BAC 2022-05972
Publicatiedatum 01-05-2025
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van belanghebbende
Primair besluit: 18 februari 2022
Ontvangst bezwaarschrift: 6 april 2022
Hoorzitting: 6 september 2023
Overdracht advies aan UHT: 14 september 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar ongegrond te verklaren. Voorts adviseert de Commissie om de integrale beoordeling van de compensatie in gang te zetten en daarbij met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het zowel bij hem als bij zijn partner terugvorderen van de kinderopvangtoeslag (KOT) voor de toeslagjaren 2008 en 2009.
Onderwerp van advies
Het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift, is gericht tegen de door UHT genomen beschikking inzake de aanvraag van belanghebbende om toekenning van een zgn. Catshuisuitkering van 18 februari 2022.
Deze beschikking is gebaseerd op het Besluit forfaitair bedrag en verruiming compensatieregeling van 18 maart 2021 (Staatscourant 2021, 14691) gewijzigd bij Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag van 31 mei 2021, (Staatscourant 2021, 28304) (hierna: Catshuisregeling).
Op 5 november 2022 is de Wet van 2 november 2022 houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden (Stb. 2022, 433). Hiermee is de regelgeving in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag, waaronder de artikelen, 49, 49b en 49c van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir), de Compensatieregeling en het Besluit uitbreiding Catshuisregeling Kinderopvangtoeslag (Stct. 2021, nr. 28304), komen te vervallen. Op grond van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn gegeven vóór het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moet de bestreden beschikking van 18 februari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij beschikking van 18 februari 2022 is aan belanghebbende meegedeeld dat hij (nog) geen recht heeft op een betaling van € 30.000,-.
- Bij brief van 21 februari 2022, ingekomen op 6 april 2022, heeft belanghebbende daartegen bezwaar ingediend. Op 13 maart 2022 heeft UHT hier schriftelijk op gereageerd.
- Op 6 september 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Een verslag hiervan is achter dit advies gevoegd.
Ontvankelijkheid en algemene opmerkingen
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift ontvankelijk is.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is gekomen tot haar beslissing om het verzoek van bezwaarde om compensatie of tegemoetkoming vooralsnog af te wijzen.
In het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft het kabinet eind 2020 aanvullende maatregelen genomen met als doel ouders sneller recht te kunnen doen. Eén van die maatregelen betreft het uitkeren van een forfaitair bedrag van € 30.000,- aan alle gedupeerde ouders die een verzoek voor herstel hebben ingediend, indien het verzoek wordt gehonoreerd (artikel 2.7 Wht).
Voor het beoordelen van de vraag of een ouder in aanmerking komt voor toekenning van het bedrag van € 30.000,- is voorzien in het uitvoeren van een zogenaamde eerste toets. Na deze eerste toets volgt een integrale beoordeling op grond van de Wht.
De Commissie meent dat uit de schriftelijke reactie volgt dat UHT na het uitvoeren van de eerste toets heeft mogen oordelen dat zij nog geen reden zag om tot uitkering van € 30.000,- aan belanghebbende over te gaan. Immers, de bijstelling voor het toeslagjaar 2008 (van € 1.172,- naar € 927,-) heeft, voor zover tot nu toe uit de stukken blijkt, plaatsgevonden conform de door belanghebbende opgestuurde informatie (productie 6). De bijstelling voor het toeslagjaar 2009 (van € 4.482,- naar € 0,-) heeft plaatsgevonden omdat de (toeslag)partner van belanghebbende voor dit toeslagjaar ook KOT lijkt te hebben ontvangen voor hun dochter. De KOT kan slechts aan één van de ouders worden toegekend.
De wijzigingen in toegekende KOT zijn derhalve in ieder geval op het eerste gezicht verklaarbaar. Wel adviseert de Commissie UHT om belanghebbende tijdens de integrale beoordeling duidelijkheid te bieden ten aanzien van zijn bezwaargrond dat de KOT over 2008 en 2009 zowel bij hemzelf als zijn partner is teruggevorderd. Tijdens de hoorzitting is besproken dat de partner van belanghebbende ook zelf een verzoek om herbeoordeling van de KOT indient, zodat de situatie van beiden door UHT in samenhang kan worden beoordeeld. In de huidige procedure is enkel de situatie van belanghebbende bezien.
Voor zover een grondigere bestudering tot de conclusie leidt dat belanghebbende toch als gedupeerde kan worden aangemerkt, hetgeen op voorhand niet kan worden uitgesloten, dan kan alsnog worden overgegaan tot compensatie. Dit zal dan evenwel in het kader van de integrale beoordeling zijn. Dit heeft geen gevolgen voor het besluit waartegen in deze procedure in bezwaar is gekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat de Commissie UHT zal adviseren het bezwaar ongegrond te verklaren. Hiermee geeft de Commissie geen voorschot op de integrale beoordeling die nog moet plaatsvinden.
Conclusie
Samenvattend concludeert de Commissie dat UHT een voldoende zorgvuldig onderzoek heeft uitgevoerd in het kader van de eerste toets en adviseert de Commissie UHT:
-om het bezwaar ongegrond te verklaren;
-om in het besluit op bezwaar aan belanghebbende duidelijk te maken dat de beslissing op bezwaar alleen betrekking heeft op de uitvoering van de eerste toets en niet al mede een integrale beoordeling bevat;
- om bij de integrale beoordeling met name aandacht te besteden aan hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd over het zowel bij hem als bij zijn partner terugvorderen van de KOT voor de toeslagjaren 2008 en 2009.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter