Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-08052

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 29 april 2022 (UHT-DC-I A)

Overdracht advies aan UHT: 19 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het
bezwaarschrift gericht tegen de beschikking van 29 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren en geen proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift wordt geacht te zijn gericht tegen het volgende door UHT genomen besluit.

De beschikking van 29 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A, waarin UHT heeft beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2011. De reden hiervoor is dat Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) in deze periode geen fouten heeft gemaakt of te streng is geweest bij het uitvoeren van de regels van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

    Procesverloop

    • Op 4 februari 2021 heeft belanghebbende verzocht om een herbeoordeling van de
      KOT voor de toeslagjaren 2005 tot en met 2014. Na het gesprek met de persoonlijk
      zaakbehandelaar is de herbeoordeling aangepast naar de jaren 2005 tot en met
      2011.
    • Bij beschikking van 17 juli 2021 heeft UHT belanghebbende geïnformeerd dat zij op
      basis van de eerste toets in aanmerking komt voor het forfaitaire bedrag van
      € 30.000.
    • Op 6 april 2022 heeft de Commissie van Wijzen (hierna: CvW) advies uitgebracht. De
      CvW heeft overwogen, kort gezegd, dat niet is gebleken van institutioneel vooringenomen handelen voor de jaren 2005 tot en met 2011 noch dat er reden is voor toepassing van de hardheidscompensatie.
    • Bij beschikking van 29 april 2022 heeft UHT meegedeeld dat belanghebbende voor
      de toeslagjaren 2005 tot en met 2011 geen compensatie krijgt toegekend.
    • Op 3 juni 2022 heeft gemachtigde namens belanghebbende een pro forma
      bezwaarschrift ingediend. Deze is op 8 juni 2022 door UHT ontvangen.
    • Op 16 april 2024 heeft gemachtigde aanvullende gronden ingediend.
    • Op 17 mei 2024 heeft UHT een schriftelijke reactie ingediend.
    • Op 12 november 2024 heeft UHT, daartoe in de gelegenheid gesteld door de
      Commissie, de ontbrekende stukken in het bezwaardossier overgelegd. Deze zijn op
      13 november 2024 ter kennisgeving naar gemachtigde gestuurd.
    • Belanghebbende heeft de Commissie verzocht de zaak op stukken af te doen. De
      Commissie heeft besloten aan dit verzoek gevolg te geven.
    • De Commissie bestaande uit [commissieleden], heeft dit advies behandeld.

    Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

    Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

    Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

    De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
    gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
    tegemoetkoming voor toeslagjaar 2011 af te wijzen. Daarnaast zal de Commissie ingaan op de overige gronden van bezwaar.

    Motiveringsbeginsel
    Belanghebbende stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd.

    De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit
    en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Voor zover UHT de bestreden beschikking niet voldoende zou hebben toegelicht, impliceert dat niet dat van een gebrekkige motivering dan wel onzorgvuldigheid sprake is. De Commissie is van mening dat met het indienen van het schriftelijke verweer, de betaal- en verrekenoverzichten en de overige producties het bestreden besluit voldoende is
    onderbouwd en in zoverre zorgvuldig tot stand is gekomen. De Commissie adviseert
    het bezwaar op dit punt ongegrond te verklaren.

    Afwijzing toeslagjaar 2011
    Belanghebbende stelt dat toeslagjaar 2011 ten onrechte niet is betrokken bij de
    berekening van de tegemoetkoming. Belanghebbende stelt dat zij dit jaar met een
    onterechte terugvordering is geconfronteerd en meent dat zij geen wijzigingen met
    betrekking tot de KOT heeft doorgegeven of de KOT heeft stopgezet. Zij heeft haar recht op KOT hierdoor niet aannemelijk kunnen maken.

    UHT stelt zich op het standpunt dat B/T de KOT neerwaarts heeft gecorrigeerd in lijn met de door belanghebbende en of de kinderopvanginstelling doorgegeven wijzigingen. UHT heeft desgevraagd een XML-bestand overgelegd waaruit blijkt dat belanghebbende op 1 juli 2011 de KOT met ingang van 1 augustus 2011 heeft stopgezet. In deze omstandigheden houdt de Commissie het er dan ook voor dat belanghebbende vanaf 1 augustus 2011 geen ‘aanvrager’ meer was in de zin van artikel 2.1 lid 1, Wht. Uit het bezwaardossier volgt verder niet dat vanaf deze datum nog geregistreerde opvang is afgenomen.

    De Commissie overweegt dat, gelet op het een en ander, niet aannemelijk is geworden
    dat er bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT voor toeslagjaar 2011 sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen door B/T dan wel hardheid van het stelsel. De terugvordering KOT over toeslagjaar 2011 was gelegen in een te hoog voorschot, dat op basis van reguliere wijzigingen opnieuw is berekend. Deze bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. Dergelijke bijstellingen geven in beginsel ook geen aanspraak op een zogenoemde hardheidstegemoetkoming. De Commissie heeft geen aanknopingspunten gevonden om hier ten aanzien van belanghebbende anders over te oordelen. Verder is er ook geen sprake geweest van een onterechte kwalificatie O/GS, zodat ook hierop geen aanspraak kan worden gemaakt.

    De Commissie merkt volledigheidshalve op dat B/T in beginsel uit mag gaan van de
    gegevens uit de KOI-viewer. Deze gegevens zijn door de kinderopvanginstelling
    aangeleverd. Er zijn, in dit geval, geen aanwijzingen om te twijfelen aan de juistheid van deze gegevens. Het is de Commissie derhalve niet gebleken van een onterechte verlaging van de KOT. Dat de bij de kinderopvanginstelling ingewonnen informatie niet bij belanghebbende geverifieerd zou zijn doet hier niets aan af. De Commissie is van mening dat deze manier van handelen door B/T – anders dan dat gemachtigde stelt- niet voor compensatie in aanmerking komt. De Commissie adviseert UHT daarom om dit bezwaar ongegrond te verklaren.

    Proceskostenvergoeding
    Nu de Commissie niet adviseert het primaire besluit te herroepen, is er geen aanleiding
    een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.

    Conclusie

    Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar gericht tegen de beschikking van
    29 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te verklaren en geen
    proceskostenvergoeding toe te kennen.

    [handtekening]

    Secretaris

    [handtekening]

    Fungerend voorzitter