Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-08966

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 9 mei 2022 (UHT-DC-I A en UHT-DH5 A)

Ontvangst bezwaarschrift: 15 mei 2022

Hoorzitting: 17 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2025

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen compensatie kinderopvangtoeslag van 9 mei 2022, met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH5 A. Belanghebbende wordt bijgestaan door een gemachtigde.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) geen compensatie toegekend voor de jaren 2016 en 2017.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • De toenmalige partner van belanghebbende heeft op 9 februari 2021 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (KOT) over de jaren 2016 en 2017.
  • UHT heeft bij beschikking van 1 mei 2021 aan belanghebbende medegedeeld dat er (nog) geen recht bestaat op een betaling van € 30.000.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 7 april 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geadviseerd dat gedurende de betrokken jaren geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • Bij beschikking van 9 mei 2022 (UHT-DC-I A) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat er geen recht bestaat op compensatie voor de jaren 2016 en 2017.
  • Eveneens bij beschikking van 9 mei 2022 (UHT-DH5 A) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat er over het jaar 2017 geen recht bestaat op compensatie op grond van hardheid.
  • Belanghebbende heeft bij formulier van 15 mei 2022, ingekomen op 7 juli 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • UHT heeft op 15 september 2023 schriftelijk gereageerd.
  • Op 17 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij het advies is gevoegd.
  • UHT heeft, daartoe door de Commissie ter zitting verzocht, op 27 juni 2024 een nadere schriftelijke reactie ingediend. De gemachtigde heeft daar op 18 juli 2024 op gereageerd. Na die uitvraag heeft de Commissie partijen bij e-mailbericht van 9 september 2024 in de gelegenheid gesteld hun standpunten desgewenst nader te onderbouwen. Van belanghebbende is op 16 oktober 2024 een reactie ontvangen. UHT heeft niet meer gereageerd. De Commissie is vervolgens tot advisering overgegaan.
  • Dit advies wordt uitgebracht door een Commissie bestaande uit drie leden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordeling afwijzing compensatie jaren 2016 en 2017
De gemachtigde voert aan dat belanghebbende aanspraak maakt op compensatie, omdat ten onrechte zou zijn gesteld dat belanghebbende geen doelgroeper is en geen gebruik heeft gemaakt van gekwalificeerde opvang.

De Commissie overweegt het volgende. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht komt voor compensatie in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van de aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze van Belastingdienst/Toeslagen (B/T) of van bijzondere hardheid.

Volgens UHT is geen sprake van vooringenomenheid of hardheid. B/T heeft voldoende uitgevraagd en op basis van de door belanghebbende overgelegde gegevens geconstateerd dat niet werd voldaan aan de voorwaarden om te worden aangemerkt als doelgroeper in de zin van artikel 1.6 van de Wet kinderopvang (Wko), noch aan de voorwaarden voor gekwalificeerde opvang zoals bedoeld in artikel 1.5 Wko.

De Commissie overweegt als volgt. In de onderhavige jaren is zowel in 2016 als in 2017 sprake geweest van een verlaging van het recht op KOT met respectievelijk € 384 en € 2.430 tot nihil. B/T heeft deze verlaging doorgevoerd nadat belanghebbende tweemaal in de gelegenheid is gesteld om gevraagde informatie aan te leveren. Uit het invul- en beoordelingsformulier blijkt dat B/T de KOT verlaagde op basis van de aangeleverde informatie, waaruit werd afgeleid dat belanghebbende geen arbeid verrichtte en niet voldeed aan de voorwaarden voor doelgroeper. Tevens werd uit de overlegde documenten afgeleid dat niet werd voldaan aan de voorwaarden voor gekwalificeerde opvang.

Naar het oordeel van de Commissie blijkt uit deze gang van zaken niet van vooringenomen handelen. De interpretatie door B/T is gebaseerd op informatie van belanghebbende zelf. Daarnaast werd de KOT voor het toeslagjaar 2017 hangende het informatieverzoek opnieuw toegekend, wat duidt op een beoordeling op basis van beschikbare gegevens. Er zijn geen stukken overgelegd die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die uitleg.

Nu UHT in haar reactie van 15 september 2023 heeft toegelicht dat het onderzoek niet vergelijkbaar is met CAF-11, en het tegendeel niet aannemelijk is geworden, acht de Commissie het niet aannemelijk dat sprake is van vooringenomen handelen of hardheid van het stelsel. Belanghebbende komt op grond hiervan niet in aanmerking voor compensatie voor de jaren 2016 en 2017. De Commissie adviseert UHT dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Dwangsom
Belanghebbende voert aan dat er recht zou bestaan op een dwangsom. De Commissie onthoudt zich van advies op dit punt, aangezien bezwaren met betrekking tot een dwangsom buiten het kader van haar bevoegdheden vallen als bedoeld in artikel 3 van de Instellingsregeling Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter