BAC 2022-07418
Publicatiedatum 24-04-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primaire besluiten:
- 12 april 2022 met als kenmerk UHT-DC-I A
- 12 april 2022 met als kenmerk UHT DH5 A
- 12 april 2022 met als kenmerk UHT-O OGS B
Ontvangst bezwaarschrift: 6 mei 2022
Hoorzitting: 19 januari 2024
Overdracht advies aan UHT: 17 mei 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de bezwaren ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde] (hierna: gemachtigde) namens [belanghebbende] (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikkingen, zoals hiervoor omschreven.
In de beschikkingen is aan belanghebbende over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013 compensatie geweigerd en is over de jaren 2009, 2012 en 2013 een tegemoetkoming O/GS toegekend van € 13.560,-.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden). Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om herbeoordeling van haar kinderopvangtoeslag.
- Bij beschikking van 12 april 2022 met kenmerk UHT-DC-I A is aan belanghebbende meegedeeld dat zij geen recht heeft op compensatie over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013 en bij beschikking van diezelfde datum met kenmerk UHT-DH5 A is haar meegedeeld dat het verzoek om herbeoordeling over deze jaren is afgewezen.
- Bij beschikking van 12 april 2022 met kenmerk UHT-O OGS B is aan belanghebbende voor de jaren 2009, 2012 en 2013 een tegemoetkoming O/GS toegekend van € 13.560,-. Daarbij is aan haar meegedeeld dat dit bedrag lager is dan het bedrag van € 30.000,- dat zij al heeft gekregen, zodat geen extra betaling zal worden gedaan.
- Op 6 mei 2022 heeft gemachtigde tegen deze beschikkingen bezwaarschriften ingediend.
- Op 4 januari 2023 heeft gemachtigde aanvullende bezwaarschriften ingediend.
- UHT heeft op 3 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 19 januari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag daarvan is achter dit advies gevoegd.
- 0p 27 februari 2024 heeft UHT, daartoe in de gelegenheid gesteld door de Commissie, een aanvullende schriftelijke reactie ingediend met aanvullende producties.
- Bij e-mail van 25 maart 2024 heeft gemachtigde daarop gereageerd.
- Dit advies is uitgebracht door [commissielid] (voorzitter), [commissielid] en [commissielid] (leden).
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Ten aanzien van de beschikkingen met kenmerk UHT-DC-I A en UHT-DH5 A
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden het verzoek tot toekenning van compensatie over de jaren 2009, 2011, 2012 en 2013 heeft afgewezen.
UHT heeft erkend dat belanghebbende in deze jaren vooringenomen is behandeld, maar stelt dat in deze jaren sprake was van een situatie waarin belanghebbende evident geen recht had op kot. Belanghebbende erkent dat voor de jaren 2009 en 2011, maar stelt dat zij vanaf augustus 2012 wel kinderopvang wilde afnemen, maar dat die opvang geannuleerd is doordat de kot werd verrekend met vorderingen uit eerdere jaren, waardoor het niet mogelijk was om de opvanginstelling te betalen. Zij meent dat daardoor sprake is van bijzondere hardheid en dat om die reden compensatie dient te worden toegekend.
De Commissie overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2.1, lid 1, van de Wht komt voor een compensatie in aanmerking de ouder van wie aannemelijk is dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van bijzondere hardheid of van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de Dienst Toeslagen. Toekenning van compensatie blijft, ingevolge artikel 2.1, lid 2, van de Wht, achterwege als sprake is van ernstige onregelmatigheden die aan de ouder toerekenbaar zijn. In de jaren 2012 en 2013 maakte belanghebbende, zoals zij heeft erkend, geen gebruik van kinderopvang. Zij had daardoor over dat jaar evident geen recht op KOT. Belanghebbende heeft zich nog op het standpunt gesteld dat de oorzaak van het uitblijven van kinderopvang was gelegen in de verrekening met de KOT die over eerdere jaren werd teruggevorderd. De Commissie kan zich voorstellen dat de verrekeningen belanghebbende rauw op haar dak zijn gevallen en dat zij daardoor genoodzaakt was te besluiten geen opvang af te nemen. Echter, dat maakt naar het oordeel van de Commissie niet dat sprake is van een zodanig uitzonderlijke situatie dat de ernstige onregelmatigheid niet aan belanghebbende is toe te rekenen. In dit geval is bijvoorbeeld niet in geschil dat de KOT over de eerdere jaren terecht werd teruggevorderd. UHT heeft dan ook kunnen besluiten om met toepassing van artikel 2.1, lid 2, Wht, geen compensatie toe te kennen.
Indien belanghebbende meent dat zij schade heeft geleden doordat zij, zoals zij stelt, ten gevolge van de verrekeningen door de Dienst Toeslagen geen kinderopvang heeft kunnen afnemen, dan kan zij – nu zij voor de jaren 2009, 2012 en 2013 als gedupeerde is aangemerkt en voor die jaren een tegemoetkoming O/GS heeft ontvangen- een verzoek tot vergoeding van die schade indienen bij de Commissie Werkelijke Schade.
De Commissie beantwoordt de hiervoor geformuleerde vraag dan ook bevestigend. De bezwaren tegen deze beschikkingen zijn ongegrond.
Ten aanzien van de beschikking met kenmerk UHT O OGS B
Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is besproken ziet de Commissie geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van belanghebbende dat de tegemoetkoming O/GS onjuist berekend is. Evenmin is aannemelijk geworden dat in de jaren na 2013 sprake is geweest van een onterechte kwalificatie O/GS. Ook de bezwaren tegen deze beschikking zijn dan ook ongegrond.
Conclusie
De Commissie concludeert dat de bezwaren ongegrond zijn en adviseert UHT om bij beslissing op bezwaar de bezwaren ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter