Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-08579

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 29 april 2022 (UHT-HD CWS)

Ontvangst bezwaarschrift: 31 mei 2022

Hoorzitting: 24 april 2024

Overdracht advies aan UHT: 23 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de uitvoeringsorganisatie om het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het bezwaar is ingediend door de gemachtigde van belanghebbende en is gericht tegen een beschikking waarbij, op advies van de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS), aanvullende compensatie voor werkelijke schade is toegekend.

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 van deze wet wordt de bestreden beschikking aangemerkt als genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft de uitvoeringsorganisatie op 6 juli 2020 verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over de toeslagjaren 2010 tot en met 2017 en 2019.
  • Op 28 april 2021 heeft belanghebbende een verzoek voor aanvullende compensatie voor werkelijke schade ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS).
  • De uitvoeringsorganisatie heeft bij definitieve compensatiebeschikking van 15 juni 2021 een compensatiebedrag ad € 124.214,- aan belanghebbende toegekend over de toeslagperiode 2010 tot en met januari 2017. Het compensatiebedrag bestaat onder meer voor € 22.973,- uit vergoeding voor materiële schade en voor € 9.500,- uit vergoeding voor immateriële schade.
  • CWS heeft op 30 maart 2022 advies uitgebracht over de gevraagde aanvullende compensatie. Het advies is op 29 april 2022 aangepast.
  • De uitvoeringsorganisatie heeft bij beschikking van 29 april 2022 het advies van CWS overgenomen en belanghebbende aanvullende compensatie voor werkelijke schade toegekend van € 15.881,75.
  • De gemachtigde heeft op 31 mei 2022 namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de beschikking van 29 april 2022.
  • De uitvoeringsorganisatie heeft op 12 juni 2023 schriftelijk gereageerd.
  • De gemachtigde heeft op 23 april 2024 een overzicht van verrekeningen, beslagen en betalingen ingezonden.
  • Op 24 april 2024 heeft een hoorzitting bij de Commissie plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag opgemaakt. Het verslag is achter het advies gevoegd.
  • De gemachtigde is na de hoorzitting in de gelegenheid gesteld om binnen een week aanvullende informatie te overleggen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
  • Dit advies is opgesteld door de voorzitter en leden van de Commissie.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toetsingskader aanvullende schadevergoeding na advies CWS
De Commissie stelt ten aanzien van de door haar te verrichten toetsing van het bestreden besluit van de uitvoeringsorganisatie het volgende voorop.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt het kabinet gedupeerde ouders de mogelijkheid om – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1 lid 3 Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (vgl. het eerdere advies van de Commissie van 29 april 2022, zaak nr. BAC 2021-2219, te raadplegen via www.herstel.toeslagen.nl). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt
i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en
ii) dat die schade het gevolg is van de handelwijze van de uitvoeringsorganisatie waarvoor de ouder al gecompenseerd is.

Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen, dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM.

Nadat zij heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, brengt CWS advies uit aan de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie mag zich volgens vaste jurisprudentie op het onderzoek van CWS baseren, nadat zij zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, dat de redenering daarin begrijpelijk is en dat de getrokken conclusies daarop aansluiten. Daarbij is van belang dat het advies past binnen de door CWS vastgelegde beleidskaders.

De uitvoeringsorganisatie kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS als het advies zelf de motivering van dat besluit bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat de uitvoeringsorganisatie in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.

In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of de uitvoeringsorganisatie op juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar. In het geval de uitvoeringsorganisatie is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden.

Verzoek om opschorting advisering

De gemachtigde heeft de Commissie verzocht om advisering op te schorten gelet op actuele ontwikkelingen over de beoordeling van werkelijke schade. Evenals de uitvoeringsorganisatie ziet de Commissie daartoe nu geen aanleiding. Het bestreden besluit wordt in bezwaar heroverwogen op de grondslag van het bezwaar, met inachtneming van de nu geldende regelgeving en het nu geldende beleid. Onzekere toekomstige ontwikkelingen kunnen daarbij volgens de Commissie nu geen rol spelen.

Reiskosten

Belanghebbende heeft bij haar verzoek om aanvullende schadevergoeding verzocht om vergoeding van de extra reiskosten die zij na de inbeslagname en executoriale verkoop van haar auto in 2014 heeft moeten maken. Het gaat hier om taxikosten die zij bij een taxibedrijf heeft moeten maken. Verder gaat het om leasekosten voor een vervangende auto in de jaren 2016 en 2017. Eind 2017 werd de lease beëindigd omdat belanghebbende de leasetermijnen niet kon voldoen, met opnieuw taxikosten.

CWS heeft in haar advies overwogen dat zij geen direct causaal verband ziet tussen het maken van taxikosten en de inbeslagname van de auto in 2014. Belanghebbende heeft verder onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke kosten zij heeft voldaan aan het taxibedrijf en niet kenbaar gemaakt welk taxibedrijf zij heeft ingeschakeld. De kosten van de leaseovereenkomst staan in een te ver verwijderd verband van de problematiek met de kinderopvangtoeslag, aldus CWS.

De uitvoeringsorganisatie heeft de bevindingen van CWS in haar beschikking tot aanvullende schadevergoeding overgenomen. Belanghebbende heeft in bezwaar aangegeven dat zij zich niet kan vinden in de stelling dat het causaal verband tussen het in beslag nemen van de auto en het afnemen van vervoer via een taxibedrijf zou ontbreken.

De Commissie overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de auto van belanghebbende door de uitvoeringsorganisatie in beslag is genomen en op 15 januari 2014 executoriaal is verkocht. Belanghebbende durfde daarop uit vrees voor een nieuwe inbeslagname geen nieuwe auto te kopen en ging een auto leasen (productie 5b). Toen zij de lease niet meer kon betalen werd deze auto teruggenomen. Vanwege die omstandigheden heeft zij taxikosten moeten maken, zo vertelt zij.

De Commissie volgt de redenering van CWS met betrekking tot het ontbreken van causaliteit niet. CWS heeft gekeken of er een causaal verband is tussen de inbeslagname in 2014 en de latere schade van belanghebbende. Deze redenering komt de Commissie onjuist voor. Er dient naar haar opvatting gekeken te worden naar het causaal verband tussen de terugvorderingen en de schade, die belanghebbende vervolgens heeft geleden.

De Commissie acht een causaal verband tussen de terugvorderingen en de latere schade inzake vervoerskosten van belanghebbende voldoende aannemelijk. De terugvorderingen hebben jarenlang als voortdurende dreiging boven het hoofd van belanghebbende gehangen en hadden in 2014 de executoriale verkoop van de auto van belanghebbende tot gevolg. Het ligt voor de hand dat een schuldenaar in deze positie afziet van de aanschaf van een nieuwe auto en kosten zoals leasekosten en reiskosten maakt om te voorkomen dat zij nogmaals met een executoriale verkoop van dat vervoersmiddel wordt geconfronteerd.

Belanghebbende heeft echter onvoldoende inzicht gegeven in de omvang van deze kosten. Zij heeft zonder nadere gegevens vermeld dat deze deels nog niet zijn voldaan. Nadere vragen door CWS, de reacties van belanghebbende en de in het dossier opgenomen informatie van betalingen hebben onvoldoende duidelijkheid geboden. Om die reden kon de uitvoeringsorganisatie niet tot vergoeding besluiten. Ook tijdens de bezwaarprocedure zijn geen nadere gegevens verstrekt. Belanghebbende heeft verder tot tweemaal toe geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op de hoorzitting aanwezig te zijn en haar gemachtigde heeft meegedeeld geen aanvullende informatie te kunnen geven. Dat brengt de Commissie tot de conclusie dat er te weinig aanknopingspunten zijn om de schade te begroten of schattenderwijs vast te stellen. De Commissie kan daarom niet anders dan adviseren om deze kosten niet aan belanghebbende te vergoeden. Het bezwaar kan op dit onderdeel dan ook niet slagen.

Andere schadeposten

Het bezwaar bevat met betrekking tot de andere schadeposten geen nadere bezwaargronden. De Commissie ziet in het verhandelde ter zitting noch ambtshalve aanleiding nader met betrekking tot de andere schadeposten te adviseren.

Proceskostenvergoeding

Het bezwaar is naar opvatting van de Commissie ongegrond. Er is geen aanleiding voor herroeping van het bestreden besluit. De Commissie ziet, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 lid 2 Awb, geen aanleiding om de uitvoeringsorganisatie te adviseren een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om de bestreden beschikking bij beslissing op
bezwaar in stand te laten onder aanvulling van de motivering, zoals in het advies is
omschreven.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter