BAC 2022-06632
Publicatiedatum 12-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: Van 3 en 5 mei 2022 (identiek) met als kenmerk UHT-DC I
Ontvangst bezwaarschrift: 27 april 2022
Overdracht advies aan UHT: 11-12-2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren, de bestreden beschikking te herroepen en een vergoeding van de proceskosten toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking definitieve compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: kot) van 5 mei 2022 (UHT-DC I).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Op grond van artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Wht, vanaf dat tijdstip geacht worden te zijn genomen op grond van afdeling 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 24 december 2020 een verzoek om herbeoordeling gedaan voor de jaren 2008 en 2009.
- Bij besluit van 8 mei 2021 heeft UHT aan belanghebbende op grond van artikel 2.7 van de Wht een bedrag van € 30.000,- toegekend.
- Bij brief van 19 april 2022 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 86.730,- voor de toeslagjaren 2008 en 2009 en daartoe een nabetaling gedaan van €56.730,-.
- Bij de bestreden beschikking van 3 en 5 mei 2022 (identiek) is aan belanghebbende een definitieve compensatie toegekend van €86.831 ,- en daartoe een nabetaling gedaan van €101,-.
- Tegen de definitieve beschikking heeft gemachtigde bij brief van 27 april 2022, ingekomen op 27 april 2022, een bezwaarschrift ingediend.
- UHT heeft op 29 november 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Het bezwaarschrift is op 3 oktober 2023 aangevuld.
- Op 19 oktober 2023 heeft UHT aan de Commissie laten weten ter zitting mondeling te zullen reageren op het aanvullende bezwaarschrift.
- Op 27 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT de toegekende compensatie op de juiste wijze heeft berekend.
Rente over gemiste kinderopvangtoeslag
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de berekening van de rentevergoeding over gemiste KOT. In de schriftelijke reactie wordt slechts gesteld dat de wettelijke rente ongeveer 4% bedraagt, maar wordt verder geen toelichting op de berekening gegeven. UHT heeft ter zitting toegelicht dat de renteberekening voor toeslagjaar 2008 onjuist is, in het nadeel van belanghebbende. UHT heeft toegezegd dit in de beslissing op bezwaar aan te passen. De berekening voor toeslagjaar 2009 is eveneens onjuist, maar omdat dit in het voordeel van belanghebbende is zal die fout in stand worden gelaten.
Rente over verrekende toeslagen
Belanghebbende heeft aangevoerd dat er in de renteberekening rekening gehouden dient te worden met rente in verband met verrekeningen met huur- en zorgtoeslag. De Commissie overweegt dat deze post in de compensatieberekening uitsluitend betrekking heeft op de rente over de gemiste KOT als gevolg van de neerwaartse correctiebeschikking. Als belanghebbende meent dat hij meer of andere (rente)schade heeft geleden, kan hij daarvoor een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS).
Vergoeding beroepsmatig verleende rechtsbijstand
Belanghebbende voert aan dat in de berekening van de vergoeding van de proceskosten niet alle in het kader van de KOT over de jaren 2008 en 2009 gevoerde procedures zijn meegenomen en dat van het verkeerde bedrag per procespunt is uitgegaan. De Commissie volgt het standpunt van belanghebbende niet. Dienaangaande overweegt de Commissie als volgt. De Wht voorziet in compensatie voor proceskosten. De Commissie is van mening dat de kosten die samenhangen met het voeren van eerdere procedures en die verband houden met proceshandelingen waarvoor punten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden toegekend, dienen te worden vergoed in de beslissing op bezwaar. UHT heeft bij de berekening voor beide toeslagjaren een punt voor het bezwaarschrift en een punt voor de beroepsprocedure bij de rechtbank toegekend. Belanghebbende heeft geen stukken overgelegd waaruit naar voren is gekomen dat zij gebruik heeft gemaakt van juridische bijstand voor andere procedures dan de procedures die door UHT in aanmerking zijn genomen. De Commissie is, met UHT, van mening dat voor de losse brief van [advocatenkantoor] geen apart punt kan worden toegekend. De Commissie meent dat UHT met de overgelegde stukken die betrekking hebben op de doorlopen bezwaarprocedure en de overzichten met gegeven beschikkingen voor de KOT over de jaren 2008 en 2009, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die puntentelling juist is. Het gaat hier om 4 punten, vermenigvuldigd met een wegingsfactor twee tegen het hoogst geldende tarief.
Herbeoordeling overige jaren
Vaststaat dat belanghebbende na 2009 geen KOT heeft aangevraagd. Belanghebbende is van mening dat het gemis aan KOT na 2009 het gevolg is van het feit dat hij over de voorafgaande jaren door de B/T vooringenomen is behandeld. Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient men die jaren gebruik te hebben gemaakt van betaalde kinderopvang en KOT te hebben aangevraagd; Belanghebbende voldoet voor de toeslagjaren na 2009 niet aan de vereisten van de Wht. Ook heeft belanghebbende geen stukken overgelegd waaruit naar voren is gekomen dat hij na 2009 gebruik heeft gemaakt van betaalde kinderopvang. Belanghebbende stelt dat de opvang na 2009 doorliep bij dezelfde gastouder. Uit de e-mail van gemachtigde van 1 november 2023 blijkt dat belanghebbende niet meer beschikt over betaalbewijzen voor de periode na 2009. De Commissie volgt daarom het standpunt van UHT dat hij voor deze periode niet in aanmerking komt voor compensatie. Belanghebbende kan dit verzoek om vergoeding van werkelijke schade voorleggen aan de Commissie Werkelijke Schade.
Immateriële schade
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij meer schade heeft geleden dan met de vergoeding voor immateriële schade is gedekt. De Commissie overweegt dat ingevolge artikel 2.3, lid 4 van de Wht de forfaitaire vergoeding voor immateriële schade € 500,- bedraagt voor ieder half jaar dat is verstreken tussen, kortweg, het eerste neerwaartse correctiebesluit en de dagtekening van de eerste beschikking tot toekenning van compensatie. Een verzoek tot toekenning van aanvullende immateriële schade kan worden ingediend bij UHT, waarna de CWS daarover zal adviseren. Ook stelt belanghebbende dat per jaar een separate berekening had moeten plaatsvinden. De compensatie van de immateriële schade wordt echter, gelet op de Wht, niet toegekend per individuele stopzetting per toeslagjaar, maar voor de totale periode tussen de initiële intrekking van de KOT en de afhandeling van de compensatie.
Belanghebbende is daarnaast van mening dat de startdatum die wordt gehanteerd om de compensatie van de immateriële schade te berekenen, moet worden aangepast naar het moment waarop de B/T is begonnen met het uitvragen van stukken. Zoals al eerder in dit advies is aangegeven is inmiddels de Wht in werking getreden en worden de bestreden beschikkingen geacht te zijn genomen op grond van deze wet. Wat betreft de periode waarover de forfaitaire vergoeding is berekend, geldt dat deze overeenkomstig artikel 2.3, lid 4 van de Wht berekend dient te worden vanaf de eerste neerwaartse correctiebeschikking van 24 september 2009. De vergoeding is echter berekend vanaf 9 september 2009. Niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende aan een eventueel buitenwettelijk begunstigend beleid van UHT op dit punt aanspraak had kunnen maken op een eerdere datum. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende op dit punt ongegrond.
FSV Lijst
Belanghebbende heeft verzocht om informatie over de vermelding van zijn persoonsgegevens op de FSV en heeft gevraagd of die gegevens zijn gedeeld met andere instanties. Uit de schriftelijke reactie van UHT volgt dat de persoonsgegevens van belanghebbende in de Fraude Signalering Voorziening (hierna: FSV-lijst) zijn opgenomen. Dit systeem is op 27 februari 2020 uitgezet en wordt niet meer gebruikt. Uit de schriftelijke reactie blijkt niet of deze gegevens met andere instanties zijn gedeeld. De Commissie geeft UHT in overweging om belanghebbende op passende wijze te informeren over de vermelding van zijn persoonsgegevens op deze lijst en de gevolgen hiervan. De commissie wijst belanghebbende daarnaast op de mogelijkheid om een verzoek in te dienen bij UHT om de betreffende informatie te verkrijgen.
Proceskostenvergoeding
Nu zal worden geadviseerd de bestreden beschikking deels te herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de commissie, de hiervoor geformuleerde vraag deels ontkennend beantwoordend, om het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren en om:
- de bestreden beschikking te herroepen en voor toeslagjaar 2008 de bedragen bij component M (rentevergoeding over gemiste KOT), component N (aanvullende vergoeding 1%) en component L (vergoeding immateriële schade) aan te passen op de door UHT aangegeven wijze;
- een proceskostenvergoeding voor onderhavige procedure toe te kennen naar een mate als hiervoor aangegeven.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter