BAC 2022-09071
Publicatiedatum 13-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 oktober 2021 (UHT-DC I)
Ontvangst bezwaarschrift: 14 juli 2022 (UHT-DC I)
Hoorzitting: 21 augustus 2024
Overdracht advies aan UHT: 6 november 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gericht tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door de gemachtigde, namens belanghebbende, ingediende bezwaar is gericht tegen de op 7 oktober 2021 door UHT genomen beschikking met kenmerk UHT-DC I, waarbij aan belanghebbende over de toeslagjaren 2006 tot en met 2011 een compensatiebedrag is toegekend van € 173.986,-.
Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft UHT op 14 juli 2022 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de toeslagjaren 2006 tot en met 2011.
- UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 7 oktober 2021 met kenmerk UHT-DC I een compensatiebedrag toegekend van € 173.986,- over de toeslagjaren 2006 tot en met 2011 wegens vooringenomenheid van B/T.
- De gemachtigde heeft bij brief van 14 juli 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking. De gemachtigde heeft het bezwaar bij schrijven van 22 maart 2023 aangevuld.
- UHT heeft op 15 januari 2024 met een Beschouwing schriftelijk gereageerd.
- Het bezwaar van belanghebbende is op 21 augustus 2024 op hoorzitting bij de Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
- De Commissie heeft partijen verzocht uiterlijk 1 oktober 2024 te berichten of er een schikking tot stand is gekomen. Nadat op 1 oktober 2024 geen schikking tot stand was gekomen, heeft de Commissie besloten advies uit te brengen.
- De Commissie, bestaande uit drie leden, heeft het advies vastgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Procedurele bezwaren ten aanzien van het bezwaardossier
Ingevolge artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaande aan de hoorzitting bij de Commissie recht op de op de zaak betrekking hebbende stukken, of zoals de gemachtigde schrijft, de relevante stukken. Volgens belanghebbende zijn niet voldoende stukken overgelegd. Zij wacht nog op haar persoonlijk dossier.
UHT heeft gedurende de bezwaarprocedure een uitgebreid bezwaardossier overgelegd, waarin alle stukken zijn opgenomen die van belang zijn voor het beoordelen van dit bezwaar tegen de primaire beschikking van 7 oktober 2021. Het inzagerecht en het recht van hoor en wederhoor van belanghebbende zijn daarom voor de beoordeling van deze zaak niet in het geding. De Commissie volgt belanghebbende dus niet in haar bezwaar dat niet voldoende stukken zijn verstrekt. Dat neemt niet weg dat het voorstelbaar is dat belanghebbende haar persoonlijke dossier wil ontvangen. Bij haar leeft bijvoorbeeld de vraag waarom B/T het op haar had gemunt. Dat is gelet op het leed dat zij heeft ondervonden zonder meer voorstelbaar. In de Beschouwing heeft UHT te kennen gegeven dat het (eerdere) verzoek van belanghebbende om het persoonlijk dossier te ontvangen in behandeling is genomen. Ook tijdens de hoorzitting is hierover gesproken. Het komt de Commissie als geraden voor dat belanghebbende zo vlot als mogelijk in het bezit wordt gesteld van haar persoonlijk dossier.
Beoordeling compensatieberekening toeslagjaren 2006 tot en met 2011
Tussen partijen is niet in geschil dat B/T tegenover belanghebbende over de toeslagjaren 2006 tot en met 2011 vooringenomen heeft gehandeld. UHT heeft bij beschikking met kenmerk UHT-DC I een forfaitair compensatiebedrag van € 173.986,- toegekend aan de hand van een compensatieberekening. UHT heeft in de Beschouwing vastgesteld dat de compensatieberekening in verschillende jaren ten aanzien van de volgende onderdelen niet klopt:
- Onderdelen a) “Uw kinderopvangtoeslag voordat wij deze onterecht naar beneden aanpasten” en c) “De toeslag die u niet hebt gekregen of die u moest terugbetalen (inclusief toeslagrente)”
- Onderdeel d) “AF: Verschil met laatst vastgestelde kinderopvangtoeslag (inclusief aan u betaalde toeslagrente)”
- Onderdeel l) “BIJ: De immateriële schade die we vergoeden”
- Onderdeel m) “BIJ: De toeslagrente die we vergoeden over gemiste kinderopvangtoeslag”
- Onderdelen n) “BIJ: Het bedrag dat we aanvullend vergoeden (1% van het subtotaal”) en o) “Bedragen die u eerder hebt ontvangen”
UHT heeft bij haar Beschouwing een nieuwe compensatieberekening overgelegd. Onderdelen a) en c) betreffen een afrondingsverschil die gezamenlijk geen gevolgen hebben voor de hoogte van het compensatiebedrag. Anders ligt het bij onderdeel d), waarin de laatste vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag 2006 en 2007 ten onrechte te laag respectievelijk te hoog is vastgesteld (2006: € 14.062,-, terwijl dit € 14.226,- had moeten zijn, en 2007: € 19.750,-, terwijl dit € 18.715,- moest zijn).
Desgevraagd heeft de gemachtigde van UHT toegelicht dat de verhoging van het bedrag bij onderdeel d in het jaar 2006 geen gevolgen heeft voor de berekening: het zal niet in het nadeel van belanghebbende worden aangepast. Het aangepaste bedrag bij onderdeel d in het jaar 2007 leidt wél tot een aanpassing; deze is in het voordeel van belanghebbende.
Ook onderdelen l), m) en n) moeten volgens de Beschouwing worden gewijzigd in het voordeel van belanghebbende. Deze wijzigingen komen de Commissie juist voor: onderdeel l), rente gemiste kinderopvangtoeslag, is aanvankelijk niet volgens de wettelijke systematiek van artikel 27 lid 2 Awir tot de datum van de beschikking (7 oktober 2021) berekend, maar tot 1 oktober 2021. De rente gemiste kinderopvangtoeslag moet bij beslissing op bezwaar dan ook in het voordeel van belanghebbende worden aangepast. Onderdeel m), de immateriële schadevergoeding, moet als gevolg van het slagen van het bezwaar worden doorberekend tot de beslissing op bezwaar. Onderdeel n), de 1%-correctie, moet als gevolg van alle aanpassingen ook worden aangepast.
De Commissie merkt met betrekking tot de immateriële schadevergoeding verder op dat deze moet worden berekend met ingangsdatum 21 mei 2008 (niet: 9 juni 2008). Dit is volgens het RKT-overzicht 2006 (productie 44) de datum waarop de eerste (interne) handeling die leidde tot de vooringenomen correctie (ook wel: de eerste vooringenomen handeling) heeft plaatsgevonden. Volgens het begunstigend beleid van UHT wordt deze datum als startdatum voor de berekening van immateriële schadevergoeding genomen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, slaagt het bezwaar van belanghebbende.
Schending motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
Nu de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I volgens de Commissie niet in stand kan blijven, zoals hierboven benoemd, staat daarmee vast dat deze niet deugdelijk is gemotiveerd en de motivering bij beslissing op bezwaar moet worden verbeterd.
Aanvullende schadevergoeding bij CWS/SGH
Belanghebbende heeft in deze bezwaarprocedure aanspraak gemaakt op een hogere immateriële schadevergoeding dan haar nu forfaitair ingevolge de Wht (artikel 2.3 lid 4 Wht) is toegekend. De hoogte van deze forfaitaire vergoeding zou in strijd komen met het evenredigheidsbeginsel, aldus belanghebbende.
De Commissie kan haar daarin niet volgen. Uitgangspunt is dat formele wetten, zoals de Wht, niet aan het evenredigheidsbeginsel kunnen worden getoetst. Deze regel kan uitzondering lijden, wanneer de wetgever een effect van een wet niet heeft bedoeld of voorzien (ECLI:NL:RVS:2023:772). Hiervan is in het geval van de Wht geen sprake: de wetgever heeft bewust gekozen voor een forfaitaire afdoening in eerste instantie met een weg voor aanvullende schadevergoeding via de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Het beroep van belanghebbende op het evenredigheidsbeginsel kan daarom niet slagen. Dat betekent echter niet dat zij niet in aanmerking kan komen voor een hogere immateriële schadevergoeding. Belanghebbende heeft tijdens de hoorzitting verteld over de grote moeilijkheden waarin zij terecht is gekomen als gevolg van het handelen van B/T. Voor een aanvullende vergoeding van schade kan zij een verzoek indienen bij de CWS. CWS zal het verzoek naar de regels van het civiele schadevergoedingsrecht beoordelen en UHT adviseren of belanghebbende in aanmerking komt voor aanvullende schadevergoeding. Ook kan belanghebbende overwegen om zich te wenden tot de Stichting Gelijkwaardig Herstel (SGH).
Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en adviseert om de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij uit te gaan van de hoogste vergoeding per procespunt.
Conclusie
De Commissie adviseert UHT bij beslissing op bezwaar:
- het bezwaar deels gegrond te verklaren en de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I te herroepen;
- de berekening van het verschil met de laatst vastgestelde beschikking kinderopvangtoeslag over het jaar 2007 aan te passen;
- de vergoeding voor immateriële schade te berekenen vanaf 21 mei 2008 tot de datum van de beslissing op bezwaar;
- de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag opnieuw te berekenen met inachtneming van artikel 27 lid 2 Awir;
- de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag en bedragen die eerder zijn ontvangen aan te passen;
- een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2, uitgaande van de hoogste vergoeding per procespunt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter