Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06845

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 10 december 2021 (UHT-DC I A, UHT-DH5A en UHT-DC I)

Ontvangst bezwaarschrift: 19 januari 2022

Hoorzitting: 17 mei 2024

Overdracht advies aan UHT: n.v.t.

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar tegen de beschikking met kenmerk UHT-DC I gegrond te verklaren en een proceskostenvergoeding toe te kennen. De Commissie adviseert UHT om de overige bezwaren ongegrond te verklaren. De Commissie adviseert UHT voorts om niet eerder over te gaan tot het nemen van een beslissing op bezwaar dan nadat alle openstaande punten met gemachtigde zijn besproken.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen definitieve beschikkingen inzake compensatie kinderopvangtoeslag.

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) compensatie toegekend voor de jaren 2008 en 2009, en geen compensatie toegekend voor de jaren 2010, 2011 en 2012.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen worden geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 10 februari 2020 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek van belanghebbende op 7 april 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geadviseerd dat gedurende de jaren 2010, 2011 en 2012 geen sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of bijzondere omstandigheden.
  • Bij beschikking van 10 december 2021 met kenmerk UHT-DC-I A heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat geen compensatie wordt toegekend voor de jaren 2010, 2011 en 2012.
  • Eveneens bij beschikking van 10 december 2021 met kenmerk UHT-DH5 A heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat geen recht bestaat op een hardheidstegemoetkoming voor deze jaren.
  • Bij beschikking van 10 december 2021 met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende een compensatie toegekend van € 21.694,- voor de jaren 2008 en 2009.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 19 januari 2022, ontvangen op 26 januari 2022, tegen deze beschikkingen een bezwaarschrift ingediend.
  • De toenmalige gemachtigde heeft bij brief van 22 november 2022 het bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 27 november 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • De huidige gemachtigde heeft op 10 mei 2024 aanvullend gereageerd.
  • Op 17 mei 2024 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Van deze hoorzitting is een verslag gemaakt dat bij dit advies is gevoegd.
  • Dit advies is opgesteld door de Commissie, bestaande uit drie leden.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie voor de jaren 2008 en 2009 op de juiste wijze heeft berekend en terecht en op goede gronden is gekomen tot de beslissing om het verzoek om compensatie of tegemoetkoming voor het jaar 2012 af te wijzen.

Met betrekking tot de berekening van de toegekende compensatie over het jaar 2008 overweegt de Commissie als volgt. De compensatie en de berekening daarvan zijn vastgesteld op grond van de Wht. In bezwaar is aangegeven dat het bedrag onder a van de compensatieberekening voor toeslagjaar 2008 vermoedelijk niet correct is. UHT heeft in de schriftelijke reactie, met verwijzing naar onderliggende stukken, uiteengezet hoe de compensatieberekening tot stand is gekomen en heeft toegelicht hoe component a tot stand is gekomen.

De Commissie kan gemachtigde volgen in het standpunt dat bij het bedrag onder a niet van de juiste beschikking is uitgegaan. De beoordelaar van UHT heeft blijkens het dossier al op 16 maart 2021 geconstateerd dat bij beide neerwaartse correcties over 2008 sprake is geweest van een harde stop, waardoor de ouder recht heeft op compensatie voor de gehele periode van 4 februari 2008 (zoals aangevraagd) tot en met 31 december 2008. UHT heeft geen overtuigende verklaring gegeven waarom in de compensatieberekening desondanks van dit standpunt is afgeweken. Dat betekent dat voor component a van de compensatieberekening over toeslagjaar 2008 moet worden uitgegaan van de beschikking van 22 maart 2008 met het beschikkingsbedrag van € 8.855. Het bezwaar is in zoverre gegrond.

De (gedeeltelijke) gegrondbevinding van het bezwaar zal leiden tot aanpassing van de compensatieberekening. Dit heeft tot gevolg dat ook andere onderdelen van de berekening moeten worden aangepast. In de eerste plaats zal de startdatum van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade moeten worden gewijzigd, nu wordt uitgegaan van een eerdere beschikking. De einddatum van de berekening van de vergoeding voor immateriële schade zal moeten doorlopen tot de dagtekening van het besluit op bezwaar. Verder zal de (gedeeltelijke) gegrondbevinding ook leiden tot aanpassing van de onderdelen rente wegens gemiste KOT en de zogenoemde 1%-vergoeding. Nu de Commissie het bezwaar op dit punt gegrond acht, wordt toekenning van een proceskostenvergoeding geadviseerd.

Ten aanzien van het bedrag onder d van de compensatieberekening over het jaar 2009 is vastgesteld dat bij de herziening van de berekening KOT over dat jaar bij beschikking van 27 augustus 2015 een bedrag van € 7.899 aan KOT en een bedrag van € 1.248 aan toeslagrente is toegekend. Het totaalbedrag van € 9.147 is meegenomen bij de bepaling van het bedrag onder d. De Commissie stelt vast dat niet is gebleken dat bij component d van de compensatieberekening over 2009 is uitgegaan van een onjuist bedrag.

Met betrekking tot component m (rentevergoeding over gemiste KOT) stelt belanghebbende dat deze berekening ontbreekt in het dossier. De Commissie heeft reeds overwogen dat deze berekening, vanwege het gegrond bezwaar, dient te worden aangepast. UHT wordt geadviseerd de nieuwe berekening eerst in concept aan gemachtigde voor te leggen.

Ten onrechte is bij component k geen vergoeding toegekend voor juridische hulp. Uit het dossier blijkt dat juridische bijstand is verleend voor de jaren 2008 en 2009. UHT heeft dit ter zitting erkend en het bezwaar in zoverre op voorhand gegrond verklaard. De Commissie adviseert de compensatieberekening ook op dit punt aan te passen.

Ten aanzien van de beslissing van UHT om compensatie af te wijzen voor het jaar 2012 overweegt de Commissie als volgt. Belanghebbende heeft voor dat jaar KOT aangevraagd en ontvangen en stelt dat deze mogelijk onjuist is vastgesteld. Er is echter geen aanwijzing dat bij de toekenning, aanpassing of terugvordering van de KOT over 2012 sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid of hardheid. De bijstellingen zijn conform de wet uitgevoerd. De Commissie ziet geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

UHT heeft ter zitting aangeboden een overzicht van de koiviewer over het jaar 2012 aan gemachtigde toe te zenden. De Commissie adviseert UHT dit overzicht te verstrekken alvorens een beslissing op bezwaar te nemen.

De Commissie overweegt dat de Wht bedoeld is voor herstel van vooringenomen handelen, hardheid of onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, en in beginsel niet ziet op omissies in de gegevensverstrekking of de vaststelling van KOT. Indien belanghebbende van mening is dat zij schade heeft geleden, kan zij zich wenden tot de Commissie Werkelijke Schade (CWS).

Conclusie

De Commissie adviseert UHT om:

  • het bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie KOT (met kenmerk UHT-DC I) gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen zoals aangegeven, en alle ingevolge de Wht daarmee samenhangende vergoedingen opnieuw te berekenen met inachtneming van dit advies;
  • de startdatum van de vergoeding voor immateriële schade aan te passen en de einddatum vast te stellen op de dagtekening van de beslissing op bezwaar;
  • het bestreden besluit te herroepen;
  • de overige bezwaren ongegrond te verklaren;
  • een vergoeding toe te kennen voor kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure;
  • niet eerder over te gaan tot het nemen van een beslissing op bezwaar dan nadat alle resterende openstaande punten met gemachtigde zijn besproken;
  • gemachtigde tijdig te voorzien van de aangepaste berekening van de rentevergoeding gemiste KOT en het overzicht uit de koiviewer over toeslagjaar 2012.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter