BAC 2022-06095
Publicatiedatum 01-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 28 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 8 april 2022
Hoorzitting: 10 oktober 2023
Overdracht advies aan UHT: 22 januari 2024
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om
het bezwaar ongegrond te verklaren.
Onderwerp van advies
Door gemachtigde is namens belanghebbende op 7 april 2022 een bezwaarschrift ingediend. Het bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT genomen (afwijzende) beschikking lichte toets van 28 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming
compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij
Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021
(Staatscourant 2021, 28304).
Op 5 november 2022 is de Wet hersteloperatie toeslagen (hierna: Wht) in werking
getreden (Staatsblad 2022, 433). Gelet op de artikelen 8.6 en 9.2 Wht wordt de
bestreden beschikking geacht te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft verzocht om een herbeoordeling van de Kinderopvangtoeslag
(hierna: KOT).
- Bij beschikking van 28 maart 2022 is aan belanghebbende medegedeeld dat UHT op
basis van de uitgevoerde lichte toets (nog) geen reden ziet om aan belanghebbende
€ 30.000 toe te kennen en dat de integrale beoordeling nog moet worden
uitgevoerd.
- Gemachtigde heeft hiertegen op 8 april 2022 een bezwaarschrift ingediend. Op 21
april 2022 is de ontvangst bevestigd.
- Op 5 april 2023 heeft UHT een schriftelijke reactie gegeven op de bezwaargronden.
- Op 10 oktober 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in (digitale)
aanwezigheid van partijen. Het hoorverslag is bij dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
In het kader van de hersteloperatie KOT heeft het kabinet eind 2020 aanvullende
maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die
maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000 aan alle
gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek
wordt gehonoreerd.
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde lichte toets. Na de lichte toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie ziet zich in deze procedure voor de vraag gesteld of UHT terecht en op
goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming op basis van de eerste toets af te wijzen.
De Commissie kan UHT volgen ten aanzien van de motivering van het besluit en de
zorgvuldigheid van het hieraan ten grondslag liggende onderzoek. Hoewel de beschikking geen uitvoerige motivering bevat, heeft UHT met de schriftelijke reactie en diverse documenten waaronder SAS-overzichten en RKT-bestanden alsnog gemotiveerd waarom het op basis van de lichte toets aan belanghebbende geen € 30.000 heeft toegekend.
UHT heeft in de schriftelijke reactie de wijzigingen in de KOT voor de toeslagjaren 2007
en 2008 toegelicht.
Voor 2007 is de KOT op 18 mei in 2011 nihil gesteld omdat belanghebbende de door B/T gevraagde informatie niet volledig zou hebben aangeleverd en evenmin zou hebben gereageerd op het aanvullende verzoek om informatie van 28 maart 2011. B/T verzocht om deze aanvullende informatie, omdat de ouder-kind relatie niet kon worden vastgesteld tussen belanghebbende en de twee kinderen waarmee hij een huishouding vormde. Na een beroepsprocedure is de KOT voor 2007 uiteindelijk toegekend. Uit onder meer een DNA-test bleek dat belanghebbende de biologische vader is van één van de kinderen.
Voor 2008 is de KOT op 7 juni 2011 nihil gesteld. Uit productie 21 van het
bezwaardossier blijkt dat belanghebbende op 29 juli 2009 via een antwoordformulier
heeft aangegeven in 2008 geen gebruik te hebben gemaakt van kinderopvang.
Op basis van deze informatie heeft UHT geconcludeerd dat geen sprake is van
institutioneel vooringenomen handelen, hardheid door B/T of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld, maar van verwerking van gegevens conform de geldende wet- en regelgeving. Voorts heeft UHT tijdens de hoorzitting aangegeven dat belanghebbende niet voorkomt op de FSV-lijst.
Naar het oordeel van de Commissie heeft UHT in het kader van de lichte toets voldoende onderbouwd dat vooralsnog geen sprake lijkt van vooringenomen handelen van B/T, hardheid of een onterechte kwalificatie opzet/grove schuld. Wel merkt de Commissie op dat gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, grondiger onderzoek naar de gang van zaken nodig is bij de integrale beoordeling.
Gezien het voorgaande kan belanghebbende (vooralsnog) niet als gedupeerde in de zin
van de herstelregelingen worden aangemerkt. De Commissie concludeert daarom dat
UHT op goede gronden tot haar besluit is gekomen. Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren.
Voor zover een grondiger bestudering tijdens de integrale beoordeling tot de conclusie
leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, kan alsnog
worden overgegaan tot compensatie.
Conclusie
Samenvattend is de Commissie van oordeel dat UHT blijkens alle ter zake overgelegde
stukken een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de lichte toets en adviseert de Commissie UHT om het bezwaarschrift ongegrond te verklaren, de bestreden beschikking in stand te laten en het verzoek om proceskosten af te wijzen.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter