Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09767

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: UHT-DC I en UHT-O OGS B

Ontvangst bezwaarschrift: 17 en 30 augustus 2022

Hoorzitting: 12 maart 2024

Overdracht advies aan UHT: 30 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaarschriften tegen de bestreden beschikkingen gedeeltelijk gegrond te verklaren en een vergoeding voor de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

De door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschriften van 15 augustus 2022 en 29 augustus 2022 zijn gericht tegen de beschikkingen van 6 oktober 2021 en 26 oktober 2021 waarbij aan belanghebbende respectievelijk is meegedeeld:

  1. dat er bij de herbeoordeling over de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011 gebleken is dat er fouten zijn gemaakt en dat zij derhalve aanspraak maakt op een (definitief) compensatiebedrag van in totaal € 27.903. Dit is aangevuld tot € 30.000 (UHT-DC-I);
  2. dat er bij de herbeoordeling over toeslagjaren 2011 en 2012 sprake is geweest van opzet/grove schuld (hierna: O/GS) en belanghebbende aanspraak maakt op een bedrag van € 9.166. Vanwege het eerdere forfaitaire bedrag maakt belanghebbende aanspraak op een bedrag van € 7.069 (UHT-O OGS B).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 26 september 2020 heeft belanghebbende een verzoek gedaan voor een herbeoordeling van haar KOT over 2009 tot en met 2012.
  • Bij brief van 3 juni 2021 is belanghebbende meegedeeld dat zij op basis van de lichte toets aanspraak maakt op een bedrag van € 30.000.
  • Op 12 juli 2021 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht over toeslagjaren 2009 tot en met 2012. De CvW heeft, kort gezegd, overwogen dat voor het jaar 2011 de compensatieregeling van toepassing is maar alleen voor de maanden januari tot en met april waarin geregistreerde kinderopvang heeft plaatsgevonden. Verder is de CvW van oordeel dat voor de terugvordering over de maanden mei tot en met december 2011 en voor het hele jaar 2012 de O/GS-regeling van toepassing is, omdat belanghebbende ten onrechte is beticht van opzet of grove schuld. Verder heeft de Belastingdienst/Toeslagen in de voorlopige conclusie aangegeven dat voor 2009 en 2010 de compensatieregeling van toepassing is.
  • Bij besluit van 6 oktober 2021 en 26 oktober 2021 zijn bovengemelde beschikkingen genomen.
  • Bij bezwaarschriften van 15 augustus 2022 en 29 augustus 2022 heeft gemachtigde bezwaar gemaakt tegen voornoemde besluiten.
  • Op 15 september 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 12 maart 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
  • Bij e-mailbericht van 22 maart 2024 heeft UHT op verzoek van de Commissie helderheid verschaft over een bedrag van € 3.426. UHT heeft aangegeven dat in 2009 een drietal bedragen niet zijn uitgekeerd en dat dit alsnog is gebeurd op 30 mei 2023 door een totaalbedrag van € 3.426 uit te betalen.
  • Bij e-mailbericht van 29 maart 2024 heeft gemachtigde aangegeven hier geen opmerkingen op te hebben.
  • De Commissie bestaande uit een fungerend voorzitter en twee leden heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De bezwaarschriften zijn te laat ingediend. Gemachtigde heeft zich echter op het standpunt gesteld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. UHT deelt dit standpunt. De Commissie stelt vast dat niet in geschil is of de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Gelet op de samenhang die bestaat tussen de bestreden beschikkingen zal de Commissie de bezwaren die afzonderlijk zijn ingediend, gevoegd behandelen.

Geen persoonlijk dossier en onvolledig bezwaardossier: schending van ‘equality of arms’
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat UHT handelt in strijd met het beginsel van equality of arms. In haar ogen wordt zij in haar procesbelang geschaad, omdat ze niet de beschikking krijgt over haar persoonlijk dossier en/of het volledige bezwaardossier en daardoor niet over de voor het voeren van bezwaar benodigde documenten beschikt. De Commissie overweegt hierover het volgende.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voor de procedure bij de Commissie gelden de procedurele waarborgen van de Awb en tegen beslissingen op bezwaar van UHT, zoals die volgen op de adviezen van de Commissie, kan een belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 leden 3 en 4 van de Wht heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Het verweerschrift van UHT met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen”, is op 8 januari 2024 aan gemachtigde toegezonden. Hierdoor hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de stukken die ten grondslag liggen aan de bestreden besluiten en gelegenheid gehad om daarop te reageren.
Uit de stellingname van belanghebbende en UHT volgt niet dat in het aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar gestelde bezwaardossier nog specifieke stukken zouden ontbreken die van enig belang zijn geweest bij de door UHT genomen besluiten. De Commissie ziet daarom geen aanknopingspunten voor het oordeel dat belanghebbende in haar procesbelang is geschaad en dat het beginsel van equality of arms geschonden is. De Commissie acht het bezwaar daarom op dit onderdeel ongegrond.

Motivering van de beschikkingen
De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de berekeningen bij het uitbrengen van de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht, is naar het oordeel van de Commissie door middel van het indienen van het schriftelijke verweer, met daarin een uitgebreide uitleg per component van de compensatieberekening, en het verstrekken van de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC) en de overige producties, en de na de hoorzitting toegezonden berekeningen, de bestreden beschikkingen (alsnog) voldoende onderbouwd, uitgezonderd toeslagjaar 2009. Gelet hierop adviseert de Commissie UHT het bezwaar ten aanzien van dit punt ongegrond te verklaren, afgezien van het toeslagjaar 2009 (zie hierna).

Toeslagjaar 2008
Ter hoorzitting heeft belanghebbende aangegeven dat ten onrechte toeslagjaar 2008 niet is meegenomen in de herbeoordeling. Echter, nu de herbeoordeling over toeslagjaar 2008 ontbreekt, maakt deze geen onderdeel uit van het definitieve compensatiebesluit. Dit maakt dat het jaar 2008 ook geen onderdeel uitmaakt van de onderhavige bezwaarprocedure. De Commissie kan hierover dus geen advies uitbrengen.

Aanvangsdatum immateriële schadevergoeding
Voorts heeft belanghebbende de vraag opgeworpen waarom 1 mei 2013 als aanvangsdatum voor de immateriële schade is aangehouden. UHT heeft aangegeven dat gelet op artikel 2.3, vierde lid, van de Wht, dient te worden uitgegaan van de eerste neerwaartse correctiebeschikking als gevolg van vooringenomen handelen. Dat was in dit geval 16 mei 2013 terwijl 1 mei 2013 is aangehouden. De Commissie kan zich vinden in de terzake gegeven toelichting daar dit niet ongunstig uitpakt voor belanghebbende.

Toeslagjaar 2009
Gebleken is dat een drietal bedragen ten onrechte niet zijn uitgekeerd in 2009. Ter hoorzitting heeft de Commissie verzocht dit nader toe te lichten. Bij e-mailbericht van 22 maart 2024 heeft de behandelend ambtenaar een nieuwe berekening gedeeld met de Commissie. Onder verwijzing naar de nieuwe berekening adviseert de Commissie om de rentevergoeding over gemiste KOT opnieuw te berekenen bij de beslissing op bezwaar.

Immateriële schadevergoeding
Nu de rente over gemiste KOT moet worden aangepast, en het bezwaar op dit punt derhalve gegrond is, dient de vergoeding voor immateriële schade te worden doorberekend tot aan de datum van de beslissing op bezwaar. Dat betekent dat de hoogte van de vergoeding voor immateriële schade bij de beslissing op bezwaar opnieuw dient te worden vastgesteld.

Aanvullende vergoeding van 1 procent
Het advies van de Commissie om de vergoeding voor de rente over gemiste KOT en de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen, leidt ertoe dat de aanvullende vergoeding van 1 procent in de beslissing op bezwaar over een hoger subtotaal moet worden berekend dan het geval is in de definitieve compensatiebeschikking.

Proceskostenvergoeding
Gemachtigde heeft ten slotte een verzoek gedaan tot vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand. Omdat de bezwaren gedeeltelijk gegrond zijn en op onderdelen leiden tot herroeping van de bestreden beschikking, komt belanghebbende op grond van artikel 7:15 lid 2 Awb in aanmerking voor toekenning van een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • het bezwaar gegrond te verklaren ten aanzien van de berekening van de rente over de gemiste KOT (2009), de vergoeding immateriële schade en de aanvullende vergoeding van 1 procent;
  • de bestreden beschikking op deze punten te herroepen en de compensatie opnieuw te berekenen;
  • de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter