BAC 2022-08190
Publicatiedatum 06-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 10 mei 2022 met kenmerk UHT CHR MGU
Ontvangst bezwaarschrift: 17 juni 2022
Hoorzitting: 20 juni 2022
Overdracht advies aan UHT: 25 mei 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de integrale beoordeling in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door (hierna: gemachtigde) namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking eerste toets van 10 mei 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2010 t/m 2012.
- UHT heeft belanghebbende bij beschikking van 10 mei 2022 bericht dat hij op
basis van de eerste toets nog niet in aanmerking komt voor de compensatie van
€ 30.000. - Gemachtigde heeft bij brief van 17 juni 2022 tegen deze beschikking een pro forma bezwaarschrift ingediend.
- Gemachtigde heeft bij brief van 19 juli 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
- UHT heeft op 20 januari 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Gemachtigde heeft per email van 10 mei 2023 kenbaar gemaakt dat belanghebbende afziet van het recht om gehoord te worden.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 12 mei 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Vaststaande feiten
- De KOT over 2010 is bij voorschotbeschikking van 25 mei 2010 vastgesteld op € 44.318 en bij voorschotbeschikking van 10 juli 2012 vastgesteld op € 0. Deze nihilstelling is ingegeven door de omstandigheid dat de kinderen van belanghebbende kinderopvang afnamen bij een, in de vorm van een vennootschap onder firma gedreven, kinderopvanginstelling waarvan belanghebbende, als één van de firmanten eigenaar was.
- De KOT over 2011 is bij voorschotbeschikking van 3 december 2010 vastgesteld
op €23.466 en bij voorschotbeschikking van 10 juli 2012 vastgesteld op € 0. Deze nihilstelling is ingegeven door dezelfde omstandigheid als hiervoor genoemd. - De KOT over 2012 is bij voorschotbeschikking van 29 december 2011 vastgesteld op € 23.139. Belanghebbende zet de KOT per 1 januari 2012 stop op 4 januari. Naar aanleiding van de stopzetting is de KOT over 2012 bij voorschotbeschikking van 21 januari 2012 vastgesteld op € 0.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden zag om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstelling voor het jaar 2012 heeft, voor zover tot nu toe uit de stukken volgt, plaatsgevonden conform de door
belanghebbende opgestuurde informatie. De wijziging in toegekende KOT is voor dit jaar derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. Het tussen partijen gevoerde debat met betrekking tot de jaren 2010 en 2011, over het antwoord op de vraag of en zo ja welke betekenis moet worden gehecht aan de omstandigheid dat belanghebbende als een van de firmanten van vorenbedoelde vennootschap onder firma tevens eigenaar is van de desbetreffende kinderopvanginstelling leent zich, gelet op de complexiteit daarvan, niet goed voor beslechting in het kader van een lichte toets als hier aan de orde. Dit punt zal tot klaarheid kunnen worden gebracht het kader van de integrale beoordeling. Een en ander mocht voor UHT mede aanleiding zijn de lichte toets in het nadeel van belanghebbende te laten uitvallen.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand op zich zelf niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale toets zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.
De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal worden afgerond.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaar ongegrond te verklaren en de integrale beoordeling in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter