Ga direct naar de inhoud Ga direct naar de footer

BAC 2022-06185 en 2023-12087

Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen

Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)

Betreft: de bezwaarschriften van belanghebbende

Primair besluit: 8 maart 2022 met als kenmerk UHT-CHR GU
27 januari 2023 met als kenmerk UHT-DCHA

Ontvangst bezwaarschrift: 13 april 2022
21 februari 2023

Hoorzitting: 28 februari 2024

Overdracht advies aan UHT: 23 april 2024

Samenvatting

De Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaarschrift gericht tegen de
beschikking eerste toets van 8 maart 2022 (UHT-CHR GU) ongegrond te
verklaren en deze beslissing in stand te laten.
De Commissie adviseert UHT om het bezwaarschrift gericht tegen de definitieve
beschikking beoordeling kinderopvangtoeslag van 27 januari 2023 (UHT-DCHA)
ongegrond te verklaren en deze beslissing in stand te laten.

Onderwerp van advies

Het door gemachtigde namens belanghebbende op 13 april 2022 ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door Belastingdienst/Toeslagen, Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen beschikking eerste toets van 8 maart 2022 (UHT-CHR GU). In deze beschikking is het verzoek om betaling van € 30.000,- afgewezen.

Het bezwaarschrift van 21 februari 2023 van belanghebbende is gericht tegen de door
UHT genomen definitieve beschikking beoordeling kinderopvangtoeslag van 27 januari 2023 (UHT-DCHA). In deze beschikking is het verzoek om compensatie voor
berekeningsjaren 2016 tot en met 2019 afgewezen.

Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden.

Gelet op het bepaalde in de artikelen 8.6 en 9.2 Wht moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.

Procesverloop

  • Belanghebbende heeft zich bij UHT aangemeld met het verzoek om een
    herbeoordeling van kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
  • Bij beschikking van 8 maart 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat zij
    (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000,-.
  • Bij brief van 13 april 2022 heeft belanghebbende tegen deze beschikking een
    bezwaarschrift ingediend.
  • Bij schriftelijke reactie van 24 november 2022 heeft UHT gereageerd op het
    bezwaar van belanghebbende.
  • De Commissie van onafhankelijke deskundigen hersteloperatie toeslagen (hierna
    aangeduid als Commissie van Wijzen -CvW-) heeft in haar advies van 9 januari
    2023 geoordeeld dat gedurende de berekeningsjaren 2016 tot en met 2019 geen
    sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen, zoals bedoeld in
    artikel 2.1 lid 1, onderdeel a Wht of van onbillijkheden, zoals bedoeld in artikel
    2.1 lid 1, onderdeel b Wht.
  • Bij beschikking van 27 januari 2023 heeft UHT aan belanghebbende bericht dat zij
    geen recht heeft op compensatie over de berekeningsjaren 2016 tot en met 2019.
  • Bij brief ontvangen op 21 februari 2023 heeft belanghebbende een bezwaarschrift
    ingediend tegen de beschikking van 27 januari 2023.
  • Bij schriftelijke reactie van 6 maart 2023 heeft UHT gereageerd op het bezwaar
    van belanghebbende.
  • Op 28 februari 2024 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in
    aanwezigheid van partijen. Het verslag van deze hoorzitting is gevoegd bij dit
    advies.
  • Na de hoorzitting van 28 februari 2024 heeft de Commissie aan UHT verzocht om
    nadere gegevens en informatie te verstrekken, waarna belanghebbende hierop
    kan reageren.
  • Op 18 maart 2024 heeft UHT een aanvullende schriftelijke reactie en een
    aanvullend dossier ingediend. Belanghebbende heeft hier op 4 april 2024 op
    gereageerd.

Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen

Niet in geschil is dat de bezwaarschriften van belanghebbende ontvankelijk zijn.

Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit

Volledig dossier
Belanghebbende stelt dat UHT niet alle op de bezwaar betrekking hebbende stukken
heeft overlegd.

UHT heeft het ontbrekende stuk na de hoorzitting alsnog toegezonden. De Commissie
deelt het standpunt dat dit stuk initieel in het dossier had behoren te zitten. Nu het stuk alsnog is toegezonden zijn alle op bezwaar betrekking hebbende stukken overlegd.

Persoonlijk dossier
De Commissie neemt er nota van dat belanghebbende nog niet in het bezit is gesteld van haar persoonlijk dossier. Het verzoek om een afschrift van het persoonlijk dossier valt buiten de reikwijdte van deze bezwaarprocedure. De Commissie wijst in dit verband nog op de uitspraak van rechtbank Gelderland van 13 juli 2023 (ECLI:NL:RBGEL:2023:3940), rechtsoverweging 7.2. Hierin overweegt de rechtbank dat, hoewel zij begrijpt dat eiseres graag over haar persoonlijk dossier wil beschikken, UHT alleen de op de zaak betrekking hebbende stukken hoeft te overleggen. Het bezwaar van belanghebbende is op dit onderdeel ongegrond.

Zorgvuldigheid
Hoorgesprek persoonlijk zaakbehandelaar
Belanghebbende heeft op de hoorzitting aangevoerd dat UHT buiten aanwezigheid van haar gemachtigde telefonisch het oudergesprek heeft gevoerd. Belanghebbende werd op dat moment wel al bijgestaan door gemachtigde en UHT was hiermee bekend, zo blijkt uit het beoordelingsformulier (productie 29, pagina 97 en pagina 117-118). Belanghebbende acht het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel dat UHT het hoorgesprek met belanghebbende heeft gevoerd buiten aanwezigheid van haar
gemachtigde.
De Commissie overweegt hierover als volgt. Het hoorgesprek door de persoonlijk
zaakbehandelaar heeft (mede) als doel om het volledige persoonlijke verhaal van
belanghebbende in verband met KOT-gerelateerde feiten en (bijzondere)
omstandigheden, alsmede de gevolgen van de problemen met de KOT vast te leggen.
Een ander doel van het hoorgesprek is om duidelijkheid te verkrijgen over de aard en
omvang van eventuele werkelijke schade. De Commissie is van mening dat het
hoorgesprek een zeer belangrijke basis kan zijn voor de herbeoordeling door UHT. In dit geval heeft UHT onzorgvuldig gehandeld door belanghebbende te horen buiten
aanwezigheid van haar gemachtigde, terwijl UHT bekend was met de bijstand door deze gemachtigde. Dit geldt temeer nu belanghebbende de Nederlandse taal niet voldoende machtig was en telefonisch werd gehoord. Uit het voorlopige bezwaarschrift van belanghebbende (productie 31) leidt de Commissie af dat gemachtigde niet op de hoogte is gesteld van de inhoud van het hoorgesprek, ook niet nadat afwijzend is beschikt op het verzoek om toekenning van € 30.000,-.

Belanghebbende heeft op de hoorzitting ook aangevoerd dat het telefonische
hoorgesprek met belanghebbende werd gevoerd met hulp van het minderjarige kind van belanghebbende. Zij heeft vertaald voor belanghebbende. Belanghebbende acht deze gang van zaken in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel.
Met belanghebbende overweegt de Commissie dat een zorgvuldige bejegening door UHT met zich meebrengt dat vertaling van de inhoud van een inhoudelijk gesprek met een belanghebbende niet plaats behoort te vinden door een (minderjarig) kind. Dit geldt des te meer nu het gesprek zag op feiten en omstandigheden die betrekking hadden op de zaak van belanghebbende. De Commissie begrijpt dat UHT geen beleid heeft voor dit soort situaties en zij adviseert UHT om ter zake alsnog beleid te ontwikkelen.

Zienswijze
Gemachtigde stelt dat belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld om haar
zienswijze kenbaar te maken, nu zij geen vooraankondiging(en) heeft ontvangen.
De Commissie overweegt dat UHT voorafgaande aan haar beslissing op basis van artikel 6.7 lid 1 Wht gehouden is om belanghebbende schriftelijk te informeren door middel van een vooraankondiging. Vervolgens kan belanghebbende een zienswijze indienen. Hiermee wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld om actief aanspraak te kunnen maken op erkenning van de eigen belangen en op betrokkenheid bij de bepaling van de inhoud van haar rechten en verplichtingen. De overheid dient hiermee in haar besluitvorming rekening te houden (TK 1988-1989, 21 221, nr. 3, p. 11-12, PG Awb I, p. 39.). UHT heeft gehandeld in strijd met het beginsel van een zorgvuldige voorbereiding van haar besluit(en) (artikel 3:2 Algemene wet bestuursrecht).

Zorgvuldigheid; conclusie
De handelwijze van UHT ter zake van de totstandkoming van de aangevallen primaire
besluiten is onbehoorlijk en onzorgvuldig geweest. In het licht van het voorgaande
behoeft dit standpunt van de Commissie geen nadere toelichting. Het bezwaar is op dit onderdeel gegrond. Voor zover de belangen van belanghebbende hierdoor geschaad zijn, heeft zij haar standpunt in deze bezwaarprocedure naar voren kunnen brengen en dit kunnen onderbouwen. Het gegrond bevinden van dit onderdeel van het bezwaar leidt niet tot herroeping van de bestreden beschikkingen.

Werkwijze en informatievoorziening KOT door B/T en tijdstip beslissingen.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat brieven van B/T aan belanghebbende te laat zijn verstuurd. Ook heeft het erg lang geduurd voordat B/T (voorschot)beschikkingen KOT aan belanghebbende heeft verzonden. Belanghebbende is niet tijdig gewaarschuwd door B/T. Belanghebbende stelt voorts vragen bij de wijze waarop B/T wijzigingen in KOT heeft behandeld. De Commissie overweegt dat het in deze procedure niet gaat om het beoordelen van de tijdigheid van (onherroepelijke) KOT-beschikkingen of van de werkwijze van- en communicatie door B/T ter zake van wijzigingen in de KOT. Het niet tijdig communiceren door B/T en/ of het door B/T niet tijdig vaststellen van (definitieve) beschikkingen KOT is geen aanleiding om vooringenomen handelen of hardheid aan te nemen. Het bezwaar is op dit onderdeel ongegrond.

Vergoeding voor werkelijk geleden schade
Belanghebbende stelt dat haar gezin en zijzelf ernstig geleden hebben als gevolg van
fouten van B/T. Belanghebbende verzoekt om toekenning van immateriële schade. De
Commissie overweegt als volgt. Een dergelijk verzoek dient bij de Commissie
aanvullende schadevergoeding werkelijke schade (hierna: CWS) te worden ingediend.
Echter nu belanghebbende niet in aanmerking komt voor compensatie op grond van de Wht kan er ook geen sprake zijn van aanvullende compensatie.

Proceskostenvergoeding
De Commissie adviseert om de bestreden beschikkingen in stand te laten.
Belanghebbende heeft geen recht op een proceskostenvergoeding.

Conclusie

Gelet op het voorgaande adviseert de Commissie UHT om:

  • de beschikkingen van 8 maart 2022 (UHT-CHR GU) en van 27 januari 2023 (UHTDCHA) in stand te laten;
  • het verzoek om een proceskostenvergoeding af te wijzen.

[handtekening]

Secretaris

[handtekening]

Fungerend voorzitter