BAC 2022-06362
Publicatiedatum 23-12-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 12 april 2022 met kenmerk UHT-HD CWS
Ontvangst bezwaarschrift: 21 april 2022
Hoorzitting: 3 juli 2024
Overdracht advies aan UHT: 12 september 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om de beschikking van 12 april 2022 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen en een proceskostenvergoeding toe te kennen.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de beschikking aanvullende werkelijke schadevergoeding van 12 april 2022. Belanghebbende heeft verzocht om toekenning van aanvullende schadevergoeding voor de werkelijke schade. Deze beschikking (hierna: de bestreden beschikking) is uitgebracht na advies van de Commissie Werkelijke Schade van 14 maart 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moet de bestreden beschikking geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- UHT heeft beslist dat belanghebbende definitief recht heeft op een compensatiebedrag van € 30.000. Deze compensatie heeft betrekking op berekeningsjaar 2014.
- Belanghebbende heeft op 31 maart 2021 een verzoek om aanvullende schadevergoeding ingediend bij de Commissie aanvullende schadevergoeding
werkelijke schade (hierna: CWS). - CWS heeft op 14 maart 2022 geadviseerd om een aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade ad € 12.268,47 toe te kennen.
- Bij beschikking van 12 april 2022 (UHT-HD CWS) (hierna: de bestreden beschikking) heeft UHT aan belanghebbende medegedeeld dat zij (overeenkomstig het advies van CWS) aanvullende vergoeding voor werkelijke schade ad € 12.269 ontvangt.
- Bij brief ontvangen op 21 april 2022 heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de bestreden beschikking.
- Bij schriftelijke reactie d.d. 8 februari 2024 heeft UHT gereageerd op het bezwaar van belanghebbende.
- Bij e-mailbericht van 2 juli 2024 heeft UHT een nader standpunt ingenomen.
- Op 3 juli 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van
partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij het advies. - Bij e-mailbericht van 5 juli 2024 heeft belanghebbende haar bezwaargronden nader uiteengezet.
- Bij e-mailbericht van 8 juli 2024 heeft UHT nader gereageerd.
- Dit advies wordt uitgebracht door [fungerend voorzitter] en [leden].
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Het toetsingskader
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag biedt de wet gedupeerde ouders de mogelijkheid – naast de (deels) forfaitaire compensatie – ook een verzoek tot vergoeding van aanvullende compensatie voor werkelijke schade te doen. Dit verzoek kan door de gedupeerde ouder worden ingediend bij CWS. Artikel 2.1, derde lid, Wht vermeldt de gang van zaken rondom de indiening van dit verzoek, dat met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht wordt beoordeeld (zie ook Afdeling Bestuursrechtspraak 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620). De gedupeerde ouder dient daarbij informatie te verschaffen waaruit aannemelijk wordt i) dat en in welke mate daadwerkelijk sprake is van aanvullende schade en ii) dat die schade het gevolg is van de handelswijze van de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) waarvoor de ouder al gecompenseerd is.
Omdat CWS is ingesteld om gedupeerde ouders de gang naar de rechter te besparen,
dient de adviesprocedure tegemoet te komen aan de eisen van een eerlijk proces als
bedoeld in artikel 6, lid 1 EVRM.
Nadat CWS heeft beoordeeld of een gedupeerde ouder recht heeft op aanvullende compensatie, wordt het advies uitgebracht aan UHT. UHT mag haar beslissing op het onderzoek van CWS baseren, nadat ze zich ervan vergewist heeft dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken
conclusies daarop aansluiten. UHT kan ter motivering van haar besluit over aanvullende compensatie volstaan met verwijzing naar het advies van CWS, als het advies zelf de motivering bevat en van het advies kennis is of wordt gegeven. Het is mogelijk dat UHT in uitzonderlijke gevallen tot een beslissing komt die ten nadele van de belanghebbende afwijkt van het advies van CWS, maar dit moet dan goed onderbouwd worden.
In een bezwaarprocedure als de onderhavige beoordeelt de Commissie of UHT op een juiste wijze invulling heeft gegeven aan de vergewisplicht. Deze toets vindt in beginsel plaats aan de hand van de door belanghebbende ingediende gronden van het bezwaar.
In het geval UHT in negatieve zin is afgeweken van het advies van CWS, beoordeelt de
Commissie of dit goed onderbouwd heeft plaatsgevonden. De Commissie zal aan de hand van deze uitgangspunten beoordelen of UHT zich in dit geval kon baseren op het advies van CWS.
Bezwaren belanghebbende
Belanghebbende stelt dat een aantal schadeposten voor een te laag bedrag zijn toegekend, althans dat deze op onjuiste gronden zijn afgewezen.
Advies CWS
In haar advies zet CWS uiteen op welke wijze de communicatie met belanghebbende heeft plaatsgevonden. Vervolgens gaat CWS per schadepost uitgebreid en inhoudelijk in op hetgeen door belanghebbende is aangevoerd en de gegevens die zijn overgelegd.
Hierna onderbouwt CWS aan de hand hiervan haar beoordeling en de conclusie die zij
hieruit trekt: toekenning van aanvullende compensatie ad € 12.269.
In haar rapportage 'Oog voor mens en ruimhartiger herstel' van de maand april 2024 beschrijft de CWS het voornemen om een ruimere toets te hanteren. In haar publicatie
'De werkwijze en het schadekader van de Commissie Werkelijke Schade' heeft CWS haar beleid uiteengezet. Dit beleid geldt per 3 juni 2024 (hierna: 'aangepaste beleid') en is op 1 juli 2024 gepubliceerd op de website van CWS; https://www.werkelijkeschade.nl/onsschadekader.
In haar aangepaste beleid vermeldt CWS onder andere dat zij de vergoeding van
immateriële schade beoordeelt aan de hand van 5 bouwstenen (A tot en met E).
Beslissing UHT
UHT neemt het advies van 14 maart 2022 van CWS over en verwijst in haar beslissing van 12 april 2022 naar dit advies. In haar schriftelijke reactie van 8 februari 2024 licht UHT toe dat zij het advies van CWS gevolgd heeft omdat uit het advies van CWS blijkt hoe de bedragen van de aanvullende compensatie tot stand zijn gekomen.
Met inachtneming van het hiervoor genoemde aangepaste beleid van CWS heeft UHT vervolgens een nader standpunt ingenomen. UHT voert aan dat aan belanghebbende een totaalbedrag ad € 19.000 ter zake van vergoeding van immateriële schade toegekend dient te worden. In haar e-mails van 2 en 8 juli 2024 heeft UHT uiteengezet
hoe zij tot dit bedrag komt. Voor bouwsteen A kent UHT € 5.000 toe. Voor bouwsteen
B kent zij een bedrag van € 4.500 toe. Voor bouwsteen C kent UHT € 2.500 toe. Voor bouwsteen E kent UHT een bedrag ad € 7.000 toe. Dit totaalbedrag komt overeen met het oorspronkelijk door CWS geadviseerde bedrag (productie 4 advies CWS, dossier pagina 50). Hieronder gaat de Commissie nader in op dit totaalbedrag.
Aanvullend kent UHT nog € 500 toe voor de gevolgde CWS-procedure en (totaal) € 500 voor regelzaken voor berekeningsjaar 2014 en de bezwaarprocedure in 2015. UHT stelt zich op het standpunt dat gelet op deze aanvullende vergoeding het primaire besluit herroepen dient te worden.
De Commissie
De Commissie heeft kennis genomen van de rapportage 'Oog voor mens en ruimhartiger herstel' van CWS en het in verband hiermee aangepaste beleid. De Commissie overweegt als volgt. Naar het oordeel van de Commissie heeft CWS in haar advies van 14 maart 2022 voldoende en uitgebreid gemotiveerd hoe zij is gekomen tot de verschillende onderdelen van dit advies. Waar CWS heeft geadviseerd om geen schade te vergoeden, heeft zij gemotiveerd aangegeven dat belanghebbende deze schade niet, althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
Met betrekking tot de vergoeding voor immateriële schade overweegt de Commissie als volgt. Ten tijde van het CWS-advies was nog geen sprake van het per 3 juni 2024 aangepaste CWS-beleid. Volgens dit aangepaste beleid vindt CWS het belangrijk om in
haar advies duidelijk te maken hoe de immateriële schadevergoeding is berekend. Daarom werkt CWS met bouwstenen. Per bouwsteen beoordeelt CWS een aantal factoren die meewegen bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van immateriële schade.
Elk advies is maatwerk, aldus CWS. Er is ruimte om extra factoren mee te wegen als een individuele zaak daarom vraagt. Aan elke factor die van toepassing is bij bouwsteen A, wordt door CWS, afhankelijk van de zwaarte van de factor, een bedrag toegekend. De concrete omstandigheden van het geval zijn hiervoor bepalend (aangepaste beleid, hoofdstuk 2). Op basis van dit nieuwe beleid heeft UHT de schade opnieuw berekend, zoals hierboven onder 'Beslissing UHT' uiteen is gezet. Te dien aanzien overweegt de Commissie als volgt.
Bouwsteen A
De Commissie overweegt dat in het aangepaste beleid voor de (niet limitatieve) factoren onder bouwsteen A géén standaardbedragen worden vermeld. De omvang van de immateriële schade wordt onder deze bouwsteen afzonderlijk per factor vastgesteld, afhankelijk van de zwaarte van deze factor. UHT heeft er in haar nadere schadevaststelling desondanks voor gekozen om toch van een standaardbedrag van € 500 per factor uit te gaan. Op zich lijkt dat de commissie niet onredelijk, temeer nu
belanghebbende zich daar niet tegen heeft verzet.
Bouwsteen B
De Commissie overweegt verder dat UHT met betrekking tot bouwsteen B in haar e-mail van 8 juli 2024 abusievelijk heeft vermeld dat belanghebbende één kind heeft.
Belanghebbende heeft echter 2 kinderen, zodat de Commissie UHT adviseert om bouwsteen B vast te stellen op een bedrag van € 4.500 zoals ook aangegeven in de e-mail van UHT van 2 juli 2024.
Bouwstenen C en D
Ter zake van bouwsteen C en het toegekende bedrag ad € 2.500 heeft belanghebbende geen nadere gronden aangevoerd. Bouwsteen D is niet van toepassing aldus UHT. Belanghebbende heeft ter zake evenmin nadere gronden aangevoerd, zodat de Commissie uitgaat van de berekening van UHT, zodat ook op dit punt UHT wordt gevolgd.
Bouwsteen E
Met betrekking tot bouwsteen E rekent UHT abusievelijk met 14 periodes van een half
jaar (periode 19 juli 2014 tot adviesdatum CWS 14 maart 2022) à € 500. De
Commissie telt ter zake van deze periode totaal 7 jaar en bijna 8 maanden: 15 periodes van een half jaar. De Commissie adviseert UHT daarom om bouwsteen E te verhogen
naar een bedrag van € 7.500.
Aanvullend kent UHT nog € 500 toe voor de gevolgde CWS-procedure en (totaal) € 500 voor regelzaken voor berekeningsjaar 2014 en de bezwaarprocedure in 2015. De Commissie is het eens met dit standpunt.
Samenvatting
De Commissie acht het standpunt van UHT met betrekking tot bouwstenen A, B, C, D en E navolgbaar, met dien verstande dat de Commissie UHT adviseert voor bouwstenen B en E in haar beslissing op bezwaar de hierboven vermelde hogere bedragen te hanteren.
Proceskostenvergoeding
Nu het primaire besluit naar de mening van de Commissie dient te worden herroepen, adviseert de Commissie om het verzoek voor vergoeding van de kosten van rechtsbijstand in deze bezwaarprocedure toe te wijzen. Op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht heeft belanghebbende recht op een forfaitaire vergoeding op basis van 2 procespunten (bezwaarschrift en verschijnen hoorzitting) met een wegingsfactor 2. Net als in eerdere zaken adviseert de Commissie daarbij de hoogste
vergoeding per procespunt toe te kennen.
Conclusie en advies
Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:
- de beschikking van 12 april 2022 met kenmerk UHT-HD CWS te herroepen;
- een bedrag van € 5.000 toe te kennen voor bouwsteen A;
- voor bouwsteen B een bedrag toe te kennen van € 4.500;
- voor bouwsteen C een bedrag toe te kennen van € 2.500;
- voor bouwsteen E een bedrag toe te kennen van € 7.500;
- een bedrag van € 500 toe te kennen voor regelzaken (2014) en de bezwaarprocedure (2015);
- een bedrag van € 500 toe te kennen voor de gevolgde CWS-procedure;
- het verzoek om een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te wijzen, zoals vermeld in dit advies.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter