Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-08028

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primaire besluiten:

  • 9 juni 2022 (UHT-DC I)
  • 9 juni 2022 (UHT-DC-I A)
  • 9 juni 2022 (UHT-DHR)

Ontvangst bezwaarschrift: 15 juni 2022

Hoorzitting: 12 juni 2024

Overdracht advies aan UHT: 14 oktober 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar gericht tegen de beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHTDHR
deels gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
De Commissie adviseert het bezwaar tegen de UHT-DC-I A ongegrond te
verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde), namens [belanghebbende]
(hierna: belanghebbende) ingediende bezwaar is gericht tegen de op 9 juni 2022 door
UHT genomen beschikkingen met kenmerk UHT-DC I, UHT-DC-I A en UHT-DHR, waarbij de toeslagjaren 2009 tot en met 2013 opnieuw zijn beoordeeld. Over het toeslagjaar 2009 en 16 september tot en met december 2011, 2012 en 2013 is een
compensatiebedrag van € 51.938,- toegekend (UHT-DC I & UHT-DHR). Over het
toeslagjaar 2010 en januari tot 16 september 2011 is geen compensatie wegens
vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering toegekend (UHT-DC-I A).

Overgangsrecht
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft UHT op 19 januari 2021 verzocht om herbeoordeling van
    haar kinderopvangtoeslag. UHT heeft bij de herbeoordeling gekeken naar de
    toeslagjaren 2009 tot en met 2013 en haar voorgenomen beschikkingen
    voorgelegd aan de Commissie van Wijzen (hierna: CvW).
  • De CvW heeft de voorgenomen beschikkingen beoordeeld en geconcludeerd dat
    belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie wegens
    vooringenomenheid of hardheid bij de uitvoering over het toeslagjaar 2010 en
    januari tot 16 september 2011.
  • UHT heeft bij beschikkingen van 9 juni 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR
    over de toeslagjaren 2009 en 16 september tot en met december 2011, 2012 en
    2013 een definitief compensatiebedrag van € 51.938,- toegekend in verband met
    individueel insitutioneel vooringenomen handelen (2009) en hardheid bij de
    uitvoering (2011 tot en met 2013) door de Belastingdienst/Toeslagen.
  • UHT heeft bij beschikking van dezelfde datum met kenmerk UHT-DC-I A geen
    compensatie toegekend over het toeslagjaar 2010.
  • Gemachtigde heeft bij schrijven van 15 juni 2022, dezelfde dag door UHT
    ontvangen, bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van 9 juni 2022.
  • UHT heeft op 14 maart 2024 een beschouwing ingediend (hierna: de schriftelijke
    reactie).
  • Gemachtigde heeft de bezwaargronden bij schrijven van 4 juni 2024 nader
    aangevuld.
  • Het bezwaar van belanghebbende is op 12 juni 2024 op hoorzitting bij de
    Commissie behandeld. Het verslag van de hoorzitting is bij het advies gevoegd.
  • Na de hoorzitting zijn gemachtigde en UHT nog in de gelegenheid gesteld om
    stukken in de bezwaarprocedure te brengen en op elkaar te reageren. De
    Commissie neemt deze correspondentie mee in haar advisering.
  • De Commissie, bestaande uit [commissieleden], heeft het volgende advies
    uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar van belanghebbende ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Compleet dossier
Belanghebbende heeft aangevoerd dat UHT zou hebben verzuimd stukken te overleggen, die voor de beoordeling van het bezwaar relevant zouden zijn. De Commissie overweegt met betrekking tot dit procedurele bezwaar als volgt.

Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken. UHT heeft naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende het BIP-dossier overgelegd. Bij de schriftelijke reactie heeft UHT een uitgebreider bezwaardossier overgelegd. Hiermee zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken in de bezwaarprocedure verstrekt.

De stelling van belanghebbende, dat alle in de betrokken toeslagjaren aan
belanghebbende opgelegde beschikkingen in het bezwaardossier moeten worden
overgelegd, volgt de Commissie niet. Het is niet aannemelijk (gemaakt) dat deze
informatie bevatten die niet uit de door UHT overgelegde RKT- en SAS-overzichten, die per toeslagjaar een verloop van de kinderopvangtoeslag en de voor de berekening
daarvan relevante variabelen, volgt.

De Commissie is de opvatting toegedaan dat in deze procedure van een schending van
het inzagerecht geen sprake is.

Beoordeling compensatieberekening toeslagjaren 2009, 2011, 2012 en 2013
Tussen partijen is niet in geschil dat de Belastingdienst/Toeslagen tegenover
belanghebbende over het toeslagjaar 2009 individueel institutioneel vooringenomen heeft gehandeld en over 16 september tot en met december 2011, 2012 en 2013 sprake is geweest van hardheid bij de uitvoering. UHT heeft een forfaitair compensatiebedrag van € 51.938,- toegekend aan de hand van een compensatieberekening. Belanghebbende heeft deze compensatieberekening op verschillende punten bestreden. De Commissie beoordeelt de compensatieberekening als volgt.

Kinderopvangtoeslag vóór het onderzoek (onderdeel a)
Ingevolge artikel 2.2 onderdeel a Wht bestaat de compensatie uit een bedrag vanwege
een beschikking tot het verminderen of niet toekennen van een kinderopvangtoeslag of het beëindigen van een voorschotverlening voor een kinderopvangtoeslag die een direct gevolg is van individuele of institutionele vooringenomenheid of hardheid bij de
uitvoering, vermeerderd met een bedrag voor de rente die is begrepen in een
beschikking tot terugvordering.

Ten aanzien van het jaar 2011 constateert de Commissie dat in de compensatiebeschikking terecht het bedrag van € 13.001,- is opgenomen. Dit betreft de voorschotbeschikking van 4 december 2010 voorafgaand aan de nihilstelling (productie 21). Belanghebbende heeft bij de hoorzitting de vraag opgeworpen waarom de Belastingdienst/Toeslagen over het toeslagjaar 2011na 16 februari 2011 geen
uitbetalingen meer aan belanghebbende zijn gedaan. UHT heeft hier na de hoorzitting
ondanks het verzoek daartoe van de Commissie geen opheldering over kunnen geven.
Dit geeft naar opvatting van de Commissie echter geen aanleiding voor aanpassing van
de compensatieberekening.

Volgens belanghebbende had over het toeslagjaar 2012 een bedrag van € 12.777,-
moeten worden opgenomen onder a), in plaats van € 10.288,-. In het Informatie- en
Beoordelingsformulier leest men dat de kinderopvangtoeslag 2012 op 13 november 2011 automatisch tot een bedrag van € 12.777,- zou zijn gecontinueerd (productie 4, p. 12 bezwaardossier). Een dergelijke voorschotbeschikking kinderopvangtoeslag is vervolgens niet terug te zien in het SAS-overzicht 2012 (productie 37) of het LIC-overzicht 2012, hetgeen erop wijst dat niet tot € 12.777,- is beschikt noch aan belanghebbende conform dit voorschotbedrag is uitbetaald. Volgens UHT betreft het een fout bij het opstellen van de tijdlijn, hetgeen de Commissie gelet op de SAS- en LIC-overzichten 2012 aannemelijk acht. UHT heeft na de hoorzitting een extra overzicht uit TVS overgelegd waarin terug te zien is dat niet tot € 12.777,- is beschikt (productie 76).

De Commissie is daarom van opvatting dat UHT van een juist bedrag vóór correctie is
uitgegaan nu de latere toekenning van € 10.288,- is gebaseerd op de aanvraag van
belanghebbende van 23 april 2012, en het de vaststelling tot het juiste bedrag betreft.

Verschil met laatste vastgestelde kinderopvangtoeslag (onderdeel f)
Ingevolge artikel 2.3 onderdeel b Wht wordt de compensatie, als bedoeld onder artikel
2.2 onderdeel a Wht, verminderd met een bedrag aan alsnog toegekende
kinderopvangtoeslag of een verhoging daarvan met betrekking tot het toeslagjaar
waarop de compensatie betrekking heeft.

Belanghebbende heeft ten aanzien van het onderdeel betwist dat de kinderopvangtoeslag 2011 volledig aan haar is overgemaakt. UHT heeft na de hoorzitting extra producties overgelegd waaruit volgt dat de kinderopvangtoeslag 2011 op een rekeningnummer van belanghebbende is uitbetaald (producties 59 & 60). Belanghebbende heeft hier, ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet meer op gereageerd.

Uit het SAS-overzicht 2011 (productie 36) en het LIC-overzicht 2011 (productie 52)
volgt dat de kinderopvangtoeslag 2011 na de eerdere nihilstelling (van € 13.001,- naar
nihil) uiteindelijk op 19 mei 2012 is vastgesteld op € 3.053,-. Dit bedrag is in mindering gebracht op de compensatie conform de hierboven aangehaalde rechtsregel. De Commissie ziet geen aanleiding om UHT hieromtrent anders te adviseren.

Rente gemiste kinderopvangtoeslag (onderdeel o)
Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende heeft UHT deze
compensatieberekening nader bekeken en geconstateerd dat er bij het bepalen van de
compensatie fouten zijn gemaakt met betrekking tot de rente gemiste kinderopvangtoeslag.

De rente gemiste kinderopvangtoeslag wordt berekend vanaf een half jaar na het te
compenseren toeslagjaar tot de datum van de definitieve beschikking (art. 2.3 lid 7 Wht jo. art. 27 lid 2 Awir). UHT heeft gedurende de bezwaarprocedure geconstateerd dat deze wettelijke systematiek bij de bestreden beschikking niet is gevolgd.

UHT heeft bij schriftelijke reactie een nieuwe berekening voorgelegd, die de Commissie
juist voorkomt. De Commissie zal UHT adviseren om de rente bij beslissing op bezwaar
dienovereenkomstig aan te passen.

Het bezwaar tegen de compensatiebeschikking met kenmerk UHT-DC I slaagt, nu het
compensatiebedrag hoger dient te worden vastgesteld.

Vergoeding immateriële schade tot het moment van de beslissing op bezwaar
De Commissie overweegt dat de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade een
vergoeding is voor veronderstelde stress, ongemak en onzekerheid die belanghebbende ervaart omdat het lang duurt voordat de compensatie definitief is berekend. Belanghebbende heeft door de bezwaarprocedure langer moeten wachten op de definitieve berekening van haar compensatie en hiervan stress ervaren die nog steeds voortduurt.

Het bezwaar is deels gegrond. In een dergelijke situatie hanteert UHT als einddatum van de forfaitaire vergoeding voor de immateriële schade het moment van de beslissing op bezwaar. De Commissie ziet daarom aanleiding UHT te adviseren de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade van belanghebbende te berekenen tot het moment van de beslissing op bezwaar.

Beoordeling compensatie over het toeslagjaar 2010
Belanghebbende heeft over het jaar 2010 geen compensatie gekregen omdat er geen
sprake zou zijn van vooringenomenheid of hardheid. Ook is er geen sprake van een
onterechte O/GS kwalificatie. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij in het
jaar 2010 wel vooringenomen is behandeld omdat er wel een verlaging van de
kinderopvangtoeslag zou hebben plaatsgevonden of medewerker van UHT heeft een fout gemaakt.

De Commissie constateert op basis van de stukken in het dossier dat de
Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van belanghebbende over het
toeslagjaar 2010 niet heeft verlaagd. Er zijn geen aanknopingspunten om te constateren dat er in 2010 vooringenomen is gehandeld jegens belanghebbende dan wel dat er sprake is geweest van hardheid bij de uitvoering.

Schending algemene beginselen van behoorlijk bestuur
Meer in zijn algemeenheid is bij bezwaar ter discussie gesteld of UHT bij de bestreden
beschikking heeft gehandeld in strijd met het rechtszekerheids-, zorgvuldigheids- en
motiveringsbeginsel. De Commissie is het met belanghebbende eens, zoals hierboven
overwogen, dat de bestreden beschikkingen met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR onjuist zijn gemotiveerd en onvoldoende zorgvuldig tot stand zijn gekomen.

De Commissie ziet echter geen aanleiding, mede gelet op de gronden van het bezwaar,
om te veronderstellen dat UHT bij de totstandkoming van de bestreden beschikking met kenmerk UHT-DC I A onzorgvuldig heeft gehandeld, of dat de bestreden beschikking in strijd zou zijn met het rechtszekerheidsbeginsel.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar deels gegrond acht en adviseert om de bestreden
beschikking te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van twee procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij uit te gaan van de hoogste vergoeding per procespunt.

Conclusie

De Commissie adviseert UHT bij beslissing op bezwaar:

  • Het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A ongegrond te
    verklaren;
  • het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I en UHT-DHR deels
    gegrond te verklaren en de bestreden beschikking te herroepen;
  • de vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de
    beslissing op bezwaar;
  • de rentevergoeding voor gemiste kinderopvangtoeslag vast te stellen zoals in de
    compensatiebijlage bij de schriftelijke reactie van UHT;
  • de aanvullende vergoeding van 1% van het subtotaal van het compensatiebedrag
    aan te passen;
  • een proceskostenvergoeding toe te kennen op basis van 2 procespunten met een
    wegingsfactor 2. De Commissie adviseert daarbij de hoogste vergoeding per
    procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter