Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06575

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. De KOT is over 2018 bij voorschotbeschikking en definitieve beschikking vastgesteld op hetzelfde bedrag. Er heeft over 2018 dus geen terugvordering plaatsgevonden. De Commissie acht het bezwaar om die reden ongegrond. Belanghebbende wijst erop dat de KOT over 2018 niet volledig aan belanghebbende is uitbetaald, omdat er een bedrag is verrekend met de KOT-schuld over 2017. De Commissie merkt op dat de verrekening weliswaar heeft plaatsgevonden in 2018, maar onderdeel is van de uitvoering die over 2017 aan de KOT is gegeven. Aangezien belanghebbende over het laatstgenoemde jaar al een compensatie(beschikking) heeft ontvangen, zou een verzoek om vergoeding van werkelijke schade over 2017 de aangewezen weg zijn om de verrekeningen met de KOT over 2018 aan de orde te stellen. De Commissie wijst verder op het belang dat de Leidraad Invordering zou kunnen hebben voor de behandeling van het eventuele verzoek bij de CWS. Meer specifiek gaat het hier om de bepaling op grond waarvan een belanghebbende die door de verrekening van een voorschot KOT de lopende kosten voor kinderopvang geheel of gedeeltelijk niet meer kan voldoen, de B/T kan verzoeken de verrekening ongedaan te maken. De Commissie merkt hierbij op dat het enkele feit dat de wijziging in de Leidraad heeft plaatsgevonden op een tijdstip dat ligt nadat die verrekening heeft plaats gehad, het mogelijke belang van de gesignaleerde kwestie voor de beoordeling van de handelwijze van B/T en de gestelde schade niet wegneemt. De Leidraad is op dit punt immers aangepast naar aanleiding van de toeslagenaffaire.

Advies