Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09500

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DC-I en 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift: 2 augustus 2022

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 3 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren en de immateriële vergoeding voor schade, de rentevergoeding gemiste KOT en aanvullende vergoeding van 1% van de beschikking met het kenmerk UHT-DC I aan te passen, met toekenning van een proceskostenvergoeding.

Onderwerp van advies

Het door voormalig gemachtigde (hierna: voormalig gemachtigde), namens belanghebbende (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaar is gericht tegen de drie beschikkingen van 3 mei 2022, waarbij aan belanghebbende over toeslagjaar 2011 een definitief compensatiebedrag is toegekend ter grootte van € 30.000,- (met kenmerk UHT-DC I). Over toeslagjaren 2010 en 2012 is geen compensatie of tegemoetkoming toegekend (beschikkingen met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A).

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich op 24 september 2020 bij UHT aangemeld voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de toeslagjaren 2006 tot en met 2012. In overleg met belanghebbende is overeengekomen dat slechts de toeslagjaren 2010 tot en met 2012 in de herbeoordeling worden betrokken.
  • Bij beschikking van 1 mei 2021 met kenmerk CAP/UCF/21/093 is het verzoek van belanghebbende om op grond van de lichte toets in aanmerking te komen voor € 30.000,- afgewezen.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 21 februari 2022 aan UHT gestuurd. De CvW heeft daarbij geoordeeld dat gedurende de jaren 2010 en 2012 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid en hardheid. Over toeslagjaar 2011 is de compensatieregeling wel van toepassing.
  • Bij brief van 7 maart 2022 met kenmerk UHT-VC I is de vooraankondiging compensatie KOT naar belanghebbende gestuurd, waarin over toeslagjaar 2011 het voorlopige compensatiebedrag is vastgesteld op € 30.000,-.
  • Bij beschikking van 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT over toeslagjaar 2011 aan belanghebbende een definitief compensatiebedrag toegekend ter grootte van € 30.000,-.
  • Bij beschikkingen van 3 mei 2022 met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A heeft UHT bepaald dat belanghebbende over de toeslagjaren 2010 en 2012 geen recht heeft op compensatie.
  • Bij brief van 2 augustus 2022 heeft de voormalig gemachtigde tegen de drie beschikkingen (UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DH5 A) bezwaar gemaakt.
  • Op 17 mei 2023 heeft een nieuwe gemachtigde UHT geïnformeerd dat hij de belangen van belanghebbende zal behartigen en een aanvullend bezwaarschrift ingediend.
  • Op 21 juni 2023 heeft gemachtigde UHT in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig beslissen op bezwaar tegen de beschikkingen van 3 mei 2022.
  • Op 4 augustus 2023 heeft gemachtigde een beroepschrift niet tijdig beslissen bij de rechtbank Amsterdam ingediend en op 25 augustus 2023 heeft UHT een verweerschrift ingediend.
  • Bij beschikking van 25 augustus 2023 wordt aan gemachtigde een definitieve beschikking dwangsom vanwege de ingebrekestelling gestuurd waarin drie keer de maximale dwangsom van € 1.442,- wordt toegekend.
  • Op 21 september 2023 heeft gemachtigde per e-mail aan UHT laten weten dat wordt afgezien van een hoorzitting. De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af van het horen van belanghebbende.
  • UHT heeft op 19 oktober 2023 een schriftelijke reactie op het bezwaarschrift gegeven.
  • De Commissie, bestaande uit een voorzitter en twee leden, heeft dit advies behandeld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie zal in het kader van deze bezwaarprocedure over de volgende onderwerpen adviseren: een volledig persoonlijk dossier, inzichtelijke motivering van het compensatiebedrag, equality of arms, immateriële vergoeding voor schade, hardheid van het stelsel en proceskostenvergoeding.

Een volledig persoonlijk dossier
Belanghebbende voert aan dat diverse keren is gevraagd om het persoonlijke dossier en dat dit tot op heden niet is ontvangen. In reactie hierop stelt UHT dat het persoonlijke dossier nog niet aan belanghebbende is gestuurd, maar wel het bezwaardossier. De Commissie begrijpt dat belanghebbende ook graag wil beschikken over een voor haar volledig persoonlijk dossier. Op grond van het bepaalde in artikel 6:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan gemachtigde ter beschikking stellen. De Commissie stelt vast dat gemachtigde op 6 februari 2024 in het bezit is gesteld van alle op de genomen beslissingen betrekking hebbende stukken. Het persoonlijke dossier van belanghebbende valt daar niet onder. Gesteld noch gebleken is dat op de zaak betrekking hebbende stukken zouden ontbreken. Deze bezwaargrond treft geen doel.

Inzichtelijke motivering van het compensatiebedrag
Belanghebbende betoogt dat de compensatieberekening niet inzichtelijk is gemotiveerd. Hoe aan de hoogte van de rentevergoeding over gemiste KOT is gekomen is niet te controleren. UHT meent dat in het bezwaardossier en de toegevoegde aanvullende producties en beschouwing voldoende inzichtelijk is gemaakt hoe aan de bedragen is gekomen. De rentevergoeding over gemiste KOT voor 2011 bedraagt € 4.743,- in plaats van € 4.465,-. In afdeling 2.1 van de Wht zijn regels opgenomen rond de compensatie en tegemoetkomingen aan de gedupeerde aanvrager van KOT. In artikel 2.2 van de Wht is bepaald uit welke componenten compensatie zou kunnen bestaan.

De Commissie is van oordeel dat ter motivering van de bestreden beschikkingen gewezen kan worden op het bezwaardossier en de schriftelijke beschouwing van 19 oktober 2023 van UHT. Uit het bezwaardossier blijkt welke voorschotbeschikkingen, definitieve vaststelling van KOT, het LIC-overzicht en de gemaakte renteberekening over toeslagjaar 2011, welke bedragen er voor de compensatieberekening zijn gehanteerd. In het bestreden besluit van 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DC I wordt uitgelegd dat het compensatiebedrag bestaat uit meerdere compensatieonderdelen die allen zijn te herleiden tot de stukken in het bezwaardossier. Het overzicht is weliswaar vrij technisch, schematisch en summier, maar in het dossier zit ook een toelichting op de rubrieken uit dat overzicht. Deze rubrieken vinden hun grondslag in artikel 2.2, onder a tot en met g, van de Wht. De Commissie volgt UHT in haar standpunt dat uit de renteberekening 2011 volgt dat deze onjuist is berekend en dat de juiste hoogte € 4.743,- bedraagt in plaats van € 4.465,-. Door aanpassing van deze vergoeding is het bezwaar deels gegrond.

Immateriële vergoeding voor schade
Belanghebbende voert aan dat de vergoeding voor immateriële schade onjuist is vastgesteld. De startdatum voor deze vergoeding is 25 januari 2013 in plaats van 1 maart 2013. Op 25 januari 2013 is belanghebbende op de hoogte gebracht dat KOT over 2011 terugbetaald dient te worden. Door aanpassing van de datum loopt de vergoeding nu door tot en met de beslissing op bezwaar. UHT is met belanghebbende van mening dat de startdatum van deze vergoeding dient te lopen vanaf 25 januari 2013 en dat de einddatum om de omvang van deze vergoeding te bepalen de datum van de beslissing op bezwaar zal zijn.

In artikel 2.3, vierde lid, van de Wht is bepaald dat voor de startdatum van deze vergoeding uitgegaan dient te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking, te weten 25 januari 2013. Het bezwaar van belanghebbende wordt gegrond verklaard omdat de rentevergoeding over gemiste KOT wordt aangepast en hierdoor loopt de einddatum van de vergoeding voor immateriële schade door tot en met de afgifte van de beslissing op bezwaar. Door aanpassing van de rentevergoeding gemiste KOT en verhoging van de vergoeding voor immateriële schade zal dat ook tot aanpassing van de aanvullende 1%-vergoeding leiden.

Er is in strijd met het beginsel van equality of arms gehandeld
Belanghebbende meent dat het beginsel van “equality of arms” in de zin van artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) geschonden is en dat zij hierdoor in haar processuele belangen is geschaad. In reactie hierop stelt UHT dat dit beginsel binnen de bezwaarprocedure van het bestuursrecht niet van toepassing is en dat belanghebbende het bezwaardossier en de schriftelijke beschouwing van 19 oktober 2023, en hiermee alle relevante informatie, heeft ontvangen.

De Commissie overweegt dat in artikel 6 EVRM het recht op een eerlijk proces is opgenomen. Hieruit vloeien onder meer een aantal eisen voort, samenhangend met het beginsel van equality of arms. Dat beginsel houdt in dat burgers dezelfde middelen moeten hebben als de overheid om hun standpunt te verdedigen. Deze processuele eisen zijn in het Nederlandse bestuursrecht neergelegd in de Awb. De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van artikel 7:13 van de Awb. Op grond van artikel 7:4, tweede lid van de Awb, in samenhang gelezen met het vierde lid van dat artikel, heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Gemachtigde heeft, zoals eerder opgemerkt, het bezwaardossier, inclusief het LIC-overzicht, tegelijkertijd met de schriftelijke beschouwing ontvangen. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de Commissie niet gebleken dat aan de vereisten van de Awb niet zou zijn voldaan. De Commissie volgt daarom belanghebbende niet in haar stelling dat het beginsel van “equality of arms” en daarmee artikel 6 EVRM geschonden zou zijn. Deze bezwaargrond treft geen doel.

Hardheid van het stelsel
De Commissie overweegt dat de KOT expliciet is uitgesloten van de beslagvrije voet in artikel 475c sub j van het Wetboek van Rechtsvordering. Zoals blijkt uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot uitbreiding van de beslagvrije voet is dat een bewuste keuze geweest die vooral gelegen is in het feit dat de KOT in zijn aard wezenlijk verschilt van de overige toeslagen. De KOT is namelijk juist gericht op de bevordering van arbeidsparticipatie, terwijl de overige toeslagen (huur- en zorgtoeslag, kindgebonden budget) een duidelijk inkomensondersteunend karakter hebben. De vraag of, en in hoeverre, rekening is gehouden met de beslagvrije voet bij verrekeningen met andere toeslagen, valt buiten de reikwijdte van het begrip vooringenomen handelen. De Commissie is van oordeel dat in dit geval niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot de conclusie dat sprake is van hardheid van het stelsel. Deze bezwaargrond treft geen doel.

Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar naar de mening van de Commissie deels gegrond is, adviseert de Commissie UHT tevens de kosten van rechtsbijstand in deze procedure te vergoeden. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van een procespunt (voor het indienen van een aanvullend bezwaarschrift). Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen met een wegingsfactor twee.

Conclusie

  • Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie de UHT om:
  • het bezwaar tegen de beschikkingen van 3 mei 2022 met de kenmerken: UHT-DC-I A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren;
  • het bezwaar tegen de beschikking van 3 mei 2022 met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren met dien verstande dat de compensatieberekening voor toeslagjaar 2011 de rentevergoeding gemiste KOT wordt aangepast naar € 4.743,-. Voor de vergoeding van de immateriële schade uit te gaan van de startdatum 25 januari 2013, en als einddatum de dagtekening van de beslissing op bezwaar te hanteren. Ten gevolge van deze wijzigingen ook de aanvullende vergoeding (1% van het subtotaal) aan te passen;
  • Een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter