 2009 is de hardheidscompensatie van toepassing.
  • Bij beschikking van 24 februari 2022 met kenmerk UHT-DC I is naar aanleiding van het advies van CvW het definitieve compensatiebedrag voor belanghebbende over de toeslagjaren juli tot en met december 2007, 2008 en 2010 vastgesteld op € 31.778. Bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DHR is naar aanleiding van het advies van CvW bepaald dat ook fouten zijn gemaakt in de beoordeling van de KOT over het toeslagjaar 2009. Het definitieve compensatiebedrag blijft € 31.778, omdat in de eerdere beschikking het toeslagjaar 2009 al was meegenomen in de berekening.
  • Op 6 april 2022 (ontvangstdatum 7 april 2022) heeft de gemachtigde namens belanghebbende pro forma bezwaarschriften ingediend tegen de beschikkingen van 24 februari 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR. Op 29 augustus 2022 (ontvangstdatum 1 september 2022) heeft de gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
  • Op 8 augustus 2022 is UHT in gebreke gesteld.
  • UHT heeft op 25 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
  • Op 30 november 2023 heeft de Commissie de bezwaren van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden, heeft de bezwaren behandeld en het hierna volgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie kan het door UHT ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van de besluiten en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek volgen. Weliswaar heeft UHT de verschillende elementen van de besluiten niet uitvoerig toegelicht, dit impliceert echter niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van oordeel dat door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, een uitgebreide uitleg met behulp van overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzichten) en overige producties de bestreden besluiten voldoende zijn onderbouwd.

In de bezwaarschriften geeft belanghebbende aan dat de juistheid van de compensatieberekening niet kan worden gecontroleerd vanwege het ontbreken van het hersteldossier dat aan de besluiten ten grondslag ligt. De Commissie is van mening dat voor deze bezwaarprocedure alle relevante stukken inmiddels aan belanghebbende zijn toegestuurd. Zij wijst in dat verband op de artikelen 7:4 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en artikel 49e Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), die aangeven dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken verstrekt.

Voor wat betreft het jaar 2009 oordeelt de Commissie dat UHT in bezwaar voldoende heeft toegelicht en onderbouwd waarom geen sprake is van vooringenomen handelen, maar wel van hardheid van het stelsel op grond van artikel 2.1 Wht.

De Commissie is verder van oordeel dat de beoordeling door UHT omtrent het causale verband tussen 2010 en de jaren 2007 en 2008 voldoende navolgbaar is.

Onjuiste berekeningen compensatiebedrag
UHT gaat in de schriftelijke reactie per toeslagjaar in op de compensatieberekening en constateert voor het toeslagjaar 2009 dat de componenten b, c, d, f en m niet juist zijn berekend. Verder constateert UHT dat de componenten l en n voor de toeslagjaren 2007 tot en met 2010 niet juist zijn berekend en dat component k moet worden verhoogd voor de toeslagjaren 2008 en 2009.

Belanghebbende stelt dat de componenten a en b van de compensatieberekening niet correct zijn berekend en de componenten b en d op nihil dienen te worden gesteld. De Commissie ziet dat UHT deze componenten echter voldoende heeft onderbouwd in de schriftelijke reactie. Zij ziet geen aanleiding de berekening op dit punt aan te passen en volgt UHT in haar beoordeling.

Uit het dossier is niet gebleken dat belanghebbende ook voor de jaren 2007 en 2010 externe juridische hulp heeft gehad. De vergoeding voor externe juridische hulp (component k) over de toeslagjaren 2008 en 2009 was al toegekend. UHT heeft in het schriftelijke verweer de vergoeding voor deze toeslagjaren echter ambtshalve verhoogd vanwege het verband met de eerder gevoerde bezwaar- en beroepsprocedure over deze toeslagjaren. De Commissie kan deze beoordeling door UHT volgen en onderschrijft deze.

Tijdens de hoorzitting van 30 november 2023 heeft UHT nog opgemerkt dat de rentevergoeding (component m van de compensatieberekening) onjuist was over alle toeslagjaren (2007 tot en met 2010). Daarnaast heeft UHT gesteld dat in het schriftelijke verweer staat dat component d van het toeslagjaar 2009 zou moeten worden aangepast, maar dat dit niet zal plaatsvinden omdat dit nadelig zou uitpakken voor belanghebbende. De Commissie onderschrijft deze zienswijze van UHT.

De Commissie ondersteunt de beoordeling van UHT voor wat betreft de compensatieberekening. De Commissie adviseert UHT het bezwaar op dit punt gegrond te verklaren en de bestreden besluiten te herroepen door de compensatieberekening opnieuw te berekenen met inachtneming van bovengenoemde constateringen door UHT.

Proceskostenvergoeding
Belanghebbende heeft een verzoek gedaan tot vergoeding van de door haar gemaakte kosten voor rechtsbijstand. Nu de bezwaren tegen zowel de beschikking met kenmerk UHT-DC I als de beschikking met kenmerk UHT-DHR ten dele gegrond zijn en leiden tot een gedeeltelijke herroeping van de bestreden besluiten, adviseert de Commissie het verzoek tot vergoeding van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van drie procespunten (twee bezwaarschriften en deelname hoorzitting) met een wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie aan UHT de bezwaren, gericht tegen de beschikkingen van 24 februari 2022 gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden besluiten te herroepen, de compensatieberekening conform bovenstaande overwegingen te herzien en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter