BAC 2022-06008
Publicatiedatum 04-06-2024
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 31 maart 2022 met kenmerk UHT CHR GU
Ontvangst bezwaarschrift: 7 april 2022
Hoorzitting: 30 juni 2023
Overdracht advies aan UHT: 12 juli 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren en zo spoedig mogelijk de integrale beoordeling in gang te zetten.
Onderwerp van advies
Het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift is gericht tegen de door UHT
genomen beschikking eerste toets van 31 maart 2022.
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), verplaatst naar afdeling 2.1 van deze wet. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1, voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van
compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen geacht worden te zijn
genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Belanghebbende heeft op 14 april 2021 verzocht om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (hierna: KOT).
- UHT heeft belanghebbende bij de bestreden beschikking bericht dat hij nog niet in
aanmerking komt voor een compensatie van € 30.000. - Belanghebbende heeft bij brief van 4 april 2022 tegen de beschikking een
bezwaarschrift ingediend. - UHT heeft op 15 maart 2023 schriftelijk gereageerd op het bezwaarschrift.
- Op 30 juni 2023 heeft ten behoeve van het bezwaarschrift van belanghebbende
een hoorzitting plaatsgevonden. Van de hoorzitting is verslag gemaakt. Dit
verslag is achter het advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift tijdig is ingediend en ontvangen en dat het
voldoet aan de overige daaraan te stellen eisen.
Vaststaande feiten
Belanghebbende heeft geen KOT ontvangen.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de beantwoording van de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020
aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen.
Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000
aan alle gedupeerde ouders die een verzoek tot herstel hebben ingediend, indien het
verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht). Voor het beoordelen van de vraag of een
ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000 is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling.
Om over bepaalde jaren voor compensatie in aanmerking te komen, dient men in elk
geval in die jaren KOT te hebben aangevraagd. Ingevolge artikel 2.1, lid 1, Wht kan
alleen compensatie worden toegekend aan een aanvrager van KOT. Belanghebbende
heeft aangegeven dat in telefonische contacten met de Belastingdienst/Toeslagen aan
hem en zijn vrouw kenbaar is gemaakt dat het aanvragen van KOT niet zinvol was
omdat het toetsingsinkomen van het gezin te hoog zou zijn. Belanghebbende was
bang dat als hij wel KOT zou aanvragen, deze ook weer zou worden teruggevorderd.
Wat daar ook van zij, UHT kan niet worden verweten dat zij in het kader van een
lichte toets als hier aan de orde, bij gebrek aan duidelijke in een andere richting
wijzende gegevens, ervan is uitgegaan dat belanghebbende geen juridisch relevante
aanvraag tot KOT heeft ingediend. Omdat dit laatste een vereiste is voor de
toepasselijkheid van de Wht moet de hiervoor opgeworpen vraag bevestigend worden
beantwoord. Het bezwaar van belanghebbende is daarom ongegrond.
De Commissie adviseert UHT om te bevorderen dat de integrale beoordeling zo
spoedig mogelijk zal plaatsvinden. Met vorenstaande beoordeling geeft de Commissie
geen voorschot op de integrale beoordeling die nog zal plaatsvinden, los van het
bezwaarschrift dat is ingediend tegen het besluit volgend op de eerste toets.
Conclusie
Samengevat adviseert de Commissie aan UHT om:
- het bezwaar ongegrond te verklaren;
- zo spoedig mogelijk de integrale beoordeling in gang te zetten.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter