Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09743

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 5 augustus 2022

Hoorzitting: 6 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 23 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 24 juni 2022. In de bestreden beschikking wordt aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag van € 24.832 toegekend voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010. Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) heeft over die periode fouten gemaakt bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende. Het bedrag is aangevuld tot € 30.000.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Op 26 november 2020 heeft belanghebbende verzocht om herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010.
  • Bij beschikking van 8 mei 2021 heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.
  • Bij beschikking van 24 juni 2022 heeft UHT een definitief compensatiebedrag van € 24.832 toegekend voor de toeslagjaren 2008, 2009 en 2010 omdat sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid.
  • Op 3 augustus 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 17 april 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
  • Op 6 februari 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
  • Naar aanleiding van de hoorzitting heeft UHT op 15 februari 2024 een aanvullende beschouwing toegestuurd. Op 12 maart 2024 is een reactie hierop van gemachtigde ontvangen.
  • De Commissie, bestaande uit voorzitter en leden, heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

De ontvankelijk van het bezwaarschrift is niet in geschil.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of UHT het toegekende definitieve compensatiebedrag van € 24.832 op de juiste wijze heeft berekend.

Compensatieberekening
Gemachtigde voert aan dat het bezwaardossier niet compleet is en niet inzichtelijk is hoe het compensatiebedrag is vastgesteld.
Naar aanleiding van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken en de aanvullende beschouwing van UHT is de Commissie gebleken dat de compensatieberekening dient te worden aangepast. Bij het vaststellen van de rentevergoeding over de gemiste KOT (component o van de compensatieberekening) is voor toeslagjaar 2008 uitgegaan van een onjuiste aanvangsdatum. Dit moet 1 juli 2009 zijn in plaats van 26 februari 2010. Ook is een onjuiste einddatum gehanteerd voor zowel de rentevergoeding over de gemiste KOT (component o) als de immateriële schadevergoeding (component n). Dit had de datum van de bestreden beschikking, te weten 24 juni 2022, moeten zijn. Om die reden is de Commissie met UHT van oordeel dat de compensatieberekening op deze punten dient te worden aangepast overeenkomstig de aanvullende beschouwing van UHT. Het bezwaar is op dit punt gegrond.
Bovengenoemde aanpassingen hebben tot gevolg dat ook andere bedragen wijzigen: de hoogte van de immateriële schade dient te worden doorberekend tot de datum van de beslissing op bezwaar.

Met betrekking tot de componenten e (€ 2.298) en f (€ 2.714) van de compensatieberekening stelt gemachtigde dat het bedrag bij component f gemaximeerd moet worden tot het bedrag van component e (€ 2.298). Door de toeslagrente (€ 416) in component f op te nemen, ontstaat een negatief compensatiebedrag. UHT heeft in de aanvullende beschouwing aangegeven dat component f uit twee elementen kan bestaan indien aan een belanghebbende ook toeslagrente is uitgekeerd. UHT stelt dat enkel het element ‘later alsnog toegekende KOT’ gemaximeerd hoeft te worden tot component e, de ontvangen toeslagrente niet.

De Commissie overweegt als volgt. Volgens artikel 2.3 lid 1 van de Wht is het compensatiebedrag gelijk aan het bedrag dat als gevolg van de beschikking niet is toegekend of teruggevorderd (component e), verminderd, maar niet verder dan tot nihil, met de in dit geval, later alsnog toegekende KOT (component f). Rente die al is vergoed op grond van alsnog toekende KOT of een verhoging daarvan, dient op grond van artikel 2.2 onder g juncto artikel 2.3 lid 7 Wht in mindering gebracht te worden op de rentevergoeding gemiste KOT (component o).
Gelet op bovenstaande is de Commissie van mening dat UHT terecht de eerder toegekende toeslagrente van € 416 in mindering heeft gebracht op het compensatiebedrag. De Commissie geeft UHT in overweging om dit in toekomstige compensatieberekeningen op te nemen onder component o in plaats van component f. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Onjuistheden
Gemachtigde stelt dat er zich nog enkele onjuistheden hebben voorgedaan. In de bestreden beschikking staat vermeld dat de persoonlijk zaakbehandelaar op 3 juli 2022 de uitkomst met belanghebbende besproken heeft. Belanghebbende stelt echter dat zij de persoonlijk zaakbehandelaar op 4 maart 2022 voor het laatst heeft gesproken. Daarnaast is de bestreden beschikking enkel aan belanghebbende verzonden, terwijl gemachtigde zich al op 25 maart 2022 heeft gesteld. Ook is geen vooraankondiging ontvangen, waardoor belanghebbende de mogelijkheid tot het geven van een zienswijze is ontnomen.
De Commissie acht het spijtig dat de genoemde gang van zaken niet naar behoren is verlopen. Omdat namens belanghebbende een beroepsprocedure was gestart wegens het niet tijdig nemen van een beslissing, is destijds geen vooraankondiging verstuurd maar direct het definitieve compensatiebedrag toegekend. In de schriftelijke reactie biedt UHT hiervoor excuses aan. De Commissie overweegt dat belanghebbende in het kader van deze bezwaarprocedure de gelegenheid heeft gekregen en benut om haar bezwaren te ontvouwen en te onderbouwen.

Nadere gronden
Gemachtigde stelt in de nagekomen reactie van 12 maart 2024 dat op toeslagjaar 2010 ook de hardheidsregeling van toepassing moet zijn. Dat jaar is de KOT in samenspraak met de gemeente rechtstreeks uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie. Achteraf gezien blijkt dat de kinderopvangorganisatie frauduleus heeft gehandeld. Inmiddels is de kinderopvangorganisatie failliet verklaard, waardoor belanghebbende betalingen vanaf 17 maart 2010 (ad € 4.625) niet langer bij de kinderopvangorganisatie kan terugvorderen als onverschuldigde betaling. Derhalve stelt gemachtigde dat belanghebbende op basis van hardheid recht heeft op compensatie.

De Commissie merkt op dat deze bezwaargrond pas na de hoorzitting is aangevoerd en UHT op deze nieuwe stelling niet heeft kunnen reageren. De advisering van de Commissie beperkt zich mede daarom tot het navolgende. De Commissie overweegt dat het niet kunnen terugvorderen van onverschuldigde betalingen aan een private (inmiddels failliete) partij, niet valt onder de hardheidsregeling zoals bedoeld in artikel 2.1 Wht. Wel blijkt uit het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum dat voor toeslagjaar 2010 negen maal een bedrag van € 925 aan KOT is uitbetaald aan de kinderopvangorganisatie en vervolgens bij beschikking van 24 augustus 2010 is teruggevorderd bij belanghebbende. De terugvordering betreft een bedrag van € 8.803. Deze gang van zaken kan inderdaad duiden op een situatie waarop de hardheidsregeling van toepassing kan zijn. Uit het Informatie- en beoordelingsformulier blijkt onvoldoende of dit is onderzocht. De vraag of sprake is van hardheid in de zin van de Wht, kan invloed hebben op de compensatieberekening voor het toeslagjaar 2010. De Commissie adviseert UHT daarom in de beslissing op bezwaar alsnog te motiveren of de hardheidsregeling al dan niet van toepassing is op toeslagjaar 2010.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie gegrond is, adviseert de Commissie UHT de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De Commissie adviseert om hierbij de hoogste vergoeding toe te kennen met wegingsfactor twee.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

het bezwaarschrift deels gegrond te verklaren en de compensatieberekening aan te passen conform bovenstaande overwegingen; en

een proceskostenvergoeding toe te kennen met wegingsfactor twee tegen de hoogste vergoeding per procespunt.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter