Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06425

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 24 februari 2022 met kenmerk UHT CHR GU

Ontvangst bezwaarschrift: 13 april 2022

Hoorzitting: 16 augustus 2023

Overdracht advies aan UHT: 2 oktober 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT het onderzoek in het kader van de eerste toets te voltooien en indien toepasselijk
belanghebbende bij beslissing op bezwaar € 30.000 toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door (hierna: belanghebbende) ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen beschikking van 24 februari 2022 om belanghebbende op grond van de eerste toets (nog) geen € 30.000 toe te kennen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november houdende regels ten behoeve van de
Wet hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking
getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stcrt. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, eerste lid onderdeel e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover relevant, terug tot en met 26 januari 2021.

Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.

Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 24 februari 2022 geacht
worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld in het kader van een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. In het kader van de herbeoordeling kijkt UHT naar de toeslagjaren 2005 tot en met 2011.
  • Bij beschikking van 24 februari 2022 heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000 uit hoofde van de eerste toets.
  • Bij brief van 4 april 2022, op 13 april 2022 door UHT ontvangen, heeft belanghebbende tegen deze beschikking een bezwaarschrift ingediend.
  • Op 11 mei 2023 heeft UHT schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
  • Op 16 augustus 2023 heeft de Bezwaarschriftenadviescommissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van de hoorzitting is bij het
    advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaar ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Beoordelingskader eerste toets en het bezwaar van belanghebbende

De Commissie ziet zich voor de beantwoording van de vraag gesteld of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.

In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend.

Ingevolge artikel 2.7 Wht is voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van € 30.000 voorzien in de uitvoering van een
zogenaamde eerste toets. Het gaat hierbij om een eerste toets of de ouder in aanmerking komt voor een herstelmaatregel. Na deze eerste toets volgt nog een
integrale beoordeling.

In het bestreden besluit van 24 februari 2022 waarin UHT aan belanghebbende mededeelt dat aan haar (voorlopig) geen forfaitair bedrag zal worden uitgekeerd, is per jaar gemotiveerd waarom UHT nog geen aanleiding ziet om tot uitkering van € 30.000 aan belanghebbende over te gaan.

Belanghebbende heeft hiertegen aangevoerd dat zij over het toeslagjaar 2009 alle
gevraagde bescheiden heeft ingediend en vijf jaar later te horen kreeg dat zij alles moest terugbetalen. Omdat zij de originelen had ingediend, kon zij deze op een later moment niet nogmaals indienen. Zij heeft meerdere malen contact opgenomen met de Belastingdienst/Toeslagen, maar helaas zonder resultaat.

UHT geeft aan dat de neerwaartse correcties in de herbeoordeelde jaren het directe gevolg zijn geweest van de verwerking van informatie die de Belastingdienst/Toeslagen van belanghebbende heeft ontvangen. Over het toeslagjaar 2009 is de kinderopvangtoeslag verlaagd (van € 7.357 naar € 2.309), nadat eind 2013 verschillende informatieverzoeken aan het adres van belanghebbende onbeantwoord waren gebleven. Daarbij werd belanghebbende gevraagd naar de gastouderopvang voor haar twee kinderen in de eerste helft van 2009.

Uit de systemen van de Belastingdienst/Toeslagen zou blijken dat er diverse brieven zijn verstuurd aan het adres van belanghebbende. Tevens zou nergens uit volgen dat
belanghebbende destijds contact heeft opgenomen met de Belastingdienst/Toeslagen.
Het is niet aannemelijk geworden dat in de eerste helft van 2009 sprake was van
kinderopvang. Van vooringenomenheid lijkt geen sprake te zijn geweest, aldus UHT.

Het onderzoek eerste toets heeft niet met voldoende zorgvuldigheid plaatsgevonden

De Commissie overweegt met betrekking tot het toeslagjaar 2009 als volgt. De Belastingdienst/Toeslagen heeft belanghebbende op 9 september 2013 (de eerste brief in het door UHT overgelegde dossier) bericht dat de door haar aangeleverde gegevens niet volledig of niet juist waren. De lezing van belanghebbende, dat zij eerder originele gegevens heeft ingediend die vervolgens bij de Belastingdienst/Toeslagen zijn kwijtgeraakt, komt de Commissie daarom voorshands aannemelijk voor.

Uit het dossier volgt dat UHT bij de beoordeling eerste toets slechts een deel van de
correspondentie over het toeslagjaar 2009 heeft betrokken. Bij de eerste toets vindt, zoals hierboven geschetst, geen integrale beoordeling plaats. Desondanks dient ook het onderzoek in het kader van de eerste toets zorgvuldig te geschieden, zoals aangegeven in de parlementaire toelichting bij de invoering van de eerste toets.

De Commissie meent dat een voldoende zorgvuldig onderzoek in het kader van de eerste toets met zich meebrengt dat de behandelaar eerste toets tenminste naar alle
correspondentie dient te kijken, die aan de verlaging van de kinderopvangtoeslag vooraf zijn gegaan. Anders kan immers geen (ook geen voorlopig) antwoord worden gegeven op de vraag of belanghebbende in aanmerking komt voor een herstelmaatregel.

De conclusie is dat het door UHT verrichte onderzoek in het kader van de eerste toets in deze zaak niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden. De Commissie acht het bezwaar van belanghebbende voor zover dat ziet op de totstandkoming van het bestreden besluit, dan ook gegrond.

De Commissie adviseert UHT gezien het voorgaande, om het onderzoek eerste toets te
voltooien aan de hand van de volledige correspondentie. Mocht blijken dat de brief van 9 september 2013 niet meer voorhanden is, komt het de Commissie nu voor dat UHT dan op basis van de voorliggende feiten moet concluderen dat sprake was van
vooringenomenheid.

Het bevreemdt de Commissie overigens dat de Belastingdienst/Toeslagen naar aanleiding van het niet reageren van belanghebbende op de vragen omtrent de gastouderopvang, tevens aanleiding heeft gezien om het aantal rekenuren voor de opvang bij het kindercentrum in de rest van 2009 te verminderen. Over het kindercentrum is immers door de Belastingdienst/Toeslagen geen informatie van belanghebbende gevraagd. De integrale beoordeling zal moeten uitwijzen wat voor deze neerwaartse correctie de reden is geweest.

Conclusie en advies

Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:

  • het onderzoek in het kader van de eerste toets alsnog te voltooien en bij beslissing op bezwaar toe te lichten tot welke bevindingen zij is gekomen en waarom;
  • indien toepasselijk bij beslissing op bezwaar de bestreden beschikking te
    vernietigen en alsnog een bedrag ad € 30.000 aan belanghebbende toe te
    kennen;
  • in de beslissing op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de
    beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de toekenning van een
    standaardvergoeding en niet als mede een integrale beoordeling bevat.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter