BAC 2022-05948
Publicatiedatum 06-12-2023
Advies van de Bezwaarschriftenadviescommissie hersteloperatie toeslagen
Aan: Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT)
Betreft: het bezwaarschrift van [belanghebbende]
Primair besluit: 28 januari 2022 met kenmerken UHT-DH5 A, UHT-O OGS B en
UHT-DC-I A
Ontvangst bezwaarschrift: 11 maart 2022
Hoorzitting:19 januari 2023
Overdracht advies aan UHT: 8 juni 2023
Samenvatting
De Bezwaarschriftenadviescommissie (hierna: de Commissie) adviseert UHT om het bezwaar in de onderhavige zaak (deels) gegrond te verklaren en belanghebbende voor het toeslagjaar 2010 te compenseren conform artikel 2.1.1. Wht.
Onderwerp van advies
Het door [gemachtigde] namens [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift van 10 maart 2022, ingekomen op 11 maart 2022, is gericht tegen de door de Belastingdienst/Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (hierna: UHT) genomen definitieve beschikkingen opzet/grove schuld (O/GS), met kenmerk UHT-O OGS B, afwijzing compensatie kinderopvangtoeslag (hierna: KOT), met kenmerk UHT-DH5 A, alsmede de beschikking herbeoordeling KOT, met kenmerk UHT-DC-I A.
Met toepassing van de Compensatieregeling CAF 11 van 28 augustus 2020 (Stcrt. 2020, nr. 45904; hierna: Compensatieregeling) is aan belanghebbende geen compensatie toegekend op grond van vooringenomenheid of hardheid. Aan belanghebbende is wel een tegemoetkoming toegekend op grond van de kwalificatie O/GS.
Op 5 november 2022 is de Wet houdende regels ten behoeve van de hersteloperatie
toeslagen (Wet hersteloperatie toeslagen, hierna: Wht) in werking getreden. Op grond
van artikel 9.2, aanhef en onder e van de Wht werkt afdeling 2.1., voor zover hier relevant, terug tot en met 26 januari 2021.
Artikel 8.6 Wht bepaalt voorts dat beschikkingen, onder andere ter zake van compensatie, aanvullende compensatie voor werkelijke schade en tegemoetkomingen in het kader van opzet/grove schuld (O/GS) die in het kader van de hersteloperatie
toeslagen zijn gegeven voor het tijdstip van inwerkingtreding van afdeling 2.1, vanaf dat tijdstip worden aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de van
toepassing zijnde artikelen van deze afdeling.
Gelet op het voorgaande moeten de bestreden beschikkingen van 28 januari 2022 geacht worden te zijn genomen op grond van artikel 2.1 en verder van de Wht.
Procesverloop
- Bij brief van 13 januari 2021 heeft belanghebbende UHT verzocht om een
herbeoordeling van de aan haar toegekende KOT over de jaren 2009, 2010 en
2011. - UHT heeft op 30 april 2021 belanghebbende geïnformeerd dat zij op basis van
de zogeheten "lichte toets" niet in aanmerking komt voor een vergoeding van € 30.000 in het kader van de Catshuisregeling. - In haar advies van 4 januari 2022 heeft de Commissie van Wijzen geoordeeld dat
de compensatieregeling van artikel 49b van de Awir en de hardheidscompensatie
van artikel 49 van de Awir niet van toepassing zijn voor de toeslagjaren 2008 tot
en met 2011. Voor de toeslagjaren 2008 en 2009 komt belanghebbende wel in
aanmerking voor een O/GS tegemoetkoming. - Bij beschikking van 28 januari 2022, met kenmerk UHT-O OGS B, heeft UHT een
tegemoetkoming van € 6.040 aan belanghebbende toegekend. Dit bedrag is
naderhand aangevuld tot € 30.000. - Op 28 januari 2022 heeft UHT tevens 2 beschikkingen afgegeven inhoudende
afwijzing van compensatie, met kenmerk UHT-DC I A en UHT-DH5 A. - Bij brief van 10 maart 2022, ontvangen door UHT op 11 maart 2022, heeft de
gemachtigde namens belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de 3 beschikkingen van 28 januari 2022, met kenmerken UHT-DH5 A en UHT-O OGS B, UHT-DC I A. Bij brief van 17 oktober 2022 heeft de gemachtigde de bezwaargronden aangevuld. - De UHT heeft op 2 november 2022 een schriftelijke reactie ingediend op de bezwaren van de belanghebbende.
- Op 19 januari 2023 heeft de Commissie een hoorzitting gehouden in aanwezigheid van partijen. Hiervan is een verslag gemaakt voor bij het advies.
- De termijn voor de beslissing op bezwaar is, met instemming van de belanghebbende en haar gemachtigde, verlengd tot en met 31 maart 2023.
- Op 21 februari 2023 en 14 april 2023 heeft de Commissie nadere stukken
ontvangen van gemachtigde. Op 21 april 2023 heeft UHT hierop gereageerd.
Ontvankelijkheid
Het bezwaarschrift is ontvankelijk.
Overwegingen ten aanzien van de bezwaren en het bestreden besluit
Vooringenomenheid versus evident geen recht
De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of UHT terecht en op goede gronden is
gekomen tot haar beslissing om het verzoek van belanghebbende om compensatie of
tegemoetkoming op grond van vooringenomenheid of hardheid of te wijzen.
De Wht voorziet in een compensatie voor de ouder die (1) deel uitmaakte van het CAF 11-onderzoek, (2) die deel uitmaakte van een vergelijkbaar (CAF)-onderzoek of (3) die aannemelijk maakt dat de vaststelling van zijn aanspraak op KOT in enig jaar onderdeel is geweest van een institutioneel vooringenomen handelwijze van de
Belastingdienst/Toeslagen. De Wht geldt in deze situaties niet als er sprake is van een
ernstige onregelmatigheid aan de kant van de ouder.
Belanghebbende heeft geen deel uitgemaakt van het CAF 11-onderzoek of een
vergelijkbaar CAF-onderzoek. Of belanghebbende recht heeft op compensatie op grond van de Wht, dient derhalve bepaald te worden aan de hand van de vraag of
aannemelijk is gemaakt dat bij de vaststelling van de aanspraak op KOT in enig jaar sprake is geweest van institutioneel vooringenomen handelen jegens belanghebbende.
UHT heeft erkend dat belanghebbende over de toeslagjaren 2008 tot en met 2011
vooringenomen is behandeld. Maar ook al is belanghebbende vooringenomen behandeld, om in aanmerking te kunnen komen voor compensatie moet eerst vaststaan dat belanghebbende ook recht had op KOT.
2008 en 2009
Belanghebbende heeft in de jaren 2008 en 2009 een Ziektewetuitkering ontvangen en
daarop aansluitend een WIA-uitkering. In het jaar 2009 heeft belanghebbende voor
enkele uren arbeid verricht via [bedrijf]. Ook heeft belanghebbende in 2009 een WWB (Wet werk en bijstand)-uitkering ontvangen, via de gemeente.
Uit het hersteldossier en uit de door de gemachtigde aangeleverde documenten is niet
gebleken dat belanghebbende een re-integratietraject volgde in 2008 en 2009. Het
laatste is een vereiste om aanspraak te kunnen maken op KOT. Uit het hersteldossier
blijkt ook niet dat belanghebbende op een andere manier voor de jaren 2008 en 2009 is aan te merken als 'doelgroeper' voor wie de noodzaak bestond om gebruik te maken
van kinderopvang.
2010
In het jaar 2010 heeft belanghebbende een WWB-uitkering ontvangen via de gemeente. Uit de door gemachtigde na de hoorzitting aangeleverde documenten blijkt dat belanghebbende in 2010 een re-integratie traject heeft gevolgd. Uit de brief van 14 september 2010 is te herleiden dat belanghebbende een re-integratie traject heeft gevolgd in de periode van 7 september 2010 tot en met december 2010.
Voor de periode van 7 september 2010 tot en met 31 december 2010 is belanghebbende dan ook 'doelgroeper' geweest, conform de Wht, waardoor er wel recht op de KOT bestond. De Commissie meent derhalve evenals UHT in haar aanvullende reactie van 21 april 2023 dat belanghebbende voor de periode van 7 september 2010 tot en met 31 december 2010 gecompenseerd dient te worden op grond van artikel 2.1.1 Wht.
Voor het jaar 2010 adviseert de Commissie UHT het bezwaar derhalve (deels) gegrond te verklaren.
2011
Ook in het jaar 2011 heeft belanghebbende een uitkering gekregen van de gemeente. Voor 2011 zijn geen stukken aangeleverd waaruit zou blijken dat er sprake is
geweest van een re-integratie traject. Uit de mailwisseling tussen belanghebbende en UWV van 2011 blijkt slechts dat belanghebbende heeft gereageerd op een vacature en
dat zij om hulp heeft gevraagd bij het zoeken naar een passende baan. Daarnaast heeft
belanghebbende in de eerste maanden van 2011 geen opvang gebruikt en heeft zij zelf
de KOT per 1 januari 2011 stopgezet.
Gelet op het bovenstaande, is de Commissie van mening dat belanghebbende geen recht heeft gehad op KOT in de toeslagjaren 2008, 2009 en 2011. Dientengevolge heeft belanghebbende dan ook geen recht op compensatie conform de Wht. De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van deze toeslagjaren derhalve ongegrond.
Hardheidsregeling
In bepaalde omstandigheden kan belanghebbende aanspraak maken op compensatie op grond van de hardheidsregeling. Een belanghebbende komt in aanmerking voor de
hardheidsregeling, als geen beroep meer op herziening kan worden gedaan en als blijkt dat de reden voor terugvordering het niet (tijdig) betalen van een deel van de kosten voor kinderopvang was, of als blijkt dat sprake was van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de terugvordering.
Namens belanghebbende wordt aangevoerd, dat in dit geval sprake is van bijzondere
omstandigheden, omdat naar aanleiding van de terugvorderingen KOT, de gezinssituatie van belanghebbende zodanig is verslechterd dat haar kinderen uit huis zijn geplaatst. Hierbij stelt gemachtigde dat niet duidelijk is wat er met ‘bijzondere omstandigheden wordt bedoeld' en dat het duidelijk om een evenredigheidsbeoordeling gaat.
De Commissie is van mening, dat er in de periode van 2008 tot en met 2011 geen
sprake is geweest van bijzondere omstandigheden die van invloed zijn geweest op de
terugvordering KOT. Niet is gebleken dat de Belastingdienst/Toeslagen meer
bewijsstukken heeft opgevraagd dan nodig was voor de vaststelling van het recht op
KOT.
De Commissie acht het bezwaar ten aanzien van dit punt dan ook ongegrond.
O/GS tegemoetkomingsregeling 2010 en 2011
Op grond van de Wht bestaat er recht op compensatie als de belanghebbende geen
persoonlijke betalingsregeling toegekend heeft gekregen vanwege de onterechte kwalificatie opzet/grove schuld (hierna: 0/GS). Belanghebbende is van mening dat zij in
de jaren 2010 en 2011 geen betalingsregeling kon afsluiten, omdat zij op de FSV-lijst
stond vermeld.
Verder is niet aannemelijk geworden dat een vermelding op de FSV-lijst in dit verband
een rol heeft gespeeld in het niet verstrekken van de betalingsregeling.
Gelet op het vorenstaande, meent de Commissie dat belanghebbende geen recht heeft
op een O/GS tegemoetkoming voor de toeslagjaren 2010 en 2011.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, adviseert de Commissie UHT om in de beslissing op bezwaar:
- het bezwaar (deels) gegrond te verklaren;
- belanghebbende voor de periode van 7 september 2010 tot en met 31 december 2010 als `doelgroeper' voor de KOT aan te merken en haar te compenseren conform artikel 2.1.1 Wht;
- een proceskostenvergoeding voor de onderhavige bezwaarprocedure toe te kennen van 2 procespunten tegen het hoogste tarief, met een wegingsfactor 2.
[handtekening]
Secretaris
[handtekening]
Fungerend voorzitter