BAC 2022-08402
Publicatiedatum 04-03-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I, UHT-DHR, UHT-DC-I A, UHT-DHS A en UHT-DH A en 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschriften: 20 juni 2022, 8 februari 2023 en 10 augustus 2023
Hoorzitting: 23 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 27 december 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC I, UHT-DHR en UHT-DC-I A gedeeltelijk gegrond te verklaren en om belanghebbende voor deze bezwaren een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Verder adviseert de Commissie de bezwaren tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DHS A en UHT-DH A en de beschikking met kenmerk UHT-O OGS ongegrond te verklaren. Ten aanzien van deze laatste beschikking adviseert de Commissie de toekenning van de O/GS tegemoetkoming over november en december 2018 te wijzigen in een afwijzing, omdat is geconcludeerd dat er over die maanden compensatie op grond van vooringenomenheid wordt toegekend (door middel van UHT-DC-I A). De Commissie adviseert UHT voor deze drie ongegronde bezwaren geen proceskostenvergoeding toe te wijzen.
Onderwerp van advies
De door (hierna: gemachtigde), namens (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 7 juni 2022 en 8 augustus 2022.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) zijn deze beschikkingen afgegeven.
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) in werking getreden. Op grond van artikel 9.2 en artikel 8.6 Wht worden de in dit geval bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 Wht en verder.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 9 oktober 2020 een verzoek ingediend om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2010,
2012 en 2018. In overleg met de persoonlijk zaakbehandelaar heeft
belanghebbende het verzoek later uitgebreid met de jaren 2011 en 2016. - Bij beschikking van 26 februari 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat
zij op basis van de eerste toets een bedrag van € 30.000 kreeg, maar dat de herbeoordeling nog niet klaar was. - Op 17 februari 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) geoordeeld dat
geen recht bestaat op compensatie of op hardheidscompensatie voor het
toeslagjaar 2012 en de maanden november en december van 2018. - Bij brief van 23 maart 2022 heeft UHT aan belanghebbende een voorlopige compensatie toegekend over de jaren 2010, 2011, 2016 en 2018 (januari tot en
met oktober) van € 39.400. - Bij beschikking van 7 juni 2022 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie op grond van vooringenomenheid voor het jaar 2012 en de maanden november en december
van 2018. - Bij beschikking van 7 juni 2022 met kenmerk UHT-DHS A heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie op grond van hardheid voor het
jaar 2012. - Bij beschikking van 7 juni 2022 met het kenmerk UHT-DH A heeft UHT beslist dat
belanghebbende geen recht heeft op compensatie op grond van hardheid voor de
maanden november en december van 2018. - Bij beschikkingen van 7 juni 2022 met de kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR heeft UHT beslist dat belanghebbende recht heeft op een definitieve compensatie van
€ 40.268 voor de jaren 2010, 2011, 2016 en de maanden januari t/m oktober van Over 2011 vindt compensatie plaats op grond van hardheid en over de jaren2010, 2016 en januari t/m oktober 2018 op grond van vooringenomenheid.
- Bij beschikking van 8 augustus 2022 met kenmerk UHT-O OGS B heeft UHT beslist
dat belanghebbende recht heeft op een O/GS-tegemoetkoming van € 1.207 voor
de maanden november en december 2018. - Belanghebbende heeft bij brieven van 15 juni 2022, 7 augustus 2022 en 7 februari 2023 bezwaar gemaakt tegen de hiervoor genoemde beschikkingen.
- Belanghebbende heeft UHT op 8 februari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet
tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 10 augustus 2022. - Op 1 maart 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank
Rotterdam wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. - Op 3 juli 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 23 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft de bezwaarschriften
behandeld en hierna het volgende advies uitgebracht.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Belanghebbende heeft ter gelegenheid van de hoorzitting verklaard dat UHT haar in de
schriftelijke reactie op een aantal punten tegemoet is gekomen en dat zij op grond van
de reactie van UHT begrijpt dat zij in deze procedure op een aantal andere punten geen gelijk kan krijgen.
Belanghebbende heeft voorts gesteld dat er nog twee bezwaargronden resteren waarover wat haar betreft wel moet worden geadviseerd: de ontbrekende jaren in de
herbeoordeling en component g in de compensatieberekening met betrekking tot
toeslagjaar 2018. De Commissie zal hieronder ingaan op deze bezwaargronden. Voor het overige kan het bezwaar volgens belanghebbende worden afgedaan conform de
schriftelijke reactie van UHT.
Ontbrekende jaren in de herbeoordeling
Belanghebbende stelt dat ook toeslagjaren 2013, 2014, 2015 en 2017 opnieuw beoordeeld moeten worden. Zij heeft in deze jaren ook opvang afgenomen en zij meent dat ze over deze jaren ook gecompenseerd moet worden.
UHT stelt dat deze jaren in beginsel buiten deze procedure vallen, nu belanghebbende
alleen herbeoordeling had verzocht over de jaren 2010, 2012 en 2018, later in overleg
met de persoonlijk zaakbehandelaar uitgebreid met 2011 en 2016. UHT heeft echter in
aanloop naar de hoorzitting de SAS-overzichten van de jaren 2013, 2014, 2015 en 2017 aan het dossier toegevoegd. Hieruit blijkt dat er in 2013, 2015 en 2017 geen
neerwaartse correcties hebben plaatsgevonden. Uit het SAS-overzicht van 2014 maakt
UHT op dat de KOT is verlaagd omdat de dochter van belanghebbende vier jaar werd en van volledige dagopvang naar buitenschoolse opvang ging.
Belanghebbende heeft medegedeeld dat zij toch een herbeoordeling wil voor genoemde jaren. UHT heeft toegezegd deze jaren alsnog te zullen beoordelen. Nu deze jaren niet betrokken waren in het herbeoordelingsverzoek, vallen deze buiten de reikwijdte van deze procedure en kan de commissie ter zake van deze jaren in deze procedure niet adviseren.
Niet terugbetaalde/ verrekende KOT (component g) - toeslagjaar 2018
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het bedrag van € 24.129 ( component g in de
berekening) niet klopt. Dit moet volgens haar een bedrag van € 20.107 zijn.
UHT heeft toegelicht dat component g is vastgesteld aan de hand van het overzicht van het Landelijk Incasso Centrum (LIC). Op het LIC-overzicht is te zien dat er een bedrag van € 24.129 niet is terugbetaald. UHT heeft in de schriftelijke reactie nader toegelicht waarom het bedrag van € 24.129 zal worden toegepast in de compensatieberekening bij de componenten a, e en g en daarmee verband houdende componenten.
De Commissie overweegt dat de LIC-overzichten voor de Commissie in beginsel leidend zijn. Op het LIC-overzicht 2018 is vermeld dat er een bedrag van € 24.129 niet is terugbetaald. Belanghebbende heeft in onvoldoende mate duidelijk kunnen maken waarom UHT niet van dit bedrag mocht uitgaan.
De Commissie adviseert UHT daarom het bezwaar ongegrond te verklaren wat betreft
component g, maar wel de compensatieberekening conform de schriftelijke reactie van UHT opnieuw vast te stellen bij de beslissing op bezwaar.
Proceskostenvergoeding
Nu het bezwaar tegen de beschikkingen met kenmerken UHT-DC I, UHT-DHR en UHTDC-I A ten dele gegrond is en leidt tot een (gedeeltelijke) herroeping van de bestreden besluiten, adviseert de Commissie om het verzoek tot vergoeding van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en deelname hoorzitting) met een wegingsfactor twee. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen. Voor de overige ongegronde bezwaren adviseert de Commissie een proceskostenvergoeding af te wijzen.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift tegen de beschikking van 7 juni 2022 met kenmerken UHT-DC I en UHT-DHR gedeeltelijk gegrond te verklaren, om de compensatieberekening aan te passen en daarbij de einddatum van de desbetreffende vergoedingen vast te stellen op de datum van de beslissing op bezwaar.
Voorts adviseert de Commissie om het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT DC-I A deels gegrond te verklaren conform de schriftelijke reactie van UHT door aan belanghebbende alsnog compensatie toe te kennen op grond van vooringenomenheid over de maanden november en december 2018.
Daarnaast adviseert de Commissie een proceskostenvergoeding toe te kennen ten
aanzien van deze (deels gegronde) bezwaren.
Verder adviseert de Commissie de bezwaren tegen de beschikkingen van 7 juni 2022 (kenmerk UHT-DHS A en UHT-DH A) en de beschikking van 8 augustus 2022 (kenmerk UHT-O OGS) ongegrond te verklaren en hiervoor geen proceskostenvergoeding toe te wijzen. Ten aanzien van deze laatste beschikking adviseert de Commissie de toekenning van de O/GS tegemoetkoming over november en december 2018 te wijzigen in een afwijzing, omdat is geconcludeerd dat er over die maanden compensatie op grond van vooringenomenheid wordt toegekend.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter