Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-07706 BAC 2022-07709

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 26 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 26 april 2022 met kenmerk UHT-DH5 A

Ontvangst bezwaarschrift:-30 mei 2022

Hoorzitting: 16 februari 2023

Overdracht advies aan UHT: 14 april 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 26 april 2022 (UHT-DC-I A) en tegen de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (UHT-DH5 A) van 26 april 2022.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 26 april 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 22 februari 2021 verzocht om een herbeoordeling van de KOT over de jaren 2005 en 2006.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 28 maart 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft geoordeeld dat niet is gebleken dat belanghebbende voor de jaren 2005 en 2006 KOT heeft aangevraagd en dat voor deze jaren geen KOT aan belanghebbende is toegekend of van hem is teruggevorderd en dat daarom de compensatieregeling en de hardheidscompensatie reeds daarom niet van toepassing zijn.
  • Bij beschikking van 26 april 2022 is belanghebbende bericht dat hij geen recht heeft op compensatie KOT voor de jaren 2005 en 2006.
  • Bij beschikking van 26 april 2022 is belanghebbende bericht dat UHT zijn situatie opnieuw heeft beoordeeld, maar dat hij geen tegemoetkoming en dus geen geld
    krijgt van UHT.
  • Gemachtigde heeft bij brief van 25 mei 2022, ingekomen op 30 mei 2022, tegen deze besluiten een bezwaarschrift ingediend. Gemachtigde heeft aanvankelijk verzocht om een termijn voor het aanvullen van gronden, maar heeft het verzoek
    om aanvulling van gronden ingetrokken.
  • Op 25 november 2022 heeft UHT schriftelijk op de bezwaren van belanghebbende
    gereageerd.
  • Op 16 februari 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Hiervan is verslag
    gemaakt, dat achter het advies is gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en dat het ook overigens
voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Wel of geen aanvraag, ontvangst, dan wel terugvordering van KOT over 2005 en 2006

In de beschikkingen van UHT waartegen het bezwaarschrift is gericht, schrijft UHT dat
UHT het advies van de CvW heeft overgenomen waarin is overwogen dat:

  • niet is gebleken dat belanghebbende voor de toeslagjaren 2005 en 2006 KOT
    heeft aangevraagd; en
  • dat evenmin voor die jaren KOT is toegekend en/of van belanghebbende is
    teruggevorderd.

Belanghebbende stelt in zijn bezwaarschrift dat hij over 2005 en 2006 wel KOT heeft
aangevraagd, dat hij deze toeslag ook heeft genoten en dat er door de Belastingdienst/ Toeslagen (B/T) is teruggevorderd. Belanghebbende stelt dat B/T de KOT op enig moment heeft stopgezet.

De schriftelijke reactie van UHT van 22 november 2022 doet – onder verwijzing naar het bij de reactie gevoegde Informatie- en beoordelingsformulier – verslag van het onderzoek dat UHT heeft verricht naar aanwijzingen dat belanghebbende over 2005 en 2006 KOT zou hebben aangevraagd en/of ontvangen en/of dat er over deze jaren KOT van belanghebbende zou zijn teruggevorderd. UHT concludeert dat er geen enkele aanwijzing is gevonden waaruit zou kunnen worden opgemaakt dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende ligt.

Gelet op het gestelde in de schriftelijke reactie van UHT van 25 november 2022 en de
uitleg van UHT tijdens de hoorzitting, is de Commissie van oordeel dat UHT voldoende
heeft nagegaan of er over de jaren 2005 en 2006 door belanghebbende KOT is
aangevraagd en/of KOT over die jaren is ontvangen en/of teruggevorderd. Dit is naar het oordeel van de Commissie niet gebleken en het tegendeel is onvoldoende aannemelijk gemaakt.

UHT heeft, zoals van UHT in een geval als dit mocht worden verwacht, bij het LIC met
betrekking tot de KOT-jaren 2005 en 2006 voor het BSN-nummer van belanghebbende betaaloverzichten opgevraagd. Het LIC heeft daarop per mail van 16 februari 2022 gereageerd en aan UHT geschreven dat het niet mogelijk was aan het verzoek van UHT te voldoen vanwege de omstandigheid dat er in die jaren geen sprake is geweest van KOT.

De Commissie meent dat van UHT, mede in het licht van de motivering door het LIC
omtrent het niet kunnen verstrekken van een overzicht, geen verdere stappen jegens het LIC behoefden te worden verlangd. Het gaat immers niet om een overzicht betreffende KOT dat er is (of kan worden geproduceerd), maar om een stuk waarvan het LIC schrijft dat het niet bestaat (c.q. niet kan worden geproduceerd).

De Commissie overweegt omtrent de bezwaargrond welke zich richt op het mogelijk
vernietigd zijn van stukken, dat UHT (ook) op dit aspect voldoende gemotiveerd is
ingegaan. Het verweer van UHT houdt hier mede stand in het licht van de omstandigheid dat er geen vernietigingslijsten zijn gevonden, terwijl ook verder nergens uit blijkt dat dit aan de orde zou zijn geweest.

Belanghebbende heeft UHT gevraagd inzichtelijk te maken op welke schulden de
invordering van het LIC in 2014 als bedoeld in het door belanghebbende in het geding
gebrachte schuldenoverzicht van 20 november 2014 betrekking heeft. De Commissie is van oordeel dat ook hier geldt dat UHT voldoende heeft toegelicht waarom nader
onderzoek richting het LIC niet van haar kan worden gevergd. Het overzicht dateert van 20 november 2014, bevat geen enkele specificatie of aanknopingspunt met de
toeslagjaren 2005 en 2006 en kan op allerhande toeslagen en belastingvorderingen
betreffende belanghebbende betrekking hebben. Belanghebbende heeft geen andere
bewijsmateriaal overgelegd dat zijn standpunt zou kunnen onderbouwen.

Advies

De Commissie is van oordeel dat voldoende is nagegaan of er over de jaren 2005 en
2006 sprake was van een aanvraag, ontvangst, dan wel terugvordering van KOT. Dit is
niet gebleken en evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. De Commissie adviseert UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter