BAC 2022-07082
Publicatiedatum 24-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 6 april 2022 met kenmerk UHT-DCHR A
Ontvangst bezwaarschrift: 16 mei 2022
Hoorzitting: n.v.t.
Overdracht advies aan UHT: 13 oktober 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift kennelijk ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikking afwijzing herbeoordeling kinderopvangtoeslag van 6 april 2022 (UHT-DCHR A).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling. Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 12 april 2021 verzocht om een herbeoordeling van de zijn recht op kinderopvangtoeslag (hierna: kot).
- UHT heeft belanghebbende bij de bestreden beschikking bericht dat zijn verzoek om herbeoordeling is afgewezen.
- Belanghebbende heeft bij brief van 13 mei 2022, binnengekomen op 16 mei 2022, daartegen een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 24 april 2023 een schriftelijke reactie ingediend.
- De Commissie, bestaande uit [voorzitter], [commissielid] en [commissielid] heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van vrijdag 13 oktober 2023.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming af te wijzen.
UHT heeft het verzoek om compensatie of tegemoetkoming van belanghebbende afgewezen omdat hij geen kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd. Belanghebbende erkent in zijn bezwaarschrift ook dat hij geen kot heeft aangevraagd of ontvangen.
Vaststaat dus dat belanghebbende zelf nooit kot heeft aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht wordt compensatie toegekend aan de aanvrager van kot. Belanghebbende voldoet niet aan dit vereiste en komt daarom niet voor compensatie in aanmerking. De Commissie, de hiervoor geformuleerde vraag bevestigend beantwoordend, adviseert daarom om de bezwaren van belanghebbende kennelijk ongegrond te verklaren.
Nu de Commissie adviseert om de bezwaren van belanghebbende kennelijk ongegrond te verklaren, is met toepassing van artikel 7:3 Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbende afgezien.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie het bezwaarschrift kennelijk ongegrond te verklaren.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter