Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-08555

BAC 2022-11981

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: van 20 mei 2022 met kenmerk UHT CHR GU en van 25 augustus 2022 met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH A

Ontvangst bezwaarschrift: op 17 juni 2022 tegen UHT CHR GU en op 5 oktober 2022 tegen UHT-DC-I A en UHT-DH A

Hoorzitting: 14 november 2023

Overdracht advies aan UHT: 7 februari 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) om de bezwaren, gericht tegen de beschikkingen van 20 mei 2022 (met kenmerk UHT CHR GU) en 25 augustus 2022 (met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH A), ongegrond te verklaren. Daarnaast adviseert de Commissie om het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

Onderwerp van advies

De namens de belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de volgende door de uitvoeringsorganisatie genomen beschikkingen:

De beschikking van 20 mei 2022 met kenmerk UHT CHR GU, waarin is besloten het forfaitaire bedrag van € 30.000 op grond van de Catshuisregeling niet toe te kennen;

De beschikking van 25 augustus 2022 met kenmerk UHT-DH A, waarin is besloten geen compensatie toe te kennen op basis van hardheid in de toepassing van het toeslagenstelsel over het toeslagjaar 2017.

De beschikking van 25 augustus 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, waarin is besloten geen compensatie toe te kennen op basis van vooringenomen handelen over het toeslagjaar 2017;

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden. Op grond van de artikelen 8.6 en 9.2 van deze wet worden de bovengenoemde beschikkingen aangemerkt als beschikkingen genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht

Procesverloop

De belanghebbende heeft op 23 december 2020 een verzoek ingediend tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag over het toeslagjaar 2017.

Bij beschikking van 20 mei 2022 is aan de belanghebbende medegedeeld dat op dat moment, na uitvoering van de lichte toets, geen recht bestaat op uitbetaling van het forfaitaire bedrag op grond van de Catshuisregeling.

  • Bij brief van 16 juni 2022, ontvangen op 17 juni 2022, is namens de belanghebbende bezwaar aangetekend tegen de beschikking van 20 mei 2022.
  • De Commissie van Wijzen (CvW) heeft op 17 augustus 2022 haar beoordeling van het verzoek over het toeslagjaar 2017 aan de uitvoeringsorganisatie toegezonden. Kort samengevat heeft de CvW geoordeeld dat er over dat jaar geen aanspraak bestaat op compensatie wegens vooringenomen handelen of hardheid in de uitvoering van het toeslagenstelsel.
  • Bij beschikkingen van 25 augustus 2022, met de kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH A, heeft de uitvoeringsorganisatie aan de belanghebbende meegedeeld dat over het toeslagjaar 2017 geen recht bestaat op compensatie wegens respectievelijk vooringenomen handelen of hardheid.
  • Op 4 oktober 2022 zijn namens de belanghebbende bezwaarschriften tegen deze beschikkingen ingediend, die op 5 oktober 2022 door de uitvoeringsorganisatie zijn ontvangen.
  • Bij e-mail van 17 maart 2023 heeft de uitvoeringsorganisatie kenbaar gemaakt dat de rechtbank op 9 maart 2023 het beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in behandeling heeft genomen.
  • Op 2 mei 2023 heeft de uitvoeringsorganisatie schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
  • Op 14 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van beide partijen. Het verslag van deze hoorzitting is bij dit advies gevoegd.
  • Naar aanleiding van een toezegging tijdens de hoorzitting heeft de uitvoeringsorganisatie op 14 november 2023 twee telefoonnotities van 27 september 2017 en 10 november 2017 overgelegd, afkomstig van de toenmalige partner van de belanghebbende.
  • Op dezelfde dag heeft de gemachtigde per e-mail gereageerd op deze aanvullend ingebrachte stukken.
  • De Commissie, bestaande uit een fungerend voorzitter en twee leden, heeft het bezwaar in behandeling genomen en het navolgende advies opgesteld.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaren van belanghebbende ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Geen persoonlijk dossier en onvolledig bezwaardossier: geen schending van ‘equality of arms’
De belanghebbende stelt dat de uitvoeringsorganisatie in strijd handelt met het beginsel van ‘equality of arms’, omdat zij geen volledig dossier heeft ontvangen en daardoor niet over de documenten beschikt die nodig zijn om haar bezwaar goed te onderbouwen.

De Commissie merkt op dat zij een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie is in de zin van artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De procedure bij de Commissie kent de waarborgen van de Awb, en tegen een besluit op bezwaar door de uitvoeringsorganisatie kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter.

Op grond van artikel 7:4, tweede lid Awb, en artikel 5.2, derde en vierde lid van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), heeft een belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting recht op afschriften van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. De schriftelijke reactie van de uitvoeringsorganisatie met bijlagen, waaronder overzichten van betalingen en verrekeningen, is op 17 juli 2023 aan de gemachtigde toegezonden. Zowel de gemachtigde als de belanghebbende hebben hiervan kennis kunnen nemen en konden hierop reageren.

Er zijn geen aanwijzingen dat relevante stukken ontbraken in het dossier dat aan de Commissie en belanghebbende beschikbaar is gesteld. De Commissie ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat het beginsel van ‘equality of arms’ is geschonden. Het bezwaar wordt op dit punt ongegrond verklaard.

Beschikking met kenmerk UHT CHR GU – geen aanspraak op forfaitaire compensatie
De belanghebbende stelt dat ten onrechte is afgezien van toekenning van het forfaitaire bedrag op grond van de Catshuisregeling, omdat B/T ten onrechte van twee inkomens is uitgegaan, terwijl sprake zou zijn van één inkomen. De Commissie heeft begrip voor de moeilijke situatie waarin de belanghebbende is geraakt, mede doordat haar (toenmalige) partner als toeslagpartner werd betrokken bij de vaststelling van de KOT.

De Commissie begrijpt het beroep op hardheid, maar ziet binnen het toepasselijke wettelijke kader geen ruimte om tot een andere beoordeling te komen.

Onherroepelijke vaststellingsbeschikkingen
De Wht voorziet niet in de herziening van vaststellingsbeschikkingen die onherroepelijk zijn geworden. De wet is bedoeld om onterechte terugvorderingen te compenseren, niet om alsnog KOT toe te kennen. Voor zover het bezwaar zich richt op het alsnog verkrijgen van KOT, acht de Commissie dat ongegrond.

Toeslagpartner
Vaststaat dat bij de berekening van de KOT over 2017 rekening is gehouden met het inkomen van de belanghebbende en haar toeslagpartner. De Commissie volgt de uitvoeringsorganisatie in haar uitleg dat iemand pas niet meer als toeslagpartner wordt aangemerkt als (1) er een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed is ingediend én (2) de partner niet meer op hetzelfde adres staat ingeschreven. In dit geval was het verzoek tot scheiding pas op 6 december 2017 ingediend. De feitelijke situatie – hoe schrijnend ook – doet daaraan juridisch niets af. Ook een beroep op hardheid kan in dit geval niet slagen, aangezien niet is voldaan aan de voorwaarde van een terugvordering van ten minste € 1.500. Het bezwaar wordt op dit punt ongegrond verklaard.

Tussenconclusie
De Commissie adviseert om het bezwaar tegen de beschikking van 20 mei 2022 met kenmerk UHT CHR GU ongegrond te verklaren.

Beschikkingen met kenmerken UHT-DC-I A en UHT-DH A – geen aanspraak op compensatie 2017

Dwangsom
De Commissie gaat voorbij aan de stelling dat de dwangsom moest doorlopen tot 3 oktober 2022, omdat dit buiten haar adviserende bevoegdheid valt.

Motivering
De Commissie is van oordeel dat de bestreden besluiten voldoende zijn gemotiveerd. De schriftelijke reactie van de uitvoeringsorganisatie bevat een uitgebreide toelichting op de berekening en is onderbouwd met overzichten van het Landelijk Incasso Centrum (LIC) en andere relevante stukken. De na de hoorzitting ingebrachte telefoonnotities, afkomstig van de ex-partner van de belanghebbende, doen daar niet aan af.

Hardheid – beslagvrije voet
De stelling dat bij terugvorderingen geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet is onvoldoende onderbouwd. Er is geen sprake van terugvordering over 2017, en er zijn geen aanwijzingen voor beslag op periodieke betalingen. Bovendien viel KOT in de desbetreffende periode niet onder de beschermende werking van artikel 475c Rv. De wetgever heeft daar bewust voor gekozen, omdat KOT gericht is op arbeidsparticipatie en niet primair als inkomensondersteuning geldt. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Proceskostenvergoeding
De belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. Aangezien de bezwaren ongegrond zijn en geen van de besluiten wordt herroepen, bestaat op grond van artikel 7:15, tweede lid Awb geen recht op proceskostenvergoeding.

Conclusie

De Commissie adviseert de uitvoeringsorganisatie om:

  • het verzoek tot toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen
  • de bezwaren ongegrond te verklaren;

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter