Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06692

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: 7 april 2022 (UHT-DC I A)

Hoorzitting: n.v.t.

Overdracht advies aan UHT: 25 november 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.

Onderwerp van advies

Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT
genomen definitieve beschikking afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (met
kenmerk UHT-DC I A).

Aan belanghebbende is met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 en
vergelijkbare (CAF-)zaken van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna:
Compensatieregeling) de compensatie over de periode september tot en met december van het toeslagjaar 2009 afgewezen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft op 24 november 2024 verzocht om een herbeoordeling van
    de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2012 tot en met 2014. In
    overeenstemming met de ouder is het oorspronkelijke herbeoordelingsverzoek
    gewijzigd in de toeslagjaren 2008 en 2009.
  • UHT heeft bij beschikking van 25 februari 2021 aan belanghebbende medegedeeld
    dat zij in aanmerking komt voor een betaling van € 30.000,- op grond van de
    Catshuisregeling.
  • De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
    van belanghebbende op 7 december 2021 aan UHT toegestuurd. CvW heeft geoordeeld dat de compensatieregeling en de hardheidscompensatie voor de maanden september tot en met december 2009 buiten toepassing blijven, omdat er over die maanden geen aanwijzingen zijn dat geregistreerde kinderopvang heeft plaatsgevonden.
  • UHT heeft bij de vooraankondiging compensatie kinderopvangtoeslag van 18
    januari 2022 (UHT-VHR) aan belanghebbende over de toeslagjaren 2008 en 2009
    een compensatie toegekend voor een bedrag van € 24.969,-. Omdat aan
    belanghebbende al een bedrag van € 30.000,- was uitbetaald, kreeg zij geen
    aanvullend bedrag uitbetaald.
  • UHT heeft bij de beschikking herbeoordeling kinderopvangtoeslag (UHT-DHR) over
    de toeslagjaren 2008 en januari tot en met augustus 2009 een definitief
    compensatiebedrag toegekend van € 25.590,-. Omdat aan belanghebbende al een
    bedrag van € 30.000,- was uitbetaald, kreeg zij geen aanvullend bedrag
    uitbetaald.
  • UHT heeft bij de bestreden beschikking geoordeeld dat niet is gebleken dat bij de
    beoordeling van de KOT over september tot en met december 2009 fouten zijn
    gemaakt. Omdat er in deze periode geen opvang heeft plaatsgevonden bij een
    gekwalificeerde opvanginstelling, bestaat er geen recht op compensatie.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 20 april 2022, ingekomen op 22 april 2022,
    tegen deze laatste beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Belanghebbende heeft bij brief van 24 juli 2022, ingekomen op 24 juli 2022, het
    bezwaarschrift aangevuld.
  • UHT heeft op 13 februari 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Belanghebbende is diverse keren uitgenodigd voor de deelname aan een
    hoorzitting. Belanghebbende heeft evenwel niet binnen een door de Commissie
    gestelde redelijke termijn verklaard dat zij gebruik wil maken van het recht om te
    worden gehoord. De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder d van
    de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af van het horen van belanghebbende.
  • Dit advies wordt uitgebracht door [commissielid], [commissielid] en [commissielid].

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Belanghebbende is diverse keren uitgenodigd om haar standpunten tijdens een
hoorzitting naar voren te brengen. Aanvankelijk heeft belanghebbende meermalen
verzocht de ingeplande hoorzitting in verband met persoonlijke omstandigheden te
verplaatsen naar een later moment. De Commissie heeft daarmee ingestemd. Op nadien verstuurde uitnodigingen voor deelname aan de hoorzitting is door belanghebbende echter niet (meer) gereageerd, ondanks diverse pogingen van de Commissie om belanghebbende per telefoon en e-mail te bereiken. Een door de Commissie toegezonden aangetekende brief met daarin de uitnodiging voor de hoorzitting van 4 november 2024 heeft belanghebbende niet in ontvangst willen nemen. De Commissie heeft daaruit de door haar betreurde conclusie getrokken dat belanghebbende geen gebruik heeft willen maken van haar recht om te worden gehoord. De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder d van de Awb af van het horen van belanghebbende. Zij handelt het bezwaarschrift op de stukken af.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Belanghebbende stelt dat zij door het ontbreken van haar (persoonlijk) dossier niet in
staat is de gebeurtenissen in kaart te brengen, het bestreden besluit te controleren en
haar bezwaarschrift aan te vullen. Belanghebbende stelt daarmee feitelijk dat sprake is
van strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel.

Zorgvuldigheidsbeginsel
Het zorgvuldigheidsbeginsel (artikel 3:2 Awb) bepaalt dat UHT een besluit zorgvuldig
moet voorbereiden. Om dit te kunnen doen, moet UHT kennis verzamelen over de
relevante feiten en de af te wegen belangen. Dit heeft UHT gedaan bij het voorbereiden van de bestreden beschikking. UHT heeft toegelicht dat bij de voorbereiding van het besluit alle beschikkingen kinderopvangtoeslag, alle brieven die aan belanghebbende zijn verstuurd en van belanghebbende zijn ontvangen en alle interne meldingen die in de systemen bekend zijn over de relevante jaren, zijn betrokken. Ook is gebruikgemaakt van een tijdlijn, waarin een overzicht is opgenomen van de gebeurtenissen over de jaren die zijn beoordeeld. Ook het verhaal van belanghebbende is nadrukkelijk meegenomen in de integrale beoordeling, evenals het oordeel van de Commissie van Wijzen. Deze gegevens zijn als producties bij de schriftelijke reactie gevoegd. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.

Motiveringsbeginsel
De Commissie ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van het besluit van UHT. UHT heeft de afwijzing van de compensatie over de maanden september tot en met december 2009 voldoende toegelicht. Daarbij heeft UHT door middel van het indienen van de schriftelijke reactie, een uitgebreide uitleg met behulp van onder meer het Informatie- en beoordelingsformulier, het oordeel van de Commissie van Wijzen en overige producties het bestreden besluit verder onderbouwd. Deze schriftelijke reactie en bijbehorende stukken zijn op 19 juni 2023 aan belanghebbende verzonden. De Commissie is van oordeel dat het bestreden besluit met het indienen van de schriftelijke reactie en het onderliggende bezwaardossier voldoende is onderbouwd, zodat eventuele motiveringsgebreken, zo daarvan al sprake was, hiermee naar het oordeel van de Commissie zijn hersteld. De Commissie adviseert tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.

De Commissie is voorts van oordeel dat het voor een goed begrip van het bestreden
besluit niet noodzakelijk is te beschikken over het persoonlijke dossier. Belanghebbende heeft de beschouwing van UHT en alle overige relevante stukken die betrekking hebben op het bestreden besluit (inmiddels) als producties in het bezwaardossier ontvangen. De Commissie adviseert daarom tot ongegrondverklaring van dit bezwaar.

DigiD-fraude door de kinderopvanginstelling
Belanghebbende heeft haar DigiD-inloggegevens gedeeld met de kinderopvanginstelling en sluit niet uit dat de kinderopvanginstelling handelingen namens belanghebbende heeft kunnen verrichten. Belanghebbende had zelf geen toegang meer tot haar DigiD.

De Commissie oordeelt hierover als volgt. Om een aanvraag/stopzetting KOT te kunnen doen, moet de aanvrager inloggen met zijn/haar persoonlijke DigiD-inloggegevens. Daarmee heeft de B/T willen bewerkstelligen dat alleen een rechthebbende op de toeslag een dergelijke aanvraag kan indienen. Een DigiD biedt immers een persoonsgebonden ingang naar een digitaal portaal. Belanghebbende heeft aangegeven dat zij haar inloggegevens in die tijd met de kinderopvanginstelling heeft gedeeld. Hoewel de Commissie niet uitsluit dat belanghebbende dit te goeder trouw heeft gedaan, is zij van mening dat het delen van DigiD-inloggegevens voor rekening en risico van belanghebbende dient te komen.

Het voorgaande kan anders zijn, indien belanghebbende over de betreffende periode het slachtoffer is geworden van een ‘frauduleuze’ derde. Belanghebbende verklaart dat de kinderopvanginstelling mogelijk fraude heeft gepleegd. De Commissie ziet geen
aanleiding om te twijfelen aan het door UHT ingenomen standpunt dat niet vol doende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van fraude door de
kinderopvanginstelling. Dat sprake is geweest van enige fraude met de KOT door de
kinderopvanginstelling, is niet komen vast te staan. De KOT over het toeslagjaar 2009 is ten goede gekomen aan belanghebbende zelf en is niet op de rekening van de
kinderopvanginstelling of een ander gestort. Ook overigens heeft de Commissie geen
concrete aanknopingspunten voor de veronderstelling dat belanghebbende het slachtoffer is geworden van fraude. Weliswaar heeft de kinderopvanginstelling nagelaten de jaaropgave aan belanghebbende te leveren, maar dit is door UHT erkend en aangemerkt als hardheid in de toepassing van het stelsel, als gevolg waarvan belanghebbende over het toeslagjaar 2008 en de maanden januari tot en met augustus van het toeslagjaar 2009 is gecompenseerd. De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Registratie belanghebbend
Belanghebbende stelt ergens een ‘stempel’ te hebben dat door bedrijven te vinden is.
Voor zover belanghebbende erop doelt dat zij voorkomt op de FSV-lijst, merkt de
Commissie op dat belanghebbende weliswaar is geregistreerd op de FSV-lijst, maar dat dit geen kenmerk is van een institutioneel vooringenomen handelen en op zichzelf geen reden geeft voor compensatie. De Commissie adviseert UHT daarom tot
ongegrondverklaring van het bezwaar op dit onderdeel.

Werkelijke schade
Uit het bezwaarschrift volgt dat belanghebbende zich niet gecompenseerd voelt voor de grote gevolgen die de terugvorderingen aan KOT op haar leven en het leven van haar kinderen hebben gehad. Belanghebbende verzoekt daarom om een hoger bedrag aan schadevergoeding.

Deze procedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaardvergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. De wetgever heeft er via de Wht voor gekozen om de compensatie op te bouwen uit de in artikel 2.2 van deze wet genoemde componenten. UHT heeft deze wet in het geval van belanghebbende volgens de Commissie op de juiste wijze toegepast.

Als belanghebbende van mening is dat haar aanvullende compensatie voor de werkelijke schade als gevolg van de verrekeningen toekomt, kan zij op grond van wat is bepaald in artikel 2.6, lid 3, Wht een verzoek daartoe indienen bij de Commissie Werkelijke Schade. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De Commissie adviseert UHT daarom om dit onderdeel van het bezwaar ongegrond te verklaren.

Conclusie

Samengevat adviseert de Commissie om het bezwaar ongegrond te verklaren en het
bestreden besluit ongewijzigd in stand te laten.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter