BAC 2022-08184
Publicatiedatum 29-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 5 mei 2022 met kenmerken UHT-DC IA
Ontvangst bezwaarschrift: 13 juni 2022
Hoorzitting: 17 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 6 februari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de beschikkingen van 5 mei 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH A en UHT-DH5 A ongegrond te verklaren en deze beschikkingen in stand te laten.
Onderwerp van advies
De door gemachtigde namens mevrouw belanghebbende ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen beschikkingen van 5 mei 2022 met kenmerken UHT-DC-I A, UHT-DH A en UHT-DH5 A (hierna: de bestreden beschikkingen).
Aan belanghebbende is géén compensatie toegekend omdat naar het oordeel van UHT over de jaren 2012 tot en met 2019 geen sprake is geweest van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is voor een hardheidscompensatie.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2012 tot en met 2019.
- De Commissie van Wijzen heeft in haar advies van 19 april 2022 geoordeeld dat jegens belanghebbende over de jaren 2012 tot en met 2019 geen sprake is van vooringenomen handelen en dat er ook geen reden is tot een hardheidscompensatie.
- Bij bestreden beschikkingen heeft UHT het verzoek om compensatie voor berekeningsjaren 2012 tot en met 2019 afgewezen.
- Bij brief, ontvangen op 10 juni 2022 heeft belanghebbende een bezwaarschrift tegen de bestreden beschikkingen ingediend.
- UHT heeft op 28 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
- Op 24 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Persoonlijk dossier
Gemachtigde heeft verzocht om verstrekking van het persoonlijke dossier van belanghebbende, zodat zij samen kunnen nagaan wat er is gebeurd. De Commissie volgt dit standpunt niet. Conform artikel 7:4, tweede lid, Awb moet UHT het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste een week ter inzage leggen. Een persoonlijk dossier valt echter niet samen met de op de zaak betrekking hebbende stukken (rechtbank Midden-Nederland, 19 mei 2023, overweging nr. 45, ECLI:NL:RBMNE:2023:2387). Het verweerschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken zijn op 12 december 2023 aan gemachtigde toegezonden.
Belanghebbende voert aan dat B/T bedragen heeft teruggevorderd omdat zij te veel kinderopvangtoeslag zou hebben ontvangen. Belanghebbende begrijpt dit niet, omdat haar belastingaangifte werd ingediend door een medewerker van B/T. Iedere wijziging die betrekking had op de kinderopvang werd volgens belanghebbende direct doorgegeven aan B/T. In 2015 heeft belanghebbende haar contract bij de kinderopvang beëindigd omdat haar kind naar de basisschool ging, waarna zij een nieuw contract is aangegaan bij een andere opvanginstelling. Volgens B/T moest belanghebbende een bedrag van €2.800,- terugbetalen vanwege onjuiste gegevensverstrekking. Belanghebbende stelt hierdoor schade te hebben geleden en in de schulden te zijn geraakt. Daarnaast vindt zij dat UHT bij de besluitvorming geen rekening heeft gehouden met haar persoonlijke situatie.
In reactie voert UHT aan dat voor de berekeningsjaren 2012 tot en met 2014 geen sprake is geweest van een neerwaartse beschikking. In deze jaren is de kinderopvangtoeslag opwaarts gewijzigd naar aanleiding van veranderingen in het aantal rekenuren en het toetsingsinkomen. Voor de jaren 2015 tot en met 2019 zijn wel neerwaartse correctiebeschikkingen afgegeven. De grondslag hiervoor lag in reguliere wijzigingen, zoals een wijziging van het type opvang, een stijging van het toetsingsinkomen of stopzetting van de kinderopvangtoeslag door de opvanginstelling.
Verder voert UHT aan dat de door belanghebbende in haar bezwaar vermelde bedragen die teruggevorderd zijn, geen verband houden met de terugvordering van KOT.
De Commissie overweegt als volgt. Uit de aan de Commissie bekende gegevens wordt niet aannemelijk dat belanghebbende schade in de zin van artikel 2.1 lid 1 Wht heeft geleden. Belanghebbende heeft geen aanspraak op compensatie. Dit licht de Commissie als volgt toe. Voor de jaren 2012 tot en met 2014 is geen sprake geweest van een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een KOT of het beëindigen van voorschotverlening voor een KOT. Voor de jaren 2015 tot en met 2019 is sprake geweest van beschikkingen waarin de (als voorschot) toegekende KOT neerwaarts is gecorrigeerd. Deze correcties hielden verband met reguliere wijzigingen, die bestonden uit een wijziging van het type opvang in 2015, opwaartse wijzigingen van het toetsingskinkomen en in 2019 een stopzetting KOT door de kinderopvanginstelling. De Commissie acht het niet aannemelijk dat in dit verband sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of onbillijkheden van overwegende aard die voortkomen uit de hardheid van de toepassing die voor 23 oktober 2019 werd gegeven aan het wettelijke systeem (artikel 2.1 lid 1 Wht). De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende ongegrond.
Conclusie
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- het bezwaar ongegrond te verklaren;
- de bestreden beschikkingen in stand te laten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter