Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09614

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 4 augustus 2022

Hoorzitting: 2 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 12 maart 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift d.d. 2 augustus 2022, gericht tegen de door UHT genomen beschikking ‘definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag’ van 7 juli 2022 met kenmerk UHT-DC I.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 18 december 2019 een verzoek om herbeoordeling gedaan van haar kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 1 mei 2021 (met kenmerk CAP/UCF/21/093 UHT) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij (nog) niet in aanmerking komt voor een
    compensatie van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen heeft haar advies over het verzoek om een
    herbeoordeling van de aanspraak op KOT op 18 januari 2022 aan UHT
    toegestuurd.
  • Bij brief van 8 maart 2022 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging
    compensatie kinderopvangtoeslag (UHT-VC I) verzonden. Daarbij is voor toeslagjaar 2012 een bedrag aan compensatie toegekend van € 959 aangevuld tot € 30.000.
  • Bij beschikking van 7 juli 2022 (UHT-DC I) is aan belanghebbende een definitieve
    compensatie toegekend van € 30.000.
  • Tegen de beschikking van 7 juli 2022 heeft gemachtigde bij brief van 2 augustus
    2022 een ongemotiveerd bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 26 december 2022 een schriftelijke reactie ingediend op het
    bezwaarschrift van 2 augustus 2022.
  • Op 2 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid
    van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij het advies.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de
toegekende compensatie voor toeslagjaar 2012 op de juiste wijze heeft berekend.

Gemachtigde stelt dat het definitieve compensatiebedrag onjuist is vastgesteld. UHT geeft in haar schriftelijke reactie van 26 december 2022 aan dat de in de compensatieberekening gehanteerde einddatum voor de berekening van de
rentevergoeding voor de gemiste KOT (2 juni 2022) inderdaad onjuist is; deze had 7 juli 2022 moeten zijn, de datum van de bestreden beschikking. Nu er sprake is van een
gegrond bezwaar loopt de periode voor berekening van de rentevergoeding voor de
gemiste KOT door tot de dagtekening van de beslissing op bezwaar.

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie de compensatieberekening aan te passen op de door UHT aangegeven wijze. Zij wijst erop dat, nu het bezwaar deels
gegrond is, ook de einddatum van de berekening van de immateriële schadevergoeding aangepast moet worden naar de dagtekening van de beslissing op bezwaar met inachtneming van het bepaalde van het vierde lid van artikel 2.3. Wht. Component N, de aanvullende vergoeding van 1%, moet dan eveneens worden aangepast.

Gemachtigde heeft verder ter zitting aangevoerd dat de startdatum van de periode voor berekening van de immateriële schadevergoeding aangepast moet worden naar 17 april 2013, de datum dat belanghebbende het antwoordformulier KOT 2012 heeft toegestuurd. UHT heeft aangegeven dat als startdatum voor de berekening van de immateriële schadevergoeding ten gunste van belanghebbende 23 oktober 2014 is gehanteerd. Dit is de datering van de eerste neerwaartse bijstelling.
Het tijdstip waarop belanghebbende het antwoordformulier KOT 2012 waarnaar
gemachtigde verwijst is, gelet op de Wht, geen moment dat als startdatum voor de
berekening van immateriële schadevergoeding gehanteerd kan worden.
De Commissie kan zich in het standpunt van UHT vinden en adviseert dit
bezwaaronderdeel ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding

Nu het bezwaarschrift deels gegrond is en geadviseerd zal worden het bestreden besluit gedeeltelijk te herroepen dient een proceskostenvergoeding te worden toegekend op basis van 2 punten met een wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag
deels ontkennend beantwoordend, om:

  • het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
  • de bestreden beschikking te herroepen en de bedragen bij component M
    (rentevergoeding over gemiste KOT), component N (aanvullende vergoeding 1%) en
    component L (vergoeding immateriële schade) aan te passen op de door UHT in de
    schriftelijke reactie van 26 december 2022 en hierboven aangegeven wijze;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 punten met een
    wegingsfactor 2 tegen het hoogst geldende tarief;
  • de bezwaren voor het overige ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter