Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06998

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 6 april 2022, met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 12 mei 2022

Hoorzitting: 18 januari 2024

Overdracht advies aan UHT: PM

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren, het bestreden besluit ongewijzigd in stand te laten en het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift van 12 mei 2022 is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking lichte toets van 6 april 2022, met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691), gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Gelet op artikel 8.6 en artikel 9.2 Wht moet de bestreden beschikking van 27 juni 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij brief van 6 april 2022 (kenmerk: UHT CHR GU) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij op basis van de uitgevoerde lichte toets geen reden ziet om haar € 30.000 te betalen en dat de herbeoordeling nog niet klaar is.
  • Gemachtigde heeft bij brief, ingekomen op 12 mei 2022, bezwaar gemaakt tegen deze beschikking.
  • Op 24 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op de bezwaargronden van belanghebbende.
  • Op 18 januari 2024 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
  • De Commissie, bestaande uit [fungerend voorzitter], [commissielid] en [commissielid], heeft het bezwaar behandeld en het navolgende advies uitgebracht.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien dat verzoek kan worden gehonoreerd.

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Zoals uiteen is gezet in artikel 2.7 Wht voorziet die wet in een eenmalige forfaitaire uitkering aan gedupeerde ouders. Deze uitkering is bedoeld voor ouders die een verzoek hebben ingediend of gaan indienen voor compensatie of tegemoetkoming op grond van de Wht, als zij daarvoor in aanmerking komen.

Belanghebbende voert aan dat de bestreden beschikking onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid. De Commissie kan UHT volgen in het ingenomen standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. In de afwijzende beschikking van 6 april 2021 somt de UHT enkele situaties op die in het algemeen reden voor afwijzing kunnen vormen. De Commissie constateert dat de beschikking geen deugdelijke motivering bevat waarom in het geval van belanghebbende tot afwijzing is gekomen. De UHT heeft echter in de schriftelijke reactie van 24 mei 2023 met behulp van SAS-overzichten en overzichten van wijzigingen in de KOT alsnog genoegzaam gemotiveerd waarom zij op basis van de lichte toets aan belanghebbende niet het forfaitaire bedrag van € 30.000, - heeft toegekend.

De Commissie is van mening dat door UHT in haar schriftelijk verweer voldoende is uiteengezet hoe in de toeslagjaren 2017, 2018 en 2019 de betalingen en verrekeningen hebben plaatsgevonden. Voor wat betreft het toeslagjaar 2017 valt uit het dossier op te maken dat de KOT stopgezet is omdat belanghebbende daar zelf om heeft gevraagd.

Voor wat betreft het toeslagjaar 2018 heeft de neerwaartse correctie zijn grondslag gevonden in een stopzetting door belanghebbende zelf, een wijziging in de rekenuren die belanghebbende zelf heeft doorgegeven en een wijziging in de rekenuren die door de kinderopvangorganisatie is doorgegeven. Voor wat betreft het toeslagjaar 2019 vond de neerwaartse correctie zijn grondslag in een wijziging in de rekenuren die belanghebbende zelf heeft doorgegeven en in het aanleveren door belanghebbende van het antwoordformulier en van de jaaropgave over 2019. Het aanleveren van het antwoordformulier en jaaropgave leidde tot een verdere wijziging in de rekenuren. Aldus moet worden geconcludeerd dat de bijstellingen voor de desbetreffende toeslagjaren hebben plaatsgevonden conform de door de kinderopvanginstelling en/of belanghebbende opgestuurde informatie en dat deze zijn te duiden als reguliere correcties. De Commissie heeft op basis van alle schriftelijke informatie en hetgeen ter zitting is verklaard geen aanknopingspunten gevonden voor het standpunt dat in deze toeslagjaren sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/ grove schuld (O/GS). Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT op basis van deze gegevens mogen concluderen dat geen sprake is van vooringenomen handelen door B/T, maar van verwerking van gegevens conform de geldende wet- en regelgeving.

Voor zover een grondiger bestudering van het dossier tot de conclusie mocht leiden dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn en heeft derhalve geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.

Proceskostenvergoeding
Nu de Commissie het bezwaar ongegrond acht, adviseert de Commissie UHT om het verzoek om een proceskostenvergoeding toe te kennen, af te wijzen.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren en het verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter