BAC 2022-07469
Publicatiedatum 31-01-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 7 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 29 april 2022
Hoorzitting: 2 november 2023
Overdracht advies aan UHT: 24 november 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 28 april, ontvangen op 29 april 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets van 7 april 2022, met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021,
(Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433).
Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 7 april 2022
geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- Bij brief van 7 april 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets nog geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
- Belanghebbende heeft bij brief, ingekomen op 29 april 2022, bezwaar gemaakt
tegen deze beschikking. Op 17 mei 2022 heeft UHT een ontvangstbevestiging
hiervan gestuurd. - Op 11 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van
belanghebbende. - Op 2 november 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is bij het advies gevoegd.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaar van belanghebbende behandeld en het hierna volgende advies aan UHT opgesteld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het bezwaar stelt belanghebbende dat UHT onterecht heeft geoordeeld dat zij niet in aanmerking komt voor compensatie op basis van de lichte toets. Volgens
belanghebbende komt zij wel in aanmerking voor de tegemoetkoming van € 30.000,
omdat zij op 21 november 2006 een dwangbevel heeft ontvangen. Hierdoor kwam de
kinderopvang voor beide kinderen in het gedrang en zag belanghebbende zich
gedwongen om een lening af te sluiten, die zij nu nog steeds aan het afbetalen is. Ook
werden haar kinderen geweigerd op de opvang totdat belanghebbende het openstaande saldo had afbetaald.
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie Kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek tot herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire
uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.
De Commissie is van oordeel dat UHT gemotiveerd heeft onderbouwd dat op basis van de beschikbare gegevens vooralsnog geen reden bestaat om aan te nemen dat over de jaren 2005 tot en met 2012 sprake is geweest van vooringenomen handelen, hardheid dan wel een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (O/GS).
De Commissie maakt uit de door UHT ingediende schriftelijke reactie met onderliggende stukken en de mondelinge toelichting daarop ter zitting op dat de bijstellingen van de KOT over de toeslagenjaren 2006 en 2010 tot en met 2012 hebben plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgegeven wijzigingen, met name wat betreft het aantal opvanguren en het inkomen. Deze wijzigingen hebben plaatsgevonden op basis van het reguliere toeslagenproces en geven op zich geen blijk van vooringenomen handelen of hardheid als bedoeld in artikel 2.1. Wht.
Deze conclusie geldt ook voor de toeslagjaren 2007 en 2008, waarin geen neerwaartse
bijstellingen hebben plaatsgevonden. Dat belanghebbende voor wat betreft de toeslagjaren 2005 en 2009 in bezwaar is gegaan tegen een (voorschot)beschikking KOT, rechtvaardigt in de ogen van de Commissie evenmin de conclusie dat sprake is geweest van vooringenomen handelen of hardheid door B/T. Het toeslagenproces veronderstelt dat veranderingen in de situatie van belanghebbende van invloed kunnen zijn op de KOT. Aan ouders wordt daarom gevraagd de gegevens zorgvuldig te controleren en bezwaar te maken, indien deze hen onjuist voorkomen. In het geval van belanghebbende heeft dit er over de toeslagjaren 2005 en 2009 toe geleid dat de beschikkingen alsnog correct zijn vastgesteld. In dat licht heeft het systeem van rechtswaarborgen op de juiste wijze gewerkt.
Voor zover belanghebbende verwijst naar het meegestuurde dwangbevel, stelt de
Commissie met UHT vast dat dit bevel niet goed leesbaar is. UHT heeft tijdens de
hoorzitting verklaard dat belanghebbende het bedrag van € 3.922 in december 2006 van B/T heeft ontvangen. Belanghebbende heeft toen contact opgenomen met B/T en op basis van die gesprekken erop vertrouwd dat het bedrag terecht is uitgekeerd. B/T heeft echter een fout gemaakt en het bedrag onterecht uitgekeerd aan belanghebbende. UHT onderkent dat deze foutieve bedrag is verrekend met de KOT van 2007, zodat deze fout ook in dit jaar vervelende consequenties heeft gehad voor belanghebbende.
Uit het onderzoek van de lichte toets is niet gebleken dat B/T contact heeft gezocht met belanghebbende voordat zij is overgegaan tot verrekening. UHT heeft ter zitting
aangegeven dat de beslissing op bezwaar d.d. 16 juli 2007 kan worden geïnterpreteerd
als een afwijzing door B/T van een verzoek van belanghebbende om een
betalingsregeling. Dit vormt voor de Commissie mogelijk wel een aanknopingspunt voor compensatie. Het afwijzen van een betalingsregeling en het verrekenen zonder
voorafgaand contact met belanghebbende wijst immers in de richting van vooringenomen handelen dan wel hardheid. De Commissie heeft begrip voor het standpunt van UHT dat de zaak van belanghebbende eerst integraal moet worden beoordeeld voordat met zekerheid kan worden gezegd dat sprake is van vooringenomen handelen of hardheid aan de kant van B/T.
De Commissie ziet daarom binnen het beperkte toetsingskader van de lichte toets (nog) geen aanknopingspunten om tot de conclusie te komen dat sprake is van vooringenomen handelen of hardheid van B/T.
Voor zover een grondiger bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies neemt de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets. De Commissie adviseert UHT om het
bezwaarschrift ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in stand te laten.
De Commissie adviseert UHT om – gelet op hetgeen tijdens de hoorzitting naar voren is gekomen – de integrale beoordeling van deze zaak waar mogelijk naar voren te halen, zodat belanghebbende op de kortst mogelijke termijn duidelijkheid krijgt.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter