Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-07817

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 15 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU en 20 juli 2022 met kenmerk UHT CHR MGU

Ontvangst bezwaarschrift: 29 april en 31 augustus 2022

Hoorzitting: 16 juni 2023

Overdracht advies aan UHT: 2 augustus 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk in gang te zetten.

Onderwerp van advies

Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 26 april 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering van 15 maar 2022 (UHT CHR GU). Dit bezwaarschrift is op 12 juli 2022 aangevuld door [gemachtigde]. Het door gemachtigde ingediende bezwaarschrift van 30 augustus 2022 is gericht tegen de door UHT genomen beschikking herzieningsverzoek toets € 30.000 van 20 juli 2022.

Deze beschikkingen zijn gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 15 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief van 26 april 2022 heeft belanghebbende pro forma bezwaar ingediend tegen deze beschikking. De gronden van het bezwaar zijn door gemachtigde bij brief van 12 juli 2022 aangevuld. Gemachtigde heeft in deze brief van 12 juli 2022 ook een verzoek tot herziening gedaan.
  • Bij beschikking van 20 juli 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat ook als resultaat van het herzieningsverzoek (nog) geen reden is gezien om haar € 30.000 te betalen.
  • Bij brief van 30 augustus 2022 heeft gemachtigde bezwaar ingediend tegen deze
    beschikking.
  • Op 21 februari 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaarschriften.
  • Op 16 juni 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd. Tijdens de hoorzitting heeft gemachtigde aangegeven dat het bezwaar van 31 augustus 2022 tegen de beslissing op het herzieningsverzoek (UHT CHR MGU) komt te vervallen, nu van de zijde van de Commissie is toegezegd dat alle, in de loop van de procedure naar voren gebrachte, bezwaargronden zullen worden meegewogen in dit advies en, aldus UHT, een rol zullen spelen bij de beslissing op bezwaar.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van 15 maart 2022 tijdig is ingediend en
ontvangen en dat het voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich aldus gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog of te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als Joel ouders sneller recht te kunnen doen.
Een van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Voor de toeslagjaren 2010 en 2018 hebben geen neerwaartse correcties plaatsgevonden. De bijstellingen voor de jaren 2011, 2012 en 2019 hebben, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling of belanghebbende opgestuurde informatie. De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. Geen van de door belanghebbende in de loop van de procedure en met name ter zitting naar voren gebrachte bezwaargronden maken dit naar het oordeel van de Commissie anders. Hetgeen gemachtigde meer specifiek heeft aangevoerd over de motivering, zorgvuldigheid en het (nog) niet raadplegen van de Commissie van Wijzen gaat, aldus UHT, het bestek van een onderzoek in het kader van een eerste toets te buiten. Deze benaderingswijze acht de Commissie in een geval als dit op zich zelf aanvaardbaar. Van bijzondere omstandigheden waarom die benaderingswijze hier geen toepassing zou behoren te vinden is niet, althans onvoldoende, gebleken. De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets en de herzieningsverzoek toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden zag om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft dus geen gevolgen voor het besluit waartegen in de onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaarschrift
ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen
voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal worden afgerond.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaarschrift ongegrond te verklaren;
  • in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
  • te bevorderen dat de integrale beoordeling zo spoedig mogelijk zal plaatsvinden.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter