Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06386

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende

Primair besluit: van 16 maart 2022 met als kenmerk UHT-DC I

Ontvangst bezwaarschrift: 25 april 2022

Hoorzitting: 10 april 2024

Overdracht advies aan UHT: 15 mei 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar gegrond te verklaren, de compensatieberekening aan te passen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Onderwerp van advies

Het door toenmalige gemachtigde namens belanghebbende ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT afgegeven Definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) van 16 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I.

Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende voor de jaren 2009, 2010 en 2011 een compensatie toegekend van € 47.593,-.

Overgangsrecht

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

• Bij beschikking van 21 april 2021 heeft UHT aan belanghebbende meegedeeld dat zij op grond van de Catshuisregeling en op basis van de eerste toets recht heeft op € 30.000,-.
• Bij brief van 5 augustus 2021 heeft UHT belanghebbende een vooraankondiging van de voorlopige compensatieberekening toegezonden. Daarbij is een bedrag aan compensatie toegekend van € 45.729,-.
• Bij beschikking van 16 maart 2022 heeft UHT de definitieve compensatie vastgesteld op € 47.593,-.
• Tegen de definitieve beschikking heeft de toenmalige gemachtigde op 25 april 2022 een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is op 13 september 2022 door gemachtigde aangevuld met gronden.
• UHT heeft op 30 augustus 2023 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van belanghebbende.
• Op 10 april 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit advies.
• Na de hoorzitting heeft UHT bij e-mailbericht van 16 april 2024 nadere informatie verstrekt. Gemachtigde heeft daarop bij e-mailbericht van 17 april 2024 gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Dossier
Belanghebbende voert in bezwaar aan dat het volledige hersteldossier ontbreekt, zodat het voor haar onmogelijk is om de compensatieberekening en de conclusies van UHT in het bestreden besluit te verifiëren.

De Commissie stelt vast dat dat de schriftelijke reactie met de bijbehorende producties, waaronder ook de “Overzichten (uit)betalingen en/of verrekeningen toeslagen” van het Landelijk Incasso Centrum (LIC), op 15 januari 2024 aan gemachtigde is toegezonden. Aldus hebben gemachtigde en belanghebbende kennis kunnen nemen van de op de zaak betrekking hebbende stukken en hebben zij de gelegenheid gehad en benut om daarop te reageren. Hiermee is aan het bezwaar op dit punt tegemoet gekomen.

De compensatieberekening
Belanghebbende voert aan dat de compensatieberekening onjuist is. Het compensatiebedrag is te laag.

UHT stelt zich op het standpunt dat de compensatieberekening inderdaad onjuist is. De einddatum van de periode, waarover de rentevergoeding over gemiste KOT wordt berekend, is onjuist; dat geldt ook voor de einddatum van de periode, waarover de vergoeding van immateriële schade is berekend.
De rentevergoeding had berekend moeten worden tot en met 16 maart 2022 (in plaats van 11 maart 2022). Gelet hierop is het bezwaar gedeeltelijk gegrond.

De vergoeding voor immateriële schade zal worden berekend tot de datum van de beschikking op bezwaar. Ten slotte zal ook de aanvullende vergoeding van 1% opnieuw worden berekend, aldus UHT.
De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt van UHT en zal dienovereenkomstig adviseren.

Ten aanzien van de rentevergoeding gemiste KOT over toeslagjaar 2009 is door UHT in haar aanvullende schriftelijke reactie van 16 april 2024 eigener beweging nog opgemerkt dat de hogere rentevergoeding in de beschikking op bezwaar zal worden verrekend met een bedrag van € 8,- dat door UHT ter zake van invorderingsrente en -kosten teveel is uitbetaald (het verschil tussen € 771,- en € 763,-).
De Commissie overweegt dat een dergelijke verrekening weliswaar tot de bevoegdheid van UHT behoort, maar dat zij niettemin UHT adviseert in dit geval daar vanaf te zien.
In haar schriftelijke reactie van 30 augustus 2023 heeft UHT niet gesteld dat het bedrag aan invorderingsrente en -kosten voor het toeslagjaar 2009 onjuist is (zie ook onder 6.14). Naar het oordeel van de Commissie is het niet gepast dat UHT in een aanvullende reactie over de vergoeding van gemaakte kosten van juridische bijstand (waarom door de Commissie was gevraagd) ambtshalve andere componenten opeens opnieuw berekent en wel in het nadeel van belanghebbende.

De Commissie stelt, naar aanleiding van de hoorzitting, vast dat niet in geschil is dat de vergoeding van immateriële schade vanaf 25 februari 2010 moet worden berekend. UHT is bij haar berekening, in het voordeel van belanghebbende, uitgegaan van 10 februari 2010 als startdatum. Deze datum blijft ongewijzigd blijkens de toezegging in de schriftelijke reactie van 30 augustus 2023 (onder 6.19).

Belanghebbende heeft in bezwaar verzocht om toekenning van een vergoeding van de kosten van juridische bijstand ter zake van het indienen van bezwaar tegen beslissingen over de toeslagjaren 2009, 2010 en 2011, een vergoeding die ten onrechte niet was toegekend. UHT heeft zich daarover beraden en heeft, zo is de Commissie gebleken, besloten, zie haar aanvullende schriftelijke reactie van 16 april 2024, om dat verzoek van belanghebbende te honoreren. UHT zal alsnog een vergoeding toekennen van € 1.750,- voor ieder toeslagjaar (in totaal 3 procespunten met een wegingsfactor 2, met een waarde per punt van € 875,-, uitkomend op een bedrag van in totaal € 5.250,-.) De Commissie neemt met instemming kennis van dit standpunt en zal dienovereenkomstig adviseren.

Op de hoorzitting is namens belanghebbende gesteld dat het bedrag van € 78,- bij de component ‘door u betaalde rente en kosten’ te laag is berekend. In dit verband heeft gemachtigde gewezen op het LIC-overzicht over toeslagjaar 2010 en de daarin genoemde kosten van de aanmaning van € 15,- en de kosten van het dwangbevel van € 836,-, in totaal € 851,-. De Commissie overweegt dat de component ‘door u betaalde rente en kosten’ ingevolge artikel 2.2, onder e, en artikel 2.3. lid 5 Wht, gelijk is aan de kosten die door B/T in rekening zijn gebracht en zijn betaald voor invorderingshandelingen, met inbegrip van betaalde invorderingsrente. Op de hoorzitting is door gemachtigde geconstateerd dat op het LIC-overzicht 2010 direct onder de kosten van de aanmaning en het dwangbevel een post ‘vermindering kosten’ van € 773,- is opgenomen.

Hij begrijpt dat aldus - en de Commissie volgt hem daarin - dat voldoende aannemelijk is dat dit bedrag destijds niet door belanghebbende is betaald, zodat een bedrag van € 78,- (€ 851,- minus € 773,-) aan door belanghebbende betaalde rente en kosten is overgebleven. Dit is het bedrag dat is opgenomen in de compensatieberekening zodat van onjuistheden geen sprake is. Het bezwaar is op dit punt ongegrond.

Motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel
De Commissie kan UHT volgen in haar standpunt ten aanzien van de motivering van het besluit en de zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. De berekening is toegelicht met de “Uitleg berekening definitief compensatiebedrag kinderopvangtoeslag”, opgenomen als bijlage bij het besluit.
Verder heeft UHT in haar schriftelijke verweer het besluit met een uitgebreide uitleg met LIC-overzichten en overige producties nader toegelicht.
Dat op een aantal punten de compensatieberekening onjuist blijkt te zijn, vormt naar het oordeel van de Commissie geen aanleiding om een motiverings- of zorgvuldigheidsgebrek aan te nemen. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek om vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit proceskosten heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie UHT om:

• Het bezwaar gedeeltelijk gegrond te verklaren;
• De compensatieberekening als volgt aan te passen:
o De vergoeding voor beroepshalve verleende juridische bijstand (toeslagjaren 2009, 2010 en 2011) vast te stellen op een bedrag van (in totaal) € 5.250,-;
o De vergoeding voor immateriële schade te berekenen tot de datum van de beschikking op bezwaar;
o De rentevergoeding over gemiste KOT te berekenen tot 16 maart 2022;
o De aanvullende vergoeding van 1% opnieuw te berekenen.
• De proceskosten te vergoeden op basis van 2 procespunten met een wegingsfactor 2 en daarbij de hoogste vergoeding per procespunt toe te kennen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter