BAC 2022-08807
Publicatiedatum 08-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 21 december 2021 met als kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 23 juni 2022
Hoorzitting: 1 mei 2024
Overdracht advies aan UHT: 16 mei 2024
Samenvatting
ChatGPT said:
De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de Commissie) adviseert de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) om het bezwaar van belanghebbende tegen de compensatiebeschikking van 21 december 2021 (kenmerk UHT-DC I) ongegrond te verklaren en de beschikking in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het bezwaarschrift, ingediend door de gemachtigde namens belanghebbende, richt zich tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag met kenmerk UHT-DC I. Deze beschikking betreft de herbeoordeling van kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012, de maand januari 2014 en 2017. Voor deze jaren is aan belanghebbende een compensatiebedrag van € 56.961,- toegekend.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. De bestreden beschikking is genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de jaren 2011, 2012, 2014 en 2017.
- In haar advies van 17 augustus 2021 heeft de Commissie van Wijzen aan UHT geadviseerd om voor de maanden februari tot en met december 2014 geen compensatie toe te kennen aan belanghebbende omdat geen sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen of hardheid. Voor het jaar 2017 is de hardheidsregeling van toepassing.
- Bij beschikking van 21 december 2021 (UHT-DC I) is aan belanghebbende meegedeeld dat zij recht heeft op compensatie van € 56.961,- voor de jaren 2011, 2012, de maand januari van 2014, en 2017.
- Bij brief van 23 juni 2022 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de aangevallen beschikking.
- Bij brief van 24 februari 2023 heeft belanghebbende de gronden van haar bezwaar aangevuld.
- Bij schriftelijke reactie van 27 september 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende. Hierbij heeft UHT een dossier (producties 1-52) overgelegd.
- In haar brief van 21 april 2024 heeft belanghebbende aanvullende bezwaargronden ingediend.
- Bij aanvullende schriftelijke reactie van 30 april 2024 heeft UHT gereageerd op de aanvullende gronden van belanghebbende. Hierbij heeft UHT een dossier (producties 53-60) overgelegd.
- Op 1 mei 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Bezwaargronden
In haar bezwaar tegen de bestreden beschikking heeft belanghebbende het volgende aangevoerd. Belanghebbende voert aan dat zij niet beschikt over alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Volgens belanghebbende zou de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) een ‘35-onderdelendossier’ dienen te verstrekken. Hiernaast stelt belanghebbende dat de hoogte van de immateriële schade niet op de juiste wijze is berekend. Ook voert belanghebbende aan dat in de berekening van de compensatie over het jaar 2011 bij componenten a, b, c, d en f uitgegaan is van onjuiste bedragen. Belanghebbende kan zich evenmin verenigen met de bedragen die gehanteerd zijn in de compensatieberekening voor het jaar 2014. Belanghebbende voert aan dat zij recht heeft op compensatie voor het gehele jaar 2014 en niet alleen voor de maand januari 2014. Ook voert belanghebbende aan dat het haar niet duidelijk is hoe de rentevergoeding over gemiste KOT is berekend. Tenslotte stelt belanghebbende dat zij het niet eens is met de hoogte van de aanvullende vergoeding voor werkelijke schade. Gelet op de hiervoor genoemde gronden behoort de aanvullende vergoeding aangepast te worden.
De Commissie bespreekt hieronder de gronden van belanghebbende.
Zorgvuldige voorbereiding
De Commissie overweegt dat het voorbeeld voor dossierverstrekking door UHT niet leidend is voor de daadwerkelijke verstrekking van gegevens in een specifieke zaak. De Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat het bestuursorgaan zorgt dat alle op de zaak betrekking hebbende stukken beschikbaar zijn. De Commissie heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat belanghebbende en De Commissie niet beschikken over alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
Hoogte immateriële schade
In haar schriftelijke reactie heeft UHT toegelicht op welke wijze de vergoeding voor immateriële schade is opgebouwd en hoe deze schade is berekend. Op 15 augustus 2011 heeft de Belastingdienst een brief verzonden naar belanghebbende met het verzoek een juist registratienummer door te geven (productie 52). Vanaf deze datum is belanghebbende geconfronteerd met stress, ongemak en onzekerheid. De definitieve compensatiebeschikking is gedateerd op 21 december 2021. In het geval van belanghebbende loopt de periode voor vergoeding van immateriële schade vanaf 15 augustus 2011 tot en met 23 december 2021. Dit betreft 21 halve jaren (naar boven afgerond); 21 x 500 = € 10.500,-. De Commissie overweegt dat de gehanteerde startdatum kan worden gevolgd en de hoogte van de vergoeding van immateriële schade correct is berekend. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Compensatieberekening 2011
Belanghebbende voert aan dat UHT bij component a uit had behoren te gaan van een bedrag ad € 12.583,- (productie 17). In haar schriftelijke reactie (alinea 6.15) heeft UHT toegelicht op welke wijze de bedragen, vermeld bij de afzonderlijke componenten a, b, c, d en f voor berekeningsjaar 2011, tot stand gekomen zijn. UHT vermeldt onder andere dat het bij component a. opgenomen bedrag ad € 11.504,- betrekking heeft op de voorschotbeschikking van 12 maart 2011 (productie 12). Vervolgens is sprake van een harde stop per 1 februari 2011 (productie 14). Hierna is het voorschotbedrag bij beschikking van 30 augustus 2011 neerwaarts bijgesteld naar € 959,- (productie 15). Op de hoorzitting heeft UHT toegelicht dat zij voor het vaststellen van de verschuldigde compensatie uitgaat van het bedrag voorafgaand aan de eerste onterechte neerwaartse bijstelling (artikel 2.2 onder a en artikel 2.3 lid 1 Wht). De Commissie acht deze uitleg navolgbaar. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Compensatieberekening 2014
In haar schriftelijke reactie (alinea 6.16) heeft UHT de totstandkoming van de bedragen voor berekeningsjaar 2014 toegelicht. De Commissie acht deze uitgebreide uitleg navolgbaar. Op basis van de verstrekte stukken overweegt De Commissie dat niet aannemelijk is dat belanghebbende recht had op KOT voor de maanden maart tot en met december 2014. Het is De Commissie niet gebleken dat het kind van belanghebbende in deze maanden opvang heeft genoten en dat de ouder hiervoor kosten heeft gemaakt. Belanghebbende heeft geen nadere gegevens of informatie verstrekt over genoten opvang naast het volgen van de basisschool vanaf medio januari 2014. De Commissie volgt niet het standpunt van belanghebbende dat het verhaal van de ouder leidend en beslissend is voor toekenning van compensatie, nu de voorhanden gegevens het verhaal van de ouder niet ondersteunen en niet aannemelijk wordt gemaakt dat die gegevens onjuist of onvolledig zijn.
De Commissie onderschrijft het standpunt van UHT daarom dat belanghebbende voor de maanden maart tot en met december 2014 geen aanspraak op compensatie heeft (artikel 2.1 lid 2 Wht). Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.
Rentevergoeding over de gemiste KOT
In haar schriftelijke reactie (alinea 6.17) heeft UHT een toelichting gegeven op de totstandkoming van de bedragen die betrekking hebben op de rentevergoeding over de gemiste KOT. Per berekeningsjaar motiveert UHT aan de hand van het dossier op welke wijze het bedrag is opgebouwd. De berekeningen zijn overgelegd als productie 47. Uit deze berekeningen volgt dat UHT per periode verschillende rentepercentages heeft toegepast. De Commissie heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de berekeningen en de hierin vermelde rentepercentages. Zij acht de uitleg van UHT navolgbaar en verwijst belanghebbende hier kortheidshalve naar.
Vergoeding werkelijke schade
Op grond van artikel 2.1 lid 3 Wht kan belanghebbende voor vergoeding van werkelijk geleden schade een verzoek om aanvullende compensatie indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (artikel 5.2 Wht).
Proceskostenvergoeding
Met inachtneming van het hiervoor gestelde overweegt De Commissie dat zij UHT adviseert om de beschikking in stand te houden. Belanghebbende heeft geen recht op een proceskostenvergoeding.
Conclusie
Samenvattend adviseert de Commissie UHT om de bestreden beschikking in stand te
laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter