BAC 2022-09689
Publicatiedatum 20-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 augustus 2022 (UHT-DC I)
Ontvangst bezwaarschrift: 16 augustus 2022 en 24 januari 2024
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 14 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaar is gericht tegen de op 15 augustus 2022 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DC I, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2011 tot en met 2018 een bedrag van € 67.749,- aan forfaitaire compensatie is toegekend in verband met institutioneel en/of individueel vooringenomen handelen.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 29 januari 2021 verzocht om een herbeoordeling van haar aanspraken op kinderopvangtoeslag. UHT heeft in dat kader gekeken naar de toeslagjaren 2011 tot en met 2018.
- Bij beschikking van 15 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT een definitief compensatiebedrag van € 67.749,- toegekend.
- Bij brief van 16 augustus 2022 heeft de gemachtigde bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
- UHT heeft op 7 juni 2023 schriftelijk gereageerd.
- De gronden van het bezwaar zijn aangevuld bij schrijven van 22 januari 2024.
- Op 5 februari 2024 heeft de gemachtigde de Commissie verzocht om op basis van de stukken advies uit te brengen. De Commissie heeft, met toepassing van artikel 7:3 onderdeel c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), afgezien van het horen van belanghebbende.
- De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden, heeft het bezwaar behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Beoordeling forfaitaire compensatieberekening over de toeslagjaren 2011 tot en met 2018
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen tegenover belanghebbende over de toeslagjaren 2011 tot en met 2018 individueel vooringenomen heeft gehandeld. UHT heeft op grond daarvan een forfaitaire compensatie van € 67.749,- toegekend. Belanghebbende heeft meerdere bezwaren geuit tegen de wijze waarop deze compensatie is berekend.
Niet-betaalde schuld kinderopvangtoeslag (component g)
Op grond van artikel 2.3, lid 1, onderdeel a Wht worden bedragen die zijn teruggevorderd maar niet zijn terugbetaald, in mindering gebracht op de compensatie. UHT heeft over de toeslagjaren 2012 en 2013 bedragen van respectievelijk € 5.378,- en € 6.626,- als niet-betaald opgevoerd. Belanghebbende stelt dat zij via haar WSNP-traject betalingen heeft verricht die ten onrechte niet zijn meegenomen.
Uit de LIC-overzichten blijkt echter dat WSNP-uitdelingen wél in mindering zijn gebracht. De resterende schulden zijn niet meer door belanghebbende zelf betaald en zijn dus correct aangemerkt als niet-betaald. Dat deze bedragen administratief zijn verwijderd vanwege gedupeerdheid of een schone lei, doet daar niet aan af.
Vergoeding juridische hulp (component m)
Artikel 2.2, onderdeel f Wht bepaalt dat compensatie ook kan bestaan uit een vergoeding voor gemaakte kosten van beroepsmatige rechtsbijstand. Uit het dossier blijkt dat over de jaren 2012, 2013 en 2016 bezwaar is gemaakt door een bewindvoerder – een professionele rechtshulpverlener. De kosten daarvan komen voor rekening van belanghebbende.
De Commissie acht het daarom aangewezen dat UHT de forfaitaire vergoeding voor juridische hulp alsnog toekent voor deze jaren. Het bezwaar is op dit punt gegrond.
Immateriële schadevergoeding (component n)
De forfaitaire vergoeding voor immateriële schade bedraagt, conform artikel 2.3, lid 4 Wht, € 500,- per half jaar vanaf de dagtekening van de eerste neerwaartse correctie tot aan de toekenning van compensatie. Belanghebbende betoogt dat deze vergoeding per toeslagjaar zou moeten worden toegekend, maar dit is niet in overeenstemming met de wet.
De Commissie volgt de lijn van de wetgever en acht de forfaitaire benadering gerechtvaardigd. Voor aanvullende immateriële schadevergoeding kan belanghebbende zich wenden tot de Commissie Werkelijke Schade. Dit bezwaaronderdeel is ongegrond.
Rentevergoeding over gemiste kinderopvangtoeslag (component o)
Op grond van artikel 2.2, onderdeel g Wht wordt rente vergoed over niet-uitgekeerde KOT. UHT heeft erkend dat de rente onterecht is berekend vanaf een te vroege startdatum, wat resulteerde in een te gunstige berekening voor belanghebbende. Omdat herberekening zou leiden tot een lager bedrag, blijft aanpassing uit. De Commissie ziet geen aanleiding hierover nadere advisering te geven.
Immateriële schadevergoeding tot aan beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de immateriële schadevergoeding bedoeld is voor het ongemak en de onzekerheid als gevolg van vertraging in de compensatieprocedure. Gelet op de bezwaarprocedure die tot vertraging heeft geleid, adviseert de Commissie om de vergoedingsperiode te verlengen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar deels gegrond is en herroeping van het bestreden besluit wordt geadviseerd, heeft belanghebbende op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht recht op een forfaitaire vergoeding van 1 procespunt met wegingsfactor 2. De Commissie adviseert het hoogste tarief per procespunt toe te kennen.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT om:
het bezwaar deels gegrond te verklaren en het bestreden besluit te herroepen;
een vergoeding voor juridische kosten toe te kennen voor de bezwaarprocedures met betrekking tot de toeslagjaren 2012, 2013 en 2016;
de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot aan de datum van de beslissing op bezwaar;
de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag aan te passen;
een proceskostenvergoeding toe te kennen van 1 procespunt met wegingsfactor 2, tegen het hoogst geldende tarief.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter