BAC 2022-08699
Publicatiedatum 22-02-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 27 april 2022 met kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-1 A en UHT-DHS A
Ontvangst bezwaarschriften: 24 juni 2022 en 5 oktober 2022
Hoorzitting: 21 december 2023
Overdracht advies aan UHT: 2 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie tot toewijzing van het verzoek om een proceskostenvergoeding voor voormeld bezwaar. De Commissie adviseert UHT om de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHS A ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door (hierna: gemachtigde) namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de drie door UHT genomen beschikkingen van 27 april 2022:
- kenmerk UHT-DC I, toewijzing compensatie over 2009, 2010, 2011, 2013 en 2014;
- kenmerken UHT-DC-1 A en UHT-DHS A, afwijzing compensatie over 2012.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heelt op 8 juni 2020 schriftelijk verzocht om een herbeoordeling
van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2009 tot en met 2014. - De Commissie van Wijzen heelt op 31 december 2021 geoordeeld dat jegens belanghebbende over het jaar 2012 geen sprake is van vooringenomen handelen en
dat er ook geen reden is tot een hardheidscompensatie. Er is wel recht op een OGS tegemoetkoming voor het jaar 2012. - Bij brief van 23 februari 2022 heelt UHT belanghebbende een voorlopige compensatie van€ 78.320 toegekend voor de toeslagjaren 2009 tot en met 2011,
2013 en 2014. - Bij beschikking van 27 april 2022 met kenmerk UHT-DC I heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een definitief compensatiebedrag van € 80.095 voor
de jaren 2009, 2010, 2011, 2013 en 2014. Omdat belanghebbende reeds€ 78.320
had ontvangen, volgde een nabetaling van € 1.775. - Bij beschikkingen van 27 april 2022 met kenmerken UHT-DC-1 A en UHT-DHS A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor het jaar 2012.
- Gemachtigde heeft op 24 juni 2022 bezwaar gemaakt tegen de definitieve
compensatiebeschikking KOT van 27 april 2022 met kenmerk UHT-DC-1. - Ook heeft gemachtigde op 5 oktober 2022 bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 27 april 2022 met kenmerken UHT-DC-1 A en UHT-DHS A.
- Op 11 en 13 januari 2023 heeft gemachtigde beroep ingesteld bij de rechtbank
Rotterdam wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. - Op 1 maart 2023 heeft gemachtigde de aanvullende gronden van het bezwaarschrift
ingediend. - UHT heeft op 12 april 2023 schriftelijk gereageerd op de bezwaren van
belanghebbende. - Op 21 december 2023 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden), het bezwaar van belanghebbende behandeld op een hoorzitting in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- Op 21 december 2023 heeft UHT een nadere schriftelijke reactie gegeven met betrekking tot de startdatum van de immateriële schade, en de producties 50a en
50b en de OGS beschikking over 2012 aan de Commissie en gemachtigde toegestuurd. - Op 22 december 2023 heeft gemachtigde hierop gereageerd.
- Vervolgens heeft de Commissie het navolgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid
Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ter zitting is gebleken dat na de toelichting in de schriftelijke reactie van UHT, met
instemming van gemachtigde, een aantal bezwaargronden is komen te vervallen. Ook de klacht dat gemachtigde de producties soa en S0b alsmede de O/GS beschikking over 2012 niet heeft ontvangen, behoeft geen verdere bespreking nu die stukken inmiddels na de zitting alsnog aan gemachtigde zijn gestuurd en gemachtigde de ontvangst van die stukken heeft bevestigd.
De Commissie beperkt zich in dit advies tot de vier resterende bezwaargronden.
Beschikking UHT-DC-I
Compensatieberekening
De Commissie constateert dat UHT in de schriftelijke reactie de componenten van de compensatieberekening voor alle toeslagjaren in detail heeft behandeld en toegelicht.
De Commissie stelt tevens vast dat volgens UHT het bezwaarschrift (gedeeltelijk) gegrond is op de volgende punten:
- De vergoeding juridische kosten over 2009 zal worden aangepast. In verband met deze herziening zal een aantal componenten van de compensatieberekening worden aangepast;
- De einddatum voor de berekening van de immateriële schade zal worden aangepast tot aan de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
- De extra compensatie van 1 % zal worden aangepast;
- Er wordt een proceskostenvergoeding toegekend, namelijk 1 procespunt met wegingsfactor 2 voor het ingediende bezwaarschrift. Nu gemachtigde ter zitting bij de Commissie is verschenen zal tevens 1 punt met wegingsfactor 2 toegekend worden. UHT zal dit aanpassen bij de beslissing op bezwaar.
Startdatum immateriële schadevergoeding
Belanghebbende heeft tijdens de zitting gesteld dat de startdatum van de immateriële
schadevergoeding dient te worden vervroegd van 12 januari 2011 naar 24 december
2010, de datum van de brief waarin de eerste neerwaartse correctie is aangezegd.
De Commissie constateert dat UHT, na de zitting, op 21 december 2023 heeft bevestigd dat UHT de brief van 24 december 2010 kwalificeert als de eerste neerwaartse correctiebeschikking en dat deze startdatum zal worden toegepast in de nieuwe berekening.
De Commissie kan zich vinden in de toelichting van UHT en adviseert UHT de berekening opnieuw uit te voeren met 24 december 2010 als startdatum.
Verzoek dubbele vergoeding immateriële schade
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij aanspraak kan maken op toekenning van meer dan eenmaal de forfaitaire schadevergoeding omdat zij is onderworpen aan verschillende onderzoeken.
De Commissie volgt belanghebbende hierin niet. De Commissie verwijst naar artikel 2.3 sub 4 Wht en de memorie van toelichting waarin is bepaald dat het bedrag voor
immateriële schade per gedupeerde aanvrager eenmaal wordt toegekend, ongeacht of
deze aanvrager over een of over meerdere berekeningsjaren is gedupeerd door institutionele vooringenomenheid of hardheid.
De Commissie overweegt dat indien belanghebbende een hoger bedrag aan immateriële schadevergoeding wenst te ontvangen dan het in het kader van de integrale beoordeling toegewezen forfaitaire bedrag, belanghebbende daartoe een verzoek kan indienen bij de Commissie Werkelijke Schade.
Beschikkingen kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHS A
De Commissie adviseert UHT om de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken
UHT-DC-I A en UHT-DHS A ongegrond te verklaren nu belanghebbende haar bezwaar
tegen het niet toekennen van een volledige compensatie over 2012 ter zitting niet heeft gehandhaafd en er inmiddels een O/GS beschikking over dat jaar is afgegeven.
Proceskosten vergoeding
Omdat sprake is van een deels gegrond bezwaar tegen de beschikking met kenmerk
UHT-DC I, adviseert de Commissie UHT tot vergoeding van de proceskosten voor dit
bezwaar.
De Commissie adviseert UHT een proceskostenvergoeding af te wijzen voor de bezwaren tegen de beschikking beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DHS A.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie UHT om het bezwaar tegen beschikking met
kenmerk UHT-DC I deels gegrond te verklaren en te beslissen zoals hierboven uiteen is
gezet. Daarnaast adviseert de Commissie tot toewijzing van het verzoek om een
proceskostenvergoeding voor het bezwaar tegen die beschikking.
De Commissie adviseert UHT de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken UHTDC-1 A en UHT-DHS A ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter