Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06188

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]

Primair besluit: 15 maart 2022 met kenmerk UHT-DC I en UHT-DC-I A

Ontvangst bezwaarschrift: 13 en 14 april 2022

Hoorzitting: 14 september 2023

Overdracht advies aan UHT: 25 september 2023

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten in stand te laten.

Onderwerp van advies

Op 15 maart 2022 heeft UHT 3 beschikkingen genomen ten aanzien van (hierna: belanghebbende):

  1. in de beschikking met kenmerk UHT-DC I is aan belanghebbende een definitief
    compensatiebedrag van € 18.996 toegekend voor de jaren 2014 en 2015. Over die periode zijn namelijk fouten gemaakt door Belastingdienst/Toeslagen (hierna: B/T) bij de beoordeling van de situatie van belanghebbende;
  2. in de beschikking met kenmerk UHT-DC-I A is beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie over toeslagjaar 2013 omdat bij de beoordeling van de kinderopvang voor deze jaren geen fouten zijn gemaakt;
  3. in de beschikking met kenmerk UHT-DH5 A is beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor 2013 omdat niet is gebleken dat B/T te streng is geweest bij het uitvoeren van de regels van de kinderopvangtoeslag.

Door de [gemachtigde] is namens [belanghebbende] op 13 april 2022 een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking 2 en op 14 april 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend tegen de beschikking 1.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking getreden. Gelet op het
bepaalde in artikel 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Deze bezwaarschriftprocedure heeft alleen betrekking op de toekenning van de standaard vergoedingen en niet op de vergoeding van de werkelijke schade. Hiervoor is de procedure bij de Commissie Werkelijke Schade bestemd.

Procesverloop

  • Op 9 april 2020 heeft belanghebbende telefonisch verzocht om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT) over de jaren 2013, 2014 en 2015.
  • Bij beschikking van 21 april 2021 (met kenmerk UHT-B DMB2) heeft UHT naar aanleiding van de eerste toets een forfaitair bedrag van € 30.000 uitgekeerd.
  • Op 23 november 2021 heeft de Commissie van Wijzen als advies uitgebracht dat de compensatieregeling op 2013 niet en op 2014 en 2015 wel van toepassing is.
  • Op 24 december 2021 heeft UHT als vooraankondiging meegedeeld dat het voorlopige compensatiebedrag voor de jaren 2014 en 2015 is vastgesteld op € 18.826.
  • Bij beschikking van 15 maart 2022 heeft UHT het definitieve compensatiebedrag bepaald op € 18.996.
  • Op 15 maart 2022 heeft UHT beslist dat belanghebbende geen recht heeft op compensatie voor 2013, omdat over deze periode geen fouten zijn gemaakt en ook niet te streng is gehandeld bij het uitvoeren van de regels.
  • Op zowel 13 als 14 april 2022 heeft gemachtigde een bezwaarschrift ingediend: tegen de beschikkingen voor 2013, respectievelijk 2014 en 2015.
  • Op 15 december 2022 heeft gemachtigde aanvullende gronden van bezwaar ingediend.
  • Op 23 december 2022 heeft UHT hierop schriftelijk gereageerd.
  • Op 14 september 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Het bezwaar is ontvankelijk.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Toeslagjaar 2013

De Commissie overweegt dat in 2013 inderdaad een neerwaartse correctie van € 15
heeft plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt dat deze heeft plaatsgevonden op grond van de door belanghebbende doorgegeven informatie. Daarom vindt de Commissie dat geen sprake is van een institutioneel vooringenomen handelswijze.

Gemachtigde stelt dat pas na ontvangst van het bezwaardossier begrijpelijk werd waarom zij geen aanspraak maakt op compensatie over toeslagjaar 2013. Belanghebbende heeft slechts eenmaal gesproken met de persoonlijk zaakbehandelaar en voelt zich daarom niet goed geïnformeerd over dit besluit. Het voeren van de bezwaarprocedure is te wijten aan het gebrek van transparantie van UHT. Belanghebbende wil hiervoor gecompenseerd worden.

De Commissie begrijpt dat belanghebbende ontevreden is over het optreden van UHT en dat zij pas na het instellen van bezwaar duidelijkheid heeft verkregen waarom zij over 2013 geen aanspraak maakt op compensatie. De toepasselijke wetgeving maakt het echter niet mogelijk om het bezwaar gegrond te verklaren op grond van de door belanghebbende aangevoerde argumenten.

Toeslagjaren 2014 en 2015

Als reactie op het definitieve compensatiebedrag brengt gemachtigde naar voren dat
belanghebbende in haar herinnering veel meer KOT heeft moeten terugbetalen door
beslagleggingen en verrekeningen dan de bedragen die door UHT in de bestreden
beschikking worden gebruikt.

De Commissie overweegt dat uit het dossier blijkt dat de bedragen in de
compensatieberekening zijn vastgesteld aan de hand van de gegevens die UHT tot haar beschikking had. De bedragen zijn afkomstig van onder meer de voorschotbeschikkingen en definitieve beschikkingen alsmede de overzichten van het Landelijk Incassocentrum (hierna LIC-overzichten). De Commissie is van oordeel dat met het indienen van de uitgebreide schriftelijke reactie waarin de berekening puntsgewijs is toegelicht, de compensatieberekening voldoende is onderbouwd. De Commissie acht het bezwaar op dit punt ongegrond.

Naar aanleiding van de hoorzitting merkt de Commissie op het aannemelijk te achten dat de vlucht van belanghebbende naar Engeland extra kosten met zich heeft meegebracht en gelet op de geschetste feiten en omstandigheden extra belastend is geweest. Indien belanghebbende het aannemelijk kan maken dat meer schade is geleden dan het reeds toegekende bedrag van € 30.000 kan belanghebbende een verzoek indienen bij de Commissie Werkelijke Schade (hierna: CWS) op basis van artikel 2.1 lid 3 Wht. Dit verzoek wordt door CWS met toepassing van het civielrechtelijke schadevergoedingsrecht beoordeeld.

Conclusie

Gelet op het vorenstaande adviseert de Commissie:

  • de bezwaren ongegrond te verklaren en de bestreden besluiten in stand te laten; en
  • het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter