BAC 2022-06611
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 15 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I, 15 maart 2022 met kenmerk UHT-DC-I A en 15 maart 2022 met kenmerk UHT-DH5 A
Ontvangst bezwaarschrift: 22 april 2022 en 22 april 2022
Overdracht advies aan UHT: 16 augustus 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de
bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
De door [gemachtigde], namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschriften zijn gericht tegen de door UHT genomen compensatiebeschikkingen van 15 maart 2022 (met de kenmerken UHT-DC I, UHT-DC-1 A en UHT-DHS A), waarbij aan belanghebbende over de jaren 2009 en januari 2010 een compensatie van € 30.000 is toegekend. Over de jaren 2008, het resterende deel van 2010, 2011 en 2012 is het verzoek om compensatie afgewezen.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag waaronder de artikelen 49, 49b, en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen.
Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover
hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 15 maart 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 17 juli 2020 verzocht om herbeoordeling van de KOT
over de toeslagjaren 2008 tot en met 2012. - De Commissie van Wijzen (hierna: CvW) heeft haar beoordeling van het verzoek
van belanghebbende op 2 maart 2022 aan UHT toegestuurd. De CvW heeft
geoordeeld dat UHT zich terecht op het standpunt stelt dat de compensatieregeling en de hardheidsregeling niet van toepassing zijn met betrekking tot het toeslagjaar 2008, de maanden februari tot en met december van het toeslagjaar 2010 en de toeslagjaren 2011 en 2012. - Bij beschikking van 15 maart 2022 (UHT-DC I) is de compensatie over de toeslagjaren 2009 en (januari) 2010 vastgesteld op € 30.000.
- Bij beschikkingen van eveneens 15 maart 2022 is over toeslagjaar 2008, de periode februari tot en met december 2010 en de toeslagjaren 2011 en 2012 geen compensatie toegekend, noch op grond van vooringenomenheid (UHT-DC-1 A),
noch op grond van hardheid (UHT-DH5 A). - Gemachtigde heeft tegen de beschikkingen van 15 maart 2022 bij brieven van 21 april 2021, ingekomen op 22 april 2022, 2 afzonderlijke bezwaarschriften
ingediend. - Bij brief van 19 september 2022 heeft gemachtigde nadere gronden van bezwaar
aangevoerd. - Op 28 december 2022 heeft UHT daarop schriftelijk gereageerd.
- Op 18 juli 2023 heeft gemachtigde de Commissie verzocht de zaak op de stukken af te doen. De Commissie ziet daarom op grond van artikel 7:3 onder c van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) af van het horen van belanghebbende.
- In haar vergadering van 19 juli 2023 heeft de Commissie, bestaande uit [voorzitter] en [leden], de bezwaarschriften behandeld.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het overgelegde dossier volstaat; bestreden beschikkingen zijn voldoende gemotiveerd.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat het bezwaar ongemotiveerd tot stand zou zijn
gekomen, nu hij niet kan beschikken over zijn persoonlijk dossier.
Het zou belanghebbende in het algemeen ontbreken aan stukken, om de juistheid van de compensatieberekening na te gaan en meer in het bijzonder aan de betaal- en
verrekenoverzichten van het Landelijk Incasso Centrum (hierna: LIC-overzichten) over
de betreffende toeslagjaren.
De Commissie overweegt dat belanghebbende gedurende de bezwaarprocedure in het
bezit is gesteld van het bezwaardossier, waarin onder meer de genoemde LIC-overzichten terug te vinden zijn. Belanghebbende beschikt in bezwaar over een volledig dossier. Er zijn voorts geen aanknopingspunten dat er nadere op de zaak betrekking hebbende stukken zijn, die niet door UHT zijn overgelegd.
In de bestreden beschikkingen is door UHT per jaar een motivering gegeven waarom in
het betrokken jaar sprake wel of geen compensatie is toegekend. In de toekenningsbeschikking over 2009 en januari 2010 is voorts per component een op de
zaak toegespitste motivering gegeven. De Commissie ziet dan ook geen
motiveringsgebreken in de bestreden beschikkingen.
Geen schending equality of arms
Belanghebbende heeft aan het niet-overleggen van het persoonlijk dossier nog de
conclusie verbonden dat sprake zou zijn van schending van het beginsel van 'equality of arms'. De Commissie overweegt met betrekking tot deze bezwaargrond als volgt.
De Commissie is een onafhankelijke bezwaarschriftenadviescommissie in de zin van
artikel 7: 13 Awb. Voor de procedure bij de Commissie gelden de processuele waarborgen van de Awb. Tegen besluiten van UHT in aansluiting op adviezen van de Commissie kan belanghebbende rechtsmiddelen instellen bij de rechter.
Op grond van artikel 7:4 lid 2 Awb en artikel 5.2 lid 3 tot en met 4 Wht (voorheen artikel 49e lid 3 t/m 4 Awir) heeft belanghebbende voorafgaand aan de hoorzitting bij de Commissie recht op afschriften van de op de zaak betrekking hebbende stukken, met inbegrip van het bezwaardossier. Gemachtigde heeft het dossier in goede orde
ontvangen.
Niet gesteld, en ook niet gebleken is, dat UHT tekort is geschoten bij het overleggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken. Vgl. Rb. Noord-Nederland 21 april 2023 ECLI:NL:RBNNE:2023:1657, r.o. 45., De Commissie betreurt het dat belanghebbende zijn persoonlijke dossier nog niet heeft ontvangen, maar volgt hem niet in zijn stelling dat het beginsel van equality of arms geschonden zou zijn, gezien het voorgaande.
De vergoeding voor immateriële schade is op inzichtelijke wijze berekend
Belanghebbende heeft met betrekking tot de toegekende vergoeding voor immateriële schade aangevoerd dat voor hem onduidelijk is wat de aanvangsdatum is, en dat hij niet na kan gaan of deze vergoeding klopt.
De Commissie overweegt met betrekking tot dit punt als volgt.
In de bestreden toewijzingsbeschikking is per component toegelicht hoe de berekening tot stand is gekomen. Onder 1), immateriële schade, valt te lezen:
"Dit bedrag is een vergoeding voor immateriële schade. Dit is bijvoorbeeld schade
door stress en emoties. En door het lange wachten. Dit is een vaste vergoeding
van € 500 per halfjaar.
De periode waarover u deze vergoeding ontvangt, begint op de datum van de
eerste onterechte vermindering of stopzetting van uw kinderopvangtoeslag. De
periode eindigt op de datum van de definitieve beschikking. In uw geval loopt de
periode van 18-12-2012 tot 18-03-2022. Dit bedrag is nooit hoger dan het bedrag
bij punt c."
Het komt de Commissie voor dat UHT met deze toelichting alle uitgangspunten voor de berekening van de toe te kennen immateriële schadevergoeding heeft toegelicht. De Commissie meent verder dat het bedrag juist is berekend en ziet daarom geen aanleiding te adviseren deze vergoeding te berekenen tot de beslissing op bezwaar of de aanvullende vergoeding van 1% te verhogen.
Terecht stelt UHT zich op het standpunt dat het bedrag aan vergoeding voor immateriële schade is vastgesteld op € 8.047 omdat dit bedrag op grond van artikel 2.3 onder 4 Wht niet hoger mag zijn dan het bedrag onder c in de compensatieberekening. Dit betekent dat het vergroten van de periode door een eerdere ingangsdatum of een verlenging tot aan de beslissing op bezwaar, niet tot een hoger bedrag aan vergoeding zou leiden.
Voor aanvullende/werkelijke schade naar CWS
Belanghebbende heeft verder nog aangegeven dat hij (gevolg-)schade heeft geleden, die niet door de bestreden beschikkingen is gedekt. De Commissie kan daar in deze
procedure, die ziet op de toekenning van standaardvergoedingen, niet nader op ingaan.
Belanghebbende kan een verzoek tot vergoeding van de werkelijke schade indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). Het advies van CWS is vervolgens leidend bij
het nemen van een besluit met betrekking tot aanvullende compensatie.
Proceskostenvergoeding
Voor de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedures heeft belanghebbende, nu de bezwaren naar de mening van de Commissie ongegrond zijn, geen recht op
vergoeding.
Advies
Samengevat adviseert de Commissie om de bezwaarschriften ongegrond te verklaren.
Tekst
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter