Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-09110

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 1 juni 2022 (UHT-DC I A) en 1 juni 2022 (UHT-DH5 A)

Ontvangst bezwaarschrift: 12 juli 2022

Hoorzitting: 24 april 2024

Overdracht advies aan UHT: 21 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door de gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) met kenmerk UHT-DC-I A en de beschikking herbeoordeling KOT met kenmerk UHT-DH5 A.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2012 tot en met 2015.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 13 juni 2020, ingekomen op 23 juni 2020, verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag.
  • UHT heeft bij beschikking van 30 april 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat geen recht bestaat op een betaling van € 30.000,-.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 20 april 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat voor de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikkingen van 1 juni 2022 aan belanghebbende medegedeeld dat geen recht bestaat op compensatie voor de jaren 2012 tot en met 2015.
  • De gemachtigde heeft bij brief van 12 juli 2022, ingekomen op 13 juli 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • De gemachtigde heeft het bezwaarschrift bij brief van 15 september 2022 aangevuld.
  • UHT heeft op 16 oktober 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 24 april 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.
  • Dit advies wordt uitgebracht door drie leden van de Commissie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Vooringenomenheid en compensatie
Belanghebbende stelt dat de berekening van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) ten aanzien van de toegekende kinderopvangtoeslag (KOT) over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 niet klopt. Volgens belanghebbende is sprake van vooringenomen handelen, omdat het gastouderbureau waarvan hij opvang afnam ten onrechte als CAF-dossier is aangemerkt, terwijl andere ouders die gebruikmaakten van hetzelfde bureau wél compensatie hebben ontvangen.

De Commissie overweegt dat, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, niet aannemelijk is geworden dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel van hardheid van het stelsel.

In de eerste plaats stelt de Commissie vast dat belanghebbende blijkens het Informatie- en beoordelingsformulier voor de jaren 2014 en 2015 weliswaar betrokken is geweest in een CAF-onderzoek (CAF1513, Tyndrum), maar dat dit onderzoek niet als CAF-11 vergelijkbaar is beoordeeld. Van groepsgewijze vooringenomenheid is daarom geen sprake. Dat andere ouders bij hetzelfde gastouderbureau wel compensatie hebben ontvangen, kan mogelijk voortkomen uit individueel vooringenomen handelen door B/T. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zijn situatie zodanig overeenkomt met die van andere ouders dat sprake is van een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel.

Ten aanzien van de vraag of sprake is van individuele vooringenomenheid stelt de Commissie vast dat B/T belanghebbende heeft verzocht om nadere informatie over de toeslagjaren 2012 en 2013, waaronder opvangcontracten, facturen kinderopvang en bankafschriften. Deze informatie heeft belanghebbende in september 2012 en mei 2014 aan B/T verstrekt.

Op 1 februari 2016 heeft B/T voorts uitvraag gedaan in het kader van het CAF-onderzoek met betrekking tot de toeslagjaren 2014 en 2015. Dit betrof een verzoek om opvangcontracten, facturen kinderopvang, bankafschriften en een jaaropgave. Na beoordeling van de door belanghebbende verstrekte stukken is door B/T geoordeeld dat belanghebbende recht had op KOT over de toeslagjaren 2014 en 2015. Dit blijkt uit de tijdlijn.

De Commissie stelt vast dat deze uitvraag van informatie niet heeft geleid tot een stopzetting of neerwaartse aanpassing van de KOT van belanghebbende.

De Commissie overweegt dat niet aannemelijk is geworden dat B/T over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 meer of andere gegevens heeft opgevraagd dan noodzakelijk was om het recht op KOT te kunnen beoordelen en vaststellen. Het instellen van een (extra) controle of het tussentijds opvragen van gegevens is op zichzelf onvoldoende om te concluderen dat B/T vooringenomen heeft gehandeld. Daarvoor is meer nodig.

De Commissie overweegt verder dat de terugvordering van KOT over de toeslagjaren 2012 tot en met 2015 het gevolg was van een te hoog voorschot, dat vanwege het achteraf vastgestelde (aanzienlijk) hogere gezamenlijke toetsingsinkomen van belanghebbende en diens toenmalige toeslagpartner is verlaagd. De KOT over 2015 is ook verlaagd vanwege de stopzetting ervan door belanghebbende per 1 juni 2015. Dit betreft reguliere bijstellingen die conform de wet zijn uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier in dit geval anders over te oordelen. Verder is ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie Opzet/Grove Schuld (O/GS), zodat ook wat dit betreft geen aanspraak op compensatie kan worden gemaakt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Belanghebbende stelt dat hij geen dossier heeft ontvangen en dat de bestreden beschikkingen in strijd zijn met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel.

De Commissie stelt vast dat de beschouwing van UHT en het daarbij behorende dossier op 14 februari 2024 aan de gemachtigde zijn toegezonden. Daarmee hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Blijkens de beschouwing is eerder ook het hersteldossier door UHT aan de gemachtigde toegezonden.

Van schending van het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel is naar het oordeel van de Commissie geen sprake. Door middel van het indienen van het Informatie- en beoordelingsformulier, de overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC), de overige producties en het schriftelijke verweer zijn de bestreden besluiten voldoende onderbouwd. Verder acht de Commissie het op grond van de stukken aannemelijk dat het onderzoek en de belangenafweging voldoende zorgvuldig zijn geweest. Dit bezwaar treft dan ook geen doel.

Redelijke termijn
Belanghebbende heeft op de hoorzitting verzocht om een schadevergoeding op grond van het verstrijken van een redelijke termijn waarbinnen op het bezwaar had moeten worden beslist, onder verwijzing naar artikel 6 van het EVRM.

De Commissie volgt belanghebbende in dit standpunt niet en wijst erop dat dit pas in de (hoger)beroepsfase kan worden beoordeeld (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 januari 2014, rechtsoverweging 4.4.1).

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie niet adviseert de primaire besluiten te herroepen, is er geen aanleiding om een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter