Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06881

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 13 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 28 april 2022

Hoorzitting: n.v.t

Overdracht advies aan UHT: 16 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten en daarbij te beoordelen of in de jaren 2007 en 2011 sprake is geweest van vooringenomen handelen in verband met non-response en of belanghebbende voor toeslagjaar 2012, of eventuele andere toeslagjaren, aanspraak kan maken op compensatie in verband met fraude door derden.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering van 13 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU.

Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021 Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en de Catshuisregeling, komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 13 april 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een
    herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 13 april 2022 met kenmerk UHT CHR GU is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief ontvangen op 28 april 2022 heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. Op 19 april 2023 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Op 26 september 2023 heeft belanghebbende kenbaar gemaakt af te zien van een hoorzitting en de Commissie verzocht de bezwaarprocedure op stukken af te doen.
  • De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder c van de Algemene wet bestuursrecht af van het horen van belanghebbende en adviseert op basis van de aan haar bekende stukken.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 27 september 2023.

Ontvankelijkheid

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van
de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij geen reden ziet om tot uitkering van
€ 30.000 aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstellingen voor de jaren
2008 tot en met 2010 en 2013 hebben, voor zover nu uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie. De
neerwaartse bijstellingen hadden te maken met een doorgegeven wijziging in het aantal kinderopvanguren en het tarief, een stijging van het toetsingsinkomen en een stopzetting voor 2013. In de integrale beoordeling zal dit in ieder geval nog verder onderzocht moeten worden. Dat dit in het kader van de eerste toets nog niet gebeurd is, betekent echter niet dat de voorbereiding van het besluit in het kader van de eerste toets onzorgvuldig geweest is. Ook acht de Commissie de motivering die UHT in de
bezwaarprocedure heeft gegeven op dit punt voldoende.

Ten aanzien van 2013 en de toeslagjaren 2007 en 2011 en 2012 (en eventueel andere
jaren) meent de Commissie dat nader onderzoek in de integrale beoordeling nodig is. De Commissie adviseert UHT om voor de jaren 2007 en 2011, waarin sprake was van nonresponse, te onderzoeken of de vraagbrieven in het systeem aanwezig zijn en of sprake is van een nadere uitvraag/rappel.

Verder adviseert de Commissie UHT om nader te onderzoeken of belanghebbende in het toeslagjaar 2012, of eventueel andere jaren, aanspraak kan maken op een compensatie vanwege fraude door derden (daaronder begrepen de situatie dat de KOT rechtstreeks aan de KOI is betaald en van de ouders is teruggevorderd).

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:

  • om het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een standaardvergoeding volgens de compensatieregelingen en niet al mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter