Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06764

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 21 april 2022 met kenmerk UHT CHR MGU

Ontvangst bezwaarschrift: 28 april 2022

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de hierboven vermelde door UHT genomen beschikking op haar aanvraag om toekenning van een zogenoemde Catshuisuitkering.

Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden.

Gelet op het bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 van de Wht moet de bestreden beschikking
van 17 december 2021 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en
verder van de Wht.

Procesverloop

  • Bij beschikking van 21 april 2022 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000.
  • Bij brief gedateerd 25 april 2022, ontvangen op 28 april 2022, heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking.
  • Op 7 december 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
  • Op 10 april 2023 heeft gemachtigde aanvullende bezwaargronden ingediend.
  • Bij brief van 19 april 2023 heeft UHT hier weer schriftelijk gereageerd.
  • Bij e-mail van 14 juli 2023 heeft gemachtigde laten weten dat belanghebbende afziet van een hoorzitting. Zij persisteert bij haar bezwaren en wenst dat deze schriftelijk worden afgedaan.
  • De Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], heeft het bezwaarschrift behandeld in haar vergadering van 3 augustus 2023.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om toekenning van de Catshuisuitkering vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).

Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na deze lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.

Heeft UHT bij de beoordeling rekening gehouden met beide kinderen?

Belanghebbende stelt dat in de schriftelijke reactie van 7 december 2022 enkel wordt
uitgegaan van één kind, namelijk . Dit terwijl belanghebbende twee kinderen heeft.

De Commissie stelt vast dat voldoende uit het dossier blijkt dat beide kinderen van
belanghebbende in de herbeoordeling zijn betrokken. Het gaat om (BSN) en (BSN ). In het SAS-overzicht in het dossier is duidelijk te zien dat de gegevens van beide kinderen zijn weergegeven.

Is toeslagjaar 2013 ten onrechte niet meegenomen in de schriftelijke reactie?

Belanghebbende stelt dat haar kind in 2013 ook naar de kinderopvang is gegaan. Het jaar 2013 is volgens belanghebbende ten onrechte niet meegenomen in de herbeoordeling.

Naar het oordeel van de Commissie is het aannemelijk dat UHT op grond van het beschikbare dossier ervan uit heeft kunnen gaan dat in het toeslagjaar 2013 geen
gebruik is gemaakt van kinderopvang. Gelet hierop hoefde toeslagjaar 2013 in beginsel niet te worden betrokken bij de herbeoordeling.

Is in 2015 sprake geweest van vooringenomen handelen?

Belanghebbende stelt dat zij in 2015 in totaal € 5.544 moest terugbetalen. Zij viel in dat jaar onder de Ziektewet. Op basis van deze gegevens ging de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) er ten onrechte van uit dat belanghebbende geen werkgever meer had. Hierdoor is volgens belanghebbende de KOT ten onrechte verlaagd.

De Commissie stelt op grond van het beschikbare dossier vast dat op 17 maart 2017 een melding is binnengekomen vanuit de kinderopvanginstelling die zag op het aantal door belanghebbende gewerkte uren in 2015. Het aantal uren opvang wijzigde van 100 uur naar 16 uur. Bij beschikking van 28 april 2017 werd de KOT daarom neerwaarts bijgesteld. Dit leidde ertoe dat belanghebbende € 5.544 moest terugbetalen. Op 1 mei 2017 heeft belanghebbende tegen deze beschikking bezwaar gemaakt. Vervolgens is de KOT bij beschikking van 26 mei 2017 weer opwaarts gecorrigeerd. Weliswaar was de eerdere neerwaartse correctie gebaseerd op onjuiste informatie, maar een maand later was dit weer hersteld. Voorts blijkt uit het dossier dat B/T – voorafgaand aan de beschikking met betrekking tot de neerwaartse bijstelling – aanvullende informatie over 2015 heeft opgevraagd bij belanghebbende. De Commissie is daarom van oordeel dat niet kan worden gesproken van vooringenomen handelen.

Gelet op het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat UHT een voldoende
zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets. Indien een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde
kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan
alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de
integrale toets zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in onderhavige
procedure in bezwaar is gekomen.

Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren om het bezwaar
ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Met dit advies geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden.

De Commissie adviseert UHT tot slot om het ertoe te leiden dat de integrale toets zo
spoedig mogelijk zal worden afgerond.

Conclusie

Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om:

  • het bezwaar ongegrond te verklaren;
  • het bestreden besluit in stand te laten.

Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter